ECLI:NL:GHARN:2011:BQ3330

Gerechtshof Arnhem

Datum uitspraak
28 april 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
24-000063-09
Instantie
Gerechtshof Arnhem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen veroordeling voor overtredingen van de Wet milieubeheer en de Gezondheids- en welzijnswet voor dieren

In deze zaak gaat het om een hoger beroep tegen een veroordeling door de economische politierechter in de rechtbank Zwolle-Lelystad. De verdachte, geboren in 1963 en werkzaam als veehandelaar, werd beschuldigd van het onzorgvuldig omgaan met asbesthoudende platen en het in strijd handelen met de Regeling beperkingsgebieden bluetongue 2006. De feiten zijn als volgt: in februari 2007 heeft de verdachte samen met zijn echtgenote asbesthoudende platen onverpakt opgeslagen, wat nadelige gevolgen voor het milieu kon hebben. Daarnaast heeft hij op 23 augustus 2006 herkauwers vervoerd uit een gebied waar beperkende maatregelen golden vanwege bluetongue, zonder dat het voertuig verzegeld was door de Voedsel en Waren Autoriteit.

De advocaat-generaal vorderde een veroordeling tot een geldboete van € 2.500, maar het hof heeft het vonnis van de eerste aanleg vernietigd en opnieuw recht gedaan. Het hof oordeelde dat de verdachte opzettelijk handelde in strijd met de wetgeving en dat er geen sprake was van overmacht of afwezigheid van schuld. De verdachte had moeten weten dat de regelgeving snel kon veranderen en had zich daarover moeten informeren.

Uiteindelijk werd de verdachte veroordeeld tot een geldboete van € 500, met een vervangende hechtenis van 10 dagen bij niet-betaling. Het hof hield rekening met de omstandigheden waaronder de feiten zijn gepleegd en de financiële situatie van de verdachte. Dit arrest is gewezen op 28 april 2011.

Uitspraak

Parketnummer: 24-000063-09
Parketnummers eerste aanleg: 07-994814-07 en 07-995473-06
Arrest van 28 april 2011 van het gerechtshof te Arnhem, nevenzittingsplaats Leeuwarden, economische kamer, op het hoger beroep tegen het vonnis van de economische politierechter in de rechtbank Zwolle-Lelystad van 8 juli 2008 in de oorspronkelijk onder de parketnummers 07-994814-07 en 07-995473-06 afzonderlijk aangebrachte, maar ter terechtzitting in eerste aanleg gevoegde strafzaken, hierna te noemen respectievelijk zaak A en zaak B, tegen:
[verdachte],
geboren op [1963] te [geboorteplaats],
wonende te [woonplaats], [adres],
verschenen in persoon, bijgestaan door zijn raadsvrouw, mr. M.Z.J. Koedam, advocaat te 's-Hertogenbosch.
Het vonnis waarvan beroep
De economische politierechter in de rechtbank Zwolle-Lelystad heeft de verdachte bij het vonnis, in de gevoegde zaken, wegens misdrijven veroordeeld tot straffen, zoals in dat vonnis omschreven.
Gebruik van het rechtsmiddel
De verdachte is op de voorgeschreven wijze en tijdig in hoger beroep gekomen.
Het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep, alsmede het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
De vordering van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof het verdachte in de zaken A en B ten laste gelegde bewezen zal verklaren, verdachte ter zake van het onder B bewezen verklaarde wegens afwezigheid van alle schuld zal ontslaan van alle rechtsvervolging en hem ter zake van het onder A bewezen verklaarde zal veroordelen tot een geldboete van € 2.500 subsidiair 50 dagen vervangende hechtenis, met een proeftijd voor de duur van 2 jaren.
De beslissing op het hoger beroep
Het hof zal het vonnis vernietigen en opnieuw recht doen.
Tenlastelegging
Het hof heeft ter terechtzitting de tenlastelegging van zaak A gewijzigd overeenkomstig de vordering van de advocaat-generaal. Aan de verdachte is na die wijziging ten laste gelegd, dat:
Zaak A:
verdachte in of omstreeks de maand februari 2007 in de gemeente [gemeente] tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, al dan niet opzettelijk, een of meer asbestbevattende platen van een of meer schuren of opstallen, heeft verwijderd en/of onverpakt heeft opgeslagen/bewaard, en aldus handelingen met betrekking tot die afvalstoffen heeft verricht, terwijl daardoor, naar verdachte wist of redelijkerwijs had kunnen weten, nadelige gevolgen voor het milieu ontstonden of konden ontstaan;
Zaak B:
hij op of omstreeks 23 augustus 2006 te [gemeenteplaats 1plaats] en/of [plaats 2], althans in Nederland, al dan niet opzettelijk in strijd met artikel 4c van de Regeling beperkingsgebieden bluetongue 2006 (tekst geldend op 23 augustus 2006) drie, althans één of meer herkauwer(s), te weten rund(eren) heeft vervoerd uit een gebied bedoeld in bijlage III van voornoemde Regeling, zijnde [gemeenteplaats 1plaats], naar een slachthuis gelegen in het gebied, als bedoeld in bijlage IV, zijnde een slachterij in [plaats 3], terwijl het voertuig waarin die te verplaatsen herkauwers werden vervoerd niet was verzegeld door de Voedsel en Waren Autoriteit;
althans, indien het vorenstaande onder 1 niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 23 augustus 2006 te [gemeenteplaats 1plaats] en/of [plaats 2], althans in Nederland, al dan niet opzettelijk in strijd met artikel 4c van de Regeling beperkingsgebieden bluetongue 2006 (tekst geldend op 23 augustus 2006) drie, althans één of meer herkauwer(s), te weten rund(eren) heeft vervoerd uit een gebied bedoeld in bijlage III van voornoemde Regeling, zijnde [gemeenteplaats 1plaats], naar een slachthuis gelegen in het gebied, als bedoeld in bijlage IV, zijnde een slachterij in [plaats 3], terwijl het voertuig waarin die te verplaatsen herkauwers werden vervoerd niet was verzegeld door de Voedsel en Waren Autoriteit, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
Bewijsoverweging zaak A
Verdachte wordt in zaak A verweten al dan niet opzettelijk tezamen en in vereniging met een ander of anderen asbestbevattende platen van schuren of opstallen te hebben verwijderd en/of onverpakt te hebben opgeslagen of bewaard, waardoor verdachte handelingen met betrekking tot die afvalstoffen heeft verricht, terwijl hij wist dan wel redelijkerwijs had kunnen weten dat door die handelingen nadelige gevolgen voor het milieu ontstonden of konden ontstaan.
Verdachte heeft ter zitting van het hof verklaard dat zijn schuur door een storm is vernield, dat de van die schuur afkomstige asbestplaten verspreid lagen over het erf en dat verdachtes echtgenote die asbestplaten heeft verzameld en opgestapeld.
Op basis van het dossier en het verhandelde ter zitting van het hof wordt als vaststaand aangenomen dat als gevolg van een storm asbestbevattende platen van een schuur zijn gewaaid en verspreid op het terrein van verdachte terecht zijn gekomen. De platen zijn niet met als doel verwijdering daarvan van de schuur gehaald doch als gevolg van een externe oorzaak losgeraakt. De vraag is of het handelen van verdachte daarna kan worden gekwalificeerd als het handelen in strijd met artikel 10, eerste lid, van de Wet milieubeheer. Het rechtsbelang dat - voor zover hier van belang - door dat artikel wordt beschermd is het voorkomen van het ontstaan of de mogelijkheid daartoe van nadelige gevolgen voor het milieu. Door zelf een aanvang te maken met het verzamelen en opstapelen van asbesthoudende delen heeft verdachte met zijn medeverdachte handelingen verricht die nadelige gevolgen kunnen hebben voor het milieu. Door de raadsvrouw is ter zitting van het hof voldoende aannemelijk gemaakt dat de asbest daarna op verantwoorde wijze is verzameld en afgevoerd doch dit laat onverlet dat door zelf met de opruimwerkzaamheden aan te vangen - zoals algemeen bekend mag worden verondersteld - nadelige gevolgen voor het milieu kunnen ontstaan.
Bewezenverklaring
Het hof acht ten aanzien van verdachte wettig en overtuigend bewezen dat:
Zaak A:
verdachte in of omstreeks de maand februari 2007 in de gemeente [gemeente] tezamen en in vereniging met een ander, opzettelijk, asbestbevattende platen van een schuur onverpakt heeft opgeslagen/bewaard, en aldus handelingen met betrekking tot die afvalstoffen heeft verricht, terwijl daardoor, naar verdachte wist of redelijkerwijs had kunnen weten, nadelige gevolgen voor het milieu konden ontstaan;
Zaak B primair:
hij op 23 augustus 2006 in Nederland, opzettelijk in strijd met artikel 4c van de Regeling beperkingsgebieden bluetongue 2006 (tekst geldend op 23 augustus 2006) drie herkauwers, te weten runderen heeft vervoerd uit een gebied bedoeld in bijlage III van voornoemde Regeling, zijnde [gemeenteplaats 1plaats], naar een slachthuis gelegen in het gebied, als bedoeld in bijlage IV, zijnde een slachterij in [plaats 3], terwijl het voertuig waarin die te verplaatsen herkauwers werden vervoerd niet was verzegeld door de Voedsel en Waren Autoriteit.
Het hof acht niet bewezen hetgeen aan verdachte als voormeld in zaak A en in zaak B primair meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen.
Verweren
De raadsvrouw heeft ter terechtzitting in hoger beroep betoogd dat verdachte ter zake van zaak B dient te worden ontslagen van alle rechtsvervolging nu er sprake is van afwezigheid van alle schuld en overmacht. Daartoe is aangevoerd dat er op de dag na invoering van de gewijzigde regelgeving door controleurs op de veemarkt geen mogelijkheid tot verzegeling van de veewagens is geboden en er nog geen uitvoeringsprotocol bekend was gemaakt, zodat verdachte niet kan worden verweten dat zijn veewagen niet was verzegeld.
Het hof verwerpt het verweer. Verdachte is een veehandelaar die ervan op de hoogte diende te zijn dat de regelgeving ten aanzien van de bestrijding van bluetongue snel, soms binnen een uur, kon worden gewijzigd. Van verdachte mocht worden verwacht dat hij, ook bij afwezigheid van een uitvoeringsprotocol en de omstandigheid dat er op de veemarkt geen mogelijkheid tot verzegeling werd geboden, zichzelf (al dan niet telefonisch) bij de bevoegde autoriteiten op de hoogte zou stellen van de op dat moment geldende regelgeving. Nu verdachte op het moment van vervoeren van de runderen geen initiatief in die richting heeft ontplooid, komt aan verdachte geen beroep op overmacht dan wel afwezigheid van alle schuld toe.
Kwalificatie
Het bewezen verklaarde levert op de misdrijven:
zaak A:
overtreding van een voorschrift, gesteld bij artikel 10.1 van de Wet milieubeheer, opzettelijk begaan;
zaak B primair:
overtreding van een voorschrift, gesteld krachtens artikel 30 van de Gezondheids- en welzijnswet voor dieren, opzettelijk begaan.
Strafbaarheid
Het hof acht verdachte strafbaar. Strafuitsluitingsgronden worden niet aanwezig geacht.
Strafmotivering
Het hof heeft de op te leggen straf bepaald op grond van de aard en ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het feit is begaan en de persoon van verdachte. Daarbij heeft het hof in het bijzonder het navolgende in aanmerking genomen.
Als gevolg van een storm zijn asbestbevattende platen van een schuur van verdachte gewaaid en verspreid op het terrein van verdachte terechtgekomen. Verdachte heeft samen met zijn echtgenote die asbestbevattende platen onverpakt opgeslagen en bewaard. Door zelf een aanvang te maken met het verzamelen en opstapelen van asbesthoudende delen hebben verdachte en zijn echtgenote onzorgvuldig gehandeld en handelingen verricht die nadelige gevolgen kunnen hebben voor het milieu.
Het is een feit van algemene bekendheid dat asbest een stof is die schadelijk kan zijn voor het milieu en de volksgezondheid. De regelgeving, die erop gericht is te voorkomen dat asbest in het milieu en de leefomgeving terecht komt, moet daarom strikt worden nageleefd. Overigens hebben verdachte en zijn echtgenote er nadien voor gezorgd dat het asbesthoudende materiaal op professionele wijze is opgeruimd en afgevoerd.
Toen zich in Nederland in 2006 een geval van bluetongue - een virusziekte bij herkauwers - voordeed zijn, ter uitvoering van Europese richtlijnen, beperkende maatregelen ingesteld om bluetongue te bestrijden en uit te roeien. Die regels zijn vervat in de Regeling beperkingsgebieden bluetongue 2006. Verdachte heeft gehandeld in strijd met één van die maatregelen door op 23 augustus 2006 drie herkauwers te vervoeren van de veemarkt in [gemeenteplaats 1plaats] naar het slachthuis in [plaats 3].
Uit een verdachte betreffend uittreksel uit de justitiële documentatie d.d. 17 maart 2011 is gebleken dat verdachte niet eerder ter zake van strafbare feiten is veroordeeld.
Gelet op de omstandigheden waaronder het onder A bewezen verklaarde is gepleegd en de kosten die zijn gemaakt om het asbesthoudende materiaal op juiste wijze op te ruimen en af te voeren, zal het hof alleen ter zake van het in zaak B ten laste gelegde een geldboete opleggen. Het hof acht op grond van het voorgaande een geldboete van € 600,- in beginsel passend en geboden. Nu er echter sprake is van onredelijke vertraging in de vervolging in de procedure in hoger beroep, zal het hof een geldboete opleggen van € 500,-, bij niet-betaling te vervangen door 10 dagen hechtenis. Daarbij heeft het hof gelet op verdachtes financiële draagkracht, voor zover daarvan ter zitting is gebleken.
Toepassing van wetsartikelen
Het hof heeft gelet op de artikelen 23, 24, 24c, 57 en 63 van het Wetboek van Strafrecht, de artikelen 1a, 2 en 6 van de Wet op de economische delicten, artikel 30 van de Gezondheids- en welzijnswet voor dieren, artikel 10.1 van de Wet milieubeheer en de artikelen 2 en 4 van de Regeling beperkingsgebieden bluetongue 2006, zoals deze artikelen golden ten tijde van het bewezen verklaarde.
De uitspraak
HET HOF,
RECHT DOENDE OP HET HOGER BEROEP:
vernietigt het vonnis, waarvan beroep, en opnieuw recht doende:
verklaart het verdachte in zaak A en in zaak B primair ten laste gelegde bewezen, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart deze feiten en verdachte strafbaar;
verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte als hiervoor vermeld in zaak A en in zaak B primair meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt verdachte daarvan vrij;
veroordeelt verdachte [verdachte] tot een geldboete van vijfhonderd euro;
beveelt dat vervangende hechtenis voor de duur van tien dagen zal worden toegepast, indien noch volledige betaling noch volledig verhaal van het verschuldigde bedrag volgt.
Dit arrest is aldus gewezen door mr. J.J. Beswerda, voorzitter, mr. O. Anjewierden en mr. G.M. Meijer-Campfens, in tegenwoordigheid van mr. I.N. Koers als griffier, zijnde mrs. Anjewierden en Meijer-Campfens voornoemd buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.