Parketnummer: 24-002242-10
Parketnummer eerste aanleg: 07-686104-10
Arrest van 26 april 2011 van het gerechtshof te Arnhem, nevenzittingsplaats Leeuwarden, meervoudige strafkamer, op het hoger beroep tegen het vonnis van de kinderrechter in de rechtbank Zwolle-Lelystad van 9 september 2010 in de strafzaak tegen:
[verdachte],
geboren op [1993] te [geboorteplaats],
wonende te [woonplaats], [adres],
verschenen in persoon, bijgestaan door zijn raadsman mr. J.S. Staijen, advocaat te Deventer.
Het vonnis waarvan beroep
De kinderrechter in de rechtbank Zwolle-Lelystad heeft de verdachte bij het vonnis vrijgesproken van het aan hem onder 2 en 3 ten laste gelegde en wegens een misdrijf veroordeeld tot een straf, zoals in dat vonnis omschreven.
Gebruik van het rechtsmiddel
De verdachte is op de voorgeschreven wijze en tijdig in hoger beroep gekomen.
Het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep.
Ontvankelijkheid van het hoger beroep
Voor zover het hoger beroep is gericht tegen de vrijspraken ter zake het onder 2 en 3 ten laste gelegde, kan de verdachte daarin niet worden ontvangen.
De vordering van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof verdachte ter zake van het onder 1 primair ten laste gelegde zal veroordelen tot een werkstraf van 50 uur, subsidiair 25 dagen jeugddetentie, waarvan 25 uur, subsidiair 12 dagen jeugddetentie, voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar.
De beslissing op het hoger beroep
Het hof zal het vonnis, voor zover aan hoger beroep onderworpen, vernietigen en in zoverre opnieuw recht doen.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is - voor zover voor dit hoger beroep van belang - ten laste gelegd, dat:
hij op of omstreeks 27 december 2009 te [plaats] met een ander of anderen, op een voor het publiek toegankelijke plaats of in een voor het publiek toegankelijke ruimte, te weten een hal - zijnde in- en uitgang - van de onder het [plein] gelegen parkeerdek, openlijk in vereniging geweld heeft gepleegd tegen [slachtoffer], welk geweld bestond uit:
- het krachtig van achteren om/bij de keel/hals vastpakken en/of vasthouden en/of (vervolgens) op de knieën dwingen/drukken van die [slachtoffer] en/of
- het één of meermalen op tegen het (achter)hoofd van die [slachtoffer] slaan/stompen en/of
- het met kracht trappen/schoppen en/of slaan/stompen in/tegen de rug en/of de buik van die [slachtoffer];
althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden
hij op of omstreeks 27 december 2009 te [plaats] tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk mishandelend een persoon (te weten [slachtoffer]) krachtig van achteren om/bij de keel/hals heeft/hebben vastgepakt en/of vastgehouden en/of (vervolgens) op de knieën heeft/hebben gedwongen/gedrukt en/of één of meermalen op tegen het (achter)hoofd heeft/hebben geslagen/gestompt en/of krachtig in/tegen de rug en/of de buik heeft/hebben getrapt/geschopt en/of geslagen/gestompt, waardoor voornoemde [slachtoffer] letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden.
Bewezenverklaring
Het hof acht bewezen dat:
hij op 27 december 2009 te [plaats] met een ander, in een voor het publiek toegankelijke ruimte, te weten een hal - zijnde in- en uitgang - van het onder het [plein] gelegen parkeerdek, openlijk in vereniging geweld heeft gepleegd tegen [slachtoffer], welk geweld bestond uit:
- het krachtig van achteren bij de keel vastpakken en vasthouden en vervolgens op de knieën dwingen/drukken van die [slachtoffer] en
- het meermalen op het (achter)hoofd van die [slachtoffer] slaan en
- het met kracht trappen tegen de rug en de buik van die [slachtoffer].
Het hof acht niet bewezen hetgeen aan verdachte als voormeld meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen.
Kwalificatie
Het bewezen verklaarde levert op het misdrijf:
openlijk in vereniging geweld plegen tegen personen.
Strafbaarheid
De raadsman heeft een beroep gedaan op noodweer. Verdachte heeft daartoe aangevoerd dat aangever een klein Turks jongetje wilde aanvallen en dat hij door zijn handelen dit jongetje heeft beschermd.
Om een beroep op noodweer te doen slagen moet sprake zijn van een gedraging die was geboden door de noodzakelijke verdediging van eigen of eens anders lijf, eerbaarheid of goed tegen een ogenblikkelijke wederrechtelijk aanranding, waaronder mede kan zijn begrepen een onmiddellijk dreigend gevaar voor zo een aanranding.
Het hof overweegt hieromtrent het volgende. Verdachte en zijn raadsman zijn er niet in geslaagd om (zelfs maar) een begin van een gerechtvaardigd beroep op noodweer aannemelijk te maken. In het dossier bevinden zich geen verklaringen die erop wijzen dat sprake was van een kind dat door aangever aangevallen zou worden, terwijl vele ooggetuigen - ook uit de groep jongens waartoe verdachte mag worden gerekend - door de politie zijn verhoord. De pas voor het eerst ter zitting bij het hof afgelegde verklaring van getuige [getuige], die wel verklaart over een jongen van 14 à 15 jaar, doet daar niet aan af. Het hof acht gelet hierop de lezing van verdachte niet aannemelijk, zodat het namens hem gedane verweer feitelijke grondslag mist en derhalve niet kan slagen.
Het hof verwerpt het beroep op noodweer en acht verdachte strafbaar. Strafuitsluitingsgronden worden ook overigens niet aanwezig geacht.
Strafmotivering
Het hof heeft de op te leggen straf bepaald op grond van de aard en ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het feit is begaan en de persoon van verdachte. Daarbij heeft het hof in het bijzonder het navolgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich op 27 december 2009 samen met een ander schuldig gemaakt aan openlijke geweldpleging tegen aangever [slachtoffer], waarbij verdachte die [slachtoffer] bij zijn nek heeft gegrepen en in zijn buik heeft getrapt, terwijl die [slachtoffer] ook meermalen tegen zijn achterhoofd is geslagen en tegen de rug is getrapt. Door voornoemd handelen heeft verdachte inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van het slachtoffer, die daaraan een zodanig pijnlijk hoofd heeft overgehouden dat hij zich onder doktersbehandeling heeft moeten stellen. Voorts zijn gevoelens van onveiligheid opgewekt bij het slachtoffer en de gezinsleden, die bij het incident aanwezig waren, alsmede bij de omstanders die hier ongewild getuige van zijn geweest.
Het hof houdt bij de strafoplegging rekening met een verdachte betreffend uittreksel uit het justitiële documentatieregister d.d. 17 maart 2011, waaruit blijkt dat verdachte niet eerder is veroordeeld ter zake van een strafbaar feit.
Het hof heeft daarnaast acht geslagen op het rapport van de Raad voor de Kinderbescherming d.d. 28 april 2010. De inhoud daarvan is bij brief van 3 augustus 2010 herbevestigd. Hieruit blijkt dat er zowel in de thuissituatie als op school geen sprake is van zorg en dat de kans op recidive klein is. Zulks wordt bevestigd door de indruk die het hof ter terechtzitting heeft verkregen van de persoon van de verdachte. In zoverre lijkt er sprake te zijn van een incident.
Alle omstandigheden in aanmerking nemende, is het hof van oordeel dat de in eerste aanleg opgelegde en in hoger beroep door de advocaat-generaal gevorderde straf een passende afdoening is.
Toepassing van wetsartikelen
Het hof heeft gelet op de artikelen 77a, 77m, 77n, 77x, 77y, 77z en 141 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen golden ten tijde van het bewezen verklaarde.
De uitspraak
HET HOF,
RECHT DOENDE OP HET HOGER BEROEP:
verklaart verdachte niet-ontvankelijk in het ingestelde hoger beroep voor zover dat is gericht tegen de vrijspraken van het onder 2 en 3 ten laste gelegde;
vernietigt het vonnis, waarvan beroep, voor zover aan hoger beroep onderworpen, en in zoverre opnieuw recht doende:
verklaart het verdachte ten laste gelegde bewezen en kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart dit feit en verdachte strafbaar;
verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte als voormeld meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt verdachte daarvan vrij;
veroordeelt verdachte [verdachte] tot taakstraf, bestaande uit een werkstraf, voor de duur van vijftig uren, met bevel voor het geval dat de veroordeelde de werkstraf niet naar behoren verricht, dat vervangende jeugddetentie voor de duur van vijfentwintig dagen zal worden toegepast;
beveelt dat een gedeelte van de werkstraf groot vijfentwintig uren, subsidiair twaalf dagen niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten op grond, dat de veroordeelde zich voor het einde van een proeftijd van twee jaren aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Dit arrest is aldus gewezen door mr. J.A.A.M. van Veen, voorzitter, mr. H.J. Deuring en mr. D.V.E.M. van der Wiel-Rammeloo, in tegenwoordigheid van mr. W. Landstra als griffier.