ECLI:NL:GHARN:2011:BQ1299
Gerechtshof Arnhem
- Hoger beroep
- R. van den Heuvel
- J.P. Bordes
- J.S. van Duurling
- Rechtspraak.nl
Niet-ontvankelijkheid van het Openbaar Ministerie wegens schending van de rechten van de verdachte op een eerlijk proces
In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem op 8 april 2011 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen het vonnis van de militaire kamer van de rechtbank Arnhem van 7 december 2009. De zaak betreft de niet-ontvankelijkheid van de Officier van Justitie in de vervolging van een verdachte, die eertijds militair was. De verdediging heeft aangevoerd dat er sprake is van een bewuste schending en grove veronachtzaming van de rechten van de verdachte op een eerlijk proces. Het hof heeft vastgesteld dat de feiten in deze zaak zich hebben voorgedaan in de periode van december 1991 tot juli 1992 en dat de verdachte eerder is vervolgd voor enkele van deze feiten, maar dat deze vervolging in september 1994 is beëindigd.
Het hof heeft geconstateerd dat er een uitgebreid opsporingsonderzoek is verricht door de Koninklijke Marechaussee, maar dat de verdediging niet in de gelegenheid is gesteld om enige inbreng te hebben in het onderzoek. De raadsman heeft pas op 1 december 2008 het eindproces-verbaal ontvangen, terwijl de verdachte al was gedagvaard voor de zitting van 26 januari 2009. Het hof oordeelt dat de rechten van de verdediging zijn omzeild en dat de officier van justitie de wettelijke voorschriften heeft genegeerd. Dit leidt het hof tot de conclusie dat de officier van justitie niet-ontvankelijk moet worden verklaard in de vervolging.
Het hof vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht door de officier van justitie ter zake van de tenlastegelegde feiten niet ontvankelijk te verklaren in de strafvervolging. Deze uitspraak is gedaan door de militaire kamer van het hof, waarbij de voorzitter en de leden de argumenten van de verdediging en het standpunt van de advocaat-generaal hebben meegewogen.