ECLI:NL:GHARN:2011:BQ1304

Gerechtshof Arnhem

Datum uitspraak
14 april 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
24-000828-10
Instantie
Gerechtshof Arnhem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • Hielkema
  • Lahuis
  • Foppen
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen veroordeling voor opzettelijk bezit van cocaïne

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem op 14 april 2011 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een veroordeling van de politierechter in de rechtbank Zwolle-Lelystad. De verdachte, geboren in 1976 en woonachtig in [woonplaats], was eerder veroordeeld voor het opzettelijk aanwezig hebben van 1,08 gram cocaïne. De politierechter had een geldboete opgelegd, welke de advocaat-generaal in hoger beroep handhaafde. De verdachte heeft tijdig hoger beroep aangetekend.

Tijdens de zitting in hoger beroep heeft het hof het bewijs van de tenlastelegging beoordeeld. De verdachte werd verweten op 23 september 2006 in de gemeente [gemeente] opzettelijk cocaïne aanwezig te hebben gehad. Het hof achtte de bewezenverklaring van deze feiten gerechtvaardigd en oordeelde dat de verdachte strafbaar was, zonder dat er strafuitsluitingsgronden aanwezig waren.

Bij de strafmotivering heeft het hof rekening gehouden met de aard en ernst van het bewezen verklaarde feit, de omstandigheden waaronder het feit is begaan, en de persoonlijke situatie van de verdachte. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte eerder was veroordeeld voor andere strafbare feiten, maar niet voor drugsgerelateerde delicten. De verdachte heeft werk in de bouw en het hof heeft de financiële draagkracht van de verdachte in overweging genomen bij het bepalen van de hoogte van de geldboete.

Uiteindelijk heeft het hof het vonnis van de politierechter vernietigd en de verdachte veroordeeld tot een geldboete van € 300, met de bepaling dat bij niet-betaling vervangende hechtenis van zes dagen zal worden opgelegd. Het hof heeft de verdachte vrijgesproken van andere tenlastegelegde feiten die niet bewezen zijn verklaard.

Uitspraak

Parketnummer: 24-000828-10
Parketnummer eerste aanleg: 07-603215-06
Arrest van 14 april 2011 van het gerechtshof te Arnhem, nevenzittingsplaats Leeuwarden, meervoudige strafkamer, op het hoger beroep tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Zwolle-Lelystad van 8 januari 2007 in de strafzaak tegen:
[verdachte],
geboren op [1976] te [geboorteplaats],
wonende te [woonplaats], [adres],
verschenen in persoon.
Het vonnis waarvan beroep
De politierechter in de rechtbank Zwolle-Lelystad heeft de verdachte bij het vonnis wegens een misdrijf veroordeeld tot een straf, zoals in dat vonnis omschreven.
Gebruik van het rechtsmiddel
De verdachte is op de voorgeschreven wijze en tijdig in hoger beroep gekomen.
Het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep.
De vordering van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof verdachte ter zake van het ten laste gelegde zal veroordelen tot een geldboete van € 300,=, subsidiair 6 dagen hechtenis.
De beslissing op het hoger beroep
Het hof zal het vonnis vernietigen en opnieuw recht doen.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd, dat:
hij op of omstreeks 23 september 2006 in de gemeente [gemeente] opzettelijk aanwezig heeft gehad ongeveer 1.08 gram, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet.
Bewezenverklaring
Het hof acht bewezen dat:
hij op 23 september 2006 in de gemeente [gemeente] opzettelijk aanwezig heeft gehad 1,08 gram cocaïne, zijnde cocaïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I.
Het hof acht niet bewezen hetgeen aan verdachte als voormeld meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen.
Kwalificatie
Het bewezen verklaarde levert op het misdrijf:
opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2, onder C, van de Opiumwet gegeven verbod.
Strafbaarheid
Het hof acht verdachte strafbaar. Strafuitsluitingsgronden worden niet aanwezig geacht.
Strafmotivering
Het hof heeft de op te leggen straf bepaald op grond van de aard en ernst van het bewezen verklaarde feit, de omstandigheden waaronder dat feit is begaan en de persoon van verdachte. Daarbij heeft het hof in het bijzonder het navolgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft een hoeveelheid van een voor de volksgezondheid bedreigende stof, te weten 1,08 gram cocaïne, opzettelijk aanwezig gehad.
Uit het verdachte betreffende Uittreksel Justitiële Documentatie d.d. 26 januari 2011 blijkt, dat verdachte vóór het plegen van het bewezen verklaarde feit meermalen ter zake van het plegen van strafbare feiten - zij het niet drugsgerelateerde feiten - onherroepelijk is veroordeeld.
Verdachte heeft volop werk in de bouw.
Op grond van het vorenstaande, in samenhang beschouwd, acht het hof de oplegging van de door de advocaat-generaal gevorderde geldboete, welke geldboete eveneens door de politierechter was opgelegd, passend en geboden.
Het hof heeft bij de vaststelling van de geldboete rekening gehouden met de financiële draagkracht van de verdachte voor zover deze ter zitting van het hof is gebleken.
Toepassing van wetsartikelen
Het hof heeft gelet op de artikelen 2 en 10 van de Opiumwet en de artikelen 23, 24, 24c en 63 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen golden ten tijde van het bewezen verklaarde.
De uitspraak
HET HOF,
RECHT DOENDE OP HET HOGER BEROEP:
vernietigt het vonnis, waarvan beroep, en opnieuw recht doende:
verklaart het verdachte ten laste gelegde bewezen en kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart dit feit en verdachte strafbaar;
verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte als voormeld meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt verdachte daarvan vrij;
veroordeelt verdachte [verdachte] tot een geldboete van driehonderd euro;
beveelt dat vervangende hechtenis voor de duur van zes dagen zal worden toegepast, indien noch volledige betaling noch volledig verhaal van het verschuldigde bedrag volgt.
Dit arrest is aldus gewezen door mr. Hielkema, voorzitter, mr. Lahuis en mr. Foppen, in tegenwoordigheid van Boersma als griffier.