parketnummer: 24-002069-09
parketnummer eerste aanleg: 07-614172-09
Arrest van 12 april 2011 van het gerechtshof Arnhem, nevenzittingsplaats Leeuwarden, meervoudige strafkamer, op het hoger beroep tegen het vonnis van de kinderrechter in de rechtbank Zwolle-Lelystad van 6 augustus 2009 in de strafzaak tegen:
[verdachte],
geboren op [1992] te [geboorteplaats],
wonende te [woonplaats], [adres],
verschenen in persoon, bijgestaan door zijn raadsman, mr. R.P.A. Kint, advocaat te Almere.
Het vonnis waartegen het hoger beroep is gericht
De kinderrechter in de rechtbank Zwolle-Lelystad heeft de verdachte bij het hierboven genoemde vonnis wegens een misdrijf veroordeeld tot een straf, zoals in dat vonnis is omschreven.
Gebruik van het rechtsmiddel
De verdachte is op de voorgeschreven wijze en tijdig in hoger beroep gekomen.
Het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep van 21 juni 2010, 10 januari 2011 en 29 maart 2011, alsmede het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
De vordering van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof de verdachte ter zake van het aan hem ten laste gelegde zal veroordelen tot een taakstraf, bestaande uit een werkstraf, voor de duur van dertig uren, subsidiair vijftien dagen vervangende jeugddetentie voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaren, en met als bijzondere voorwaarde dat de verdachte zich gedurende de proeftijd zal gedragen naar de voorschriften en aanwijzingen van het Bureau Jeugdzorg Flevoland / de Jeugdreclassering, ook indien dit inhoudt dat de verdachte ITB-Criem en een behandeling bij Tactus Verslavingszorg zal volgen.
De beslissing op het hoger beroep
Het hof zal het vonnis vernietigen en opnieuw recht doen.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 29 maart 2009 in de gemeente [gemeente] (een) wapen(s) van categorie I onder 7°, te weten een electronisch balletjespistool, zijnde (een) voorwerp(en) dat/die voor wat betreft zijn/hun vorm en afmetingen een sprekende gelijkenis vertoonde(n) met (een) vuurwapen(s) en/of met (een) voor ontploffing bestemde voorwerp(en) voorhanden heeft gehad.
Overweging met betrekking tot het bewijs
De verdachte heeft ontkend zich schuldig te hebben gemaakt aan hetgeen hem is ten laste gelegd. Meer in het bijzonder heeft de verdachte ter terechtzitting van het hof verklaard dat niet hij, maar een ander, te weten [getuige 1], het in de tenlastelegging bedoelde balletjespistool voorhanden heeft gehad. Het hof acht deze lezing van de feiten van de verdachte niet geloofwaardig en grondt dit oordeel op het volgende.
De getuige [getuige 2] heeft in het verhoor bij de politie van 2 april 2009 verklaard, zo verstaat het hof, dat zijn vriend [getuige 1] (het hof begrijpt: [getuige 1]) op 29 maart 2009 een aan die [getuige 1] toebehorend wapen (het hof begrijpt: het in de tenlastelegging bedoelde op een vuurwapen gelijkend voorwerp) heeft opgehaald bij ene [verdachte] (het hof begrijpt: de verdachte), bij wie die [getuige 1] dat wapen (het hof begrijpt: het in de tenlastelegging bedoelde op een vuurwapen gelijkend voorwerp) op een eerder moment in bewaring had gegeven.
[getuige 3] heeft op 30 maart 2009 een gelijkluidende verklaring afgelegd bij de politie.
[getuige 1] heeft in het verhoor bij de politie van 30 maart 2009 verklaard dat hij op of omstreeks 28 maart 2009 een buks (het hof begrijpt: het in de tenlastelegging bedoelde op een vuurwapen gelijkend voorwerp) naar [verdachte] (het hof leest: [verdachte] en begrijpt: de verdachte) heeft gebracht en dat hij die buks (het hof begrijpt: een op een vuurwapen gelijkend voorwerp) op 29 maart 2009 heeft opgehaald bij [verdachte] (het hof begrijpt: de verdachte), samen met [getuige 3] (het hof begrijpt: [getuige 3]) en [getuige 2] (het hof begrijpt: [getuige 2]).
Het hof heeft geen enkele aanwijzing bekomen op grond waarvan deze verklaringen van [getuige 2], [getuige 3] en [getuige 1] als niet accuraat, niet betrouwbaar, dan wel ongeloofwaardig kunnen worden bestempeld.
Hetgeen door [getuige 4], gehoord als getuige ter terechtzitting van het hof op 29 maart 2011, is verklaard, kan hieraan niet afdoen. Het hof plaatst vraagtekens bij zowel de bruikbaarheid als ook de betrouwbaarheid van de door [getuige 4] afgelegde verklaring. De verklaring is weinig navolgbaar en bevat - zeker waar het de herkenning van het in de tenlastelegging bedoelde voorwerp vanaf een foto uit het strafdossier betreft - onvoldoende concrete gegevens, wellicht mede als gevolg van een door het tijdsverloop aangetast geheugen. Daarnaast acht het hof het opmerkelijk dat de aanwezigheid ter plaatse van deze [getuige 4] noch door [getuige 2], noch door [getuige 3], noch door [getuige 1] op enigerlei wijze is genoemd.
Op grond van het bovenstaande acht het hof wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het ten laste gelegde, zoals hieronder nader aangegeven in de bewezenverklaring.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het aan hem ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 29 maart 2009 in de gemeente [gemeente] een wapen van categorie I onder 7°,
te weten een elektronisch balletjespistool, zijnde een voorwerp dat voor wat betreft zijn vorm en afmetingen een sprekende gelijkenis vertoonde met een vuurwapen, voorhanden heeft gehad.
Het hof acht niet bewezen hetgeen aan de verdachte als voormeld meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen.
Kwalificatie
Het bewezen verklaarde levert op het misdrijf:
handelen in strijd met artikel 13, eerste lid van de Wet wapens en munitie.
Strafbaarheid
Het hof acht de verdachte strafbaar. Strafuitsluitingsgronden worden niet aanwezig geacht.
Strafmotivering
Het hof heeft de in hoger beroep op te leggen straf bepaald op grond van de aard en ernst van het bewezen verklaarde feit, de omstandigheden waaronder dit feit is begaan en de persoon van de verdachte. Daarbij heeft het hof in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
De verdachte heeft een balletjespistool, een verboden wapen, voorhanden gehad.
Het ongecontroleerde bezit van een dergelijk op een vuurwapen gelijkend voorwerp kan in zijn algemeenheid een gevoel van onveiligheid in de maatschappij veroorzaken.
Door te handelen als hij heeft gedaan heeft de verdachte daaraan bijgedragen.
Uit het de verdachte betreffende uittreksel uit de justitiële documentatie van 27 januari 2011 blijkt dat de verdachte niet eerder is veroordeeld ter zake van het plegen van een soortgelijk delict, zij het dat hij wel is veroordeeld ter zake van het overtreden van de Leerplichtwet 1969 en dat hij een transactie heeft voldaan ter zake van handelen in strijd met artikel 13 van de Wet wapens en munitie.
Voorts heeft het hof rekening gehouden met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals die naar voren komen in het door Raad voor de Kinderbescherming over de verdachte uitgebrachte rapport van 4 juni 2009 en het door de Jeugdreclassering uitgebrachte rapport van 16 juli 2009 en zoals die ter terechtzitting zijn gebleken.
Op grond van het vorenstaande en uit een oogpunt van normhandhaving en ter vergelding van het door de verdachte begane strafbare feit, acht het hof oplegging van een onvoorwaardelijke werkstraf passend.
Het hof zal niet d
e door de advocaat-generaal gevorderde voorwaardelijke werkstraf voor de duur van dertig uren opleggen, maar een onvoorwaardelijke werkstraf van die duur, omdat de geëiste straf naar het oordeel van het hof onvoldoende recht doet aan het bewezen verklaarde delict. Tevens heeft het hof daarbij gelet op het de verdachte betreffende uittreksel uit de justitiële documentatie zoals voornoemd. Hieruit volgt immers dat verdachte het onderhavige feit heeft gepleegd, terwijl hij voor overtreding van de Wet wapens en munitie reeds eerder een transactie in de vorm van een werkstraf heeft voldaan.
Toepassing van wetsartikelen
Het hof heeft gelet op de artikelen 77a, 77g, 77h, 77m en 77n van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 13 en 55/1 van de Wet wapens en munitie, zoals deze artikelen golden ten tijde van het bewezen verklaarde.
De uitspraak
HET HOF,
RECHT DOENDE OP HET HOGER BEROEP:
vernietigt het vonnis, waartegen het hoger beroep is gericht, en opnieuw recht doende:
verklaart het aan de verdachte ten laste gelegde bewezen en kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart dit feit en de verdachte strafbaar;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte als voormeld meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt hem daarvan vrij;
veroordeelt de verdachte [verdachte] tot een taakstraf, bestaande uit een werkstraf, voor de duur van dertig uren, met het bevel dat, voor het geval dat de veroordeelde de werkstraf niet naar behoren verricht, vervangende jeugddetentie voor de duur van vijftien dagen zal worden toegepast.
Dit arrest is aldus gewezen door mr. H.J. Deuring, voorzitter, mr. D.V.E.M. van der Wiel-Rammeloo en mr. J. Dolfing, in tegenwoordigheid van H. Kingma als griffier.