ECLI:NL:GHARN:2011:BQ3789

Gerechtshof Arnhem

Datum uitspraak
4 mei 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
24-001492-10
Instantie
Gerechtshof Arnhem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Diefstal van een attachékoffer uit een woning met sluitend bewijs door vingerafdruk

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem op 4 mei 2011 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Zwolle-Lelystad. De verdachte is beschuldigd van diefstal van een attachékoffer uit een woning, gepleegd in de nacht van 2 mei 2009. De verdachte heeft hoger beroep ingesteld tegen het vonnis van de politierechter, die hem eerder had veroordeeld. Tijdens de zitting op 22 april 2011 heeft het hof het bewijs onderzocht, waarbij de combinatie van de aangifte van het slachtoffer en de vingerafdruk van de verdachte op een stoel naast de weggenomen koffer als sluitend bewijs werd beschouwd.

Het hof heeft het verweer van de raadsvrouw van de verdachte verworpen, die betoogde dat het dactyloscopisch onderzoek niet volgens de geldende regels was uitgevoerd. Het hof oordeelde dat de identificatie van de vingerafdruk op de stoel correct was uitgevoerd en dat er geen reden was om aan de juistheid van het bewijs te twijfelen. De verdachte werd wettig en overtuigend bewezen geacht schuldig aan de diefstal, die plaatsvond terwijl de bewoner in de woning aanwezig was.

De strafbaarheid van de verdachte werd vastgesteld, en het hof heeft de vordering tot tenuitvoerlegging van een eerder opgelegde voorwaardelijke gevangenisstraf beoordeeld. Uiteindelijk heeft het hof de verdachte veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf van één maand en een werkstraf van tachtig uren, met de mogelijkheid van vervangende hechtenis indien de werkstraf niet naar behoren wordt verricht. Het hof heeft rekening gehouden met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte en de impact van het delict op het slachtoffer.

Uitspraak

Gerechtshof Arnhem
Nevenzittingsplaats Leeuwarden
Sector strafrecht
Parketnummer: 24-001492-10
Uitspraak d.d.: 4 mei 2011
TEGENSPRAAK
Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken
gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Zwolle-Lelystad van 8 april 2010 en de van dat vonnis deel uitmakende beslissing op de vordering tot tenuitvoerlegging, parketnummer 07-630287-07, in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [1987],
wonende te [woonplaats], [adres].
Het hoger beroep
De verdachte heeft tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van het hof van 22 april 2011 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422 van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal, strekkende tot de veroordeling van verdachte terzake het hem ten laste gelegde tot een gevangenisstraf voor de duur van een maand voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren alsmede tot een werkstraf voor de duur van 80 uren, subsidiair 40 dagen hechtenis. Voorts heeft de advocaat-generaal gevorderd dat het hof de tenuitvoerlegging zal gelasten van de eerder voorwaardelijke opgelegde gevangenisstraf en deze zal omzetten naar een werkstraf voor de duur van 180 uren, subsidiair 90 dagen hechtenis. Deze vordering is na voorlezing aan het hof overgelegd.
Het hof heeft voorts kennis genomen van hetgeen door verdachte en zijn raadsvrouw, mr. T.H. Dijkstra, naar voren is gebracht.
Het vonnis waarvan beroep
Het hof zal het vonnis waarvan beroep vernietigen omdat het niet te verenigen is met de hierna te geven beslissing.
Het hof zal daarom opnieuw rechtdoen.
De tenlastelegging
Aan verdachte is tenlastegelegd dat:
hij op of omstreeks 2 mei 2009 in de gemeente [gemeente] tussen (ongeveer) 05.00 en 06.00 uur, in elk geval gedurende de voor de nachtrust bestemde tijd, in een woning gelegen aan de [adres], alwaar verdachte zich buiten weten of tegen de wil van de rechthebbende bevond, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een attachékoffer (met daarin oa. diverse polissen, bankafschriften en/of waardepapieren), in elk geval enig(e) goed(eren), geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte.
Indien in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Overweging met betrekking tot het bewijs
Verdachte wordt - zakelijk weergegeven - verweten dat hij zich in de nacht van 2 mei 2009 schuldig heeft gemaakt aan diefstal van een attachékoffer uit een woning te [plaats].
Uit het proces-verbaal van aangifte blijkt dat in de nacht van 2 mei 2009 in de woning van aangeefster [slachtoffer] aan de [adres], een attachékoffier weggenomen is uit haar slaapkamer op de begane grond. [slachtoffer] heeft verklaard dat zij omstreeks 06.00 uur wakker werd, merkte dat haar slaapkamerraam verder open stond dan gebruikelijk het geval was en zag dat de stoel die onder het raam stond verplaatst was en dat de attachékoffer die achter de stoel had gestaan weggenomen was. In de koffer zaten diverse polissen, bankafschriften en waardepapieren.
Uit het proces-verbaal uitslag sporenonderzoek blijkt dat in de slaapkamer van de woning aan de [adres] sporenonderzoek is ingesteld waarbij het kozijn, de vensterbank en de stoel op sporen zijn onderzocht. Op de leuning van de verplaatste stoel wordt door de verbalisant een dactyloscopisch spoor aangetroffen, hetgeen hij veiligstelt en waarmerkt met een spoor identificatie nummer: [nummer]. Het dactyloscopisch spoor wordt verzonden naar de afdeling Dactyloscopie van de KLPD. Uit een schrijven van [deskundige], senior adviseur Dactyloscopie, d.d. 28 mei 2009, kenmerk [kenmerk], blijkt dat voornoemd spoor ([nummer]): "door middel van nazoekingen is geïdentificeerd op een afdruk van de linkerwijsvinger voorkomend op het vingerafdrukkenblad ten name van verdachte". Voorts vermeldt dit schrijven dat: "de identificatie is uitgevoerd volgens de voorgeschreven methode en vaste procedureaan de in Nederland geldende normen en eisen". Dit schrijven vermeldt tot slot dat: " de identificatie betekent dat het spoor identiek is aan een afdruk van de geïdentificeerde. Vanwege de eenmaligheid van vingerafdrukken betekent dit tevens dat het spoor van niemand anders afkomstig kan zijn."
De raadsvrouw heeft zich ter terechtzitting van het hof op het standpunt gesteld dat het dactyloscopisch onderzoek niet conform de hiervoor geldende regels heeft plaatsgevonden en dat de onderzoeksresultaten dientengevolge niet voor het bewijs gebezigd mogen worden. De raadsvrouw heeft aangevoerd dat verdachte, wegens het ontbreken van (overig) bewijs, vrijgesproken dient te worden van het hem ten laste gelegde.
Het hof overweegt hieromtrent het volgende.
Het hof verwerpt het verweer van de raadsvrouw, nu uit voornoemd schrijven van [deskundige] blijkt dat de identificatie is uitgevoerd volgens de voorgeschreven methode en vaste procedure en voldoet aan de in Nederland geldende normen en eisen en de raadsvrouw geen concrete feiten en omstandigheden heeft aangevoerd op grond waarvan getwijfeld moet worden aan de juistheid van de inhoud van dit schrijven.
Op grond van het proces-verbaal van aangifte en het aantreffen van verdachtes vingerafdruk op de, verschoven, stoel naast de weggnomen attachékoffer, is boven redelijke twijfel verheven dat niet een ander dan verdachte zich aan genoemde diefstal heeft schuldig gemaakt. Concrete feiten en omstandigheden die tot een ander oordeel nopen zijn gesteld noch gebleken. Gelet op het vorenstaande, acht het hof wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan.
Bewezenverklaring
Door de inhoud van de wettige bewijsmiddelen, waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt en hetgeen hierboven is overwogen, heeft het hof de overtuiging gekregen en acht het hof wettig bewezen, dat verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 2 mei 2009 in de gemeente [gemeente] tussen ongeveer 05.00 en 06.00 uur in een woning gelegen aan de [adres], alwaar verdachte zich buiten weten of tegen de wil van de rechthebbende bevond, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een attachékoffer met daarin oa. diverse poslissen, bankafschriften en waardepapieren toebehorende aan [slachtoffer].
Het hof acht niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard, zodat deze daarvan behoort te worden vrijgesproken.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
het bewezenverklaarde levert op:
diefstal, gedurende de voor de nachtrust bestemde tijd in een woning, door iemand die zich aldaar buiten weten of tegen de wil van de rechthebbende bevindt.
Strafbaarheid van de verdachte
Verdachte is strafbaar aangezien geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die verdachte niet strafbaar zou doen zijn.
Oplegging van straf en/of maatregel
De hierna te melden strafoplegging is in overeenstemming met de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon van verdachte, zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Verdachte heeft zich in de nacht van 2 mei 2009 schuldig gemaakt aan diefstal van een attachékoffer uit een woning, terwijl de bewoner zich thuis bevond en sliep. Door aldus te handelen heeft verdachte het slachtoffer schade berokkend en een inbreuk gemaakt op het eigendomsrecht van het slachtoffer. Slachtoffers van dergelijke delicten ondervinden hiervan doorgaans nog lang nadelige gevolgen, aangezien zij zich in een voor hun vertrouwde omgeving niet langer veilig wanen. Verdachte heeft zich van deze mogelijke gevolgen kennelijk geen rekenschap gegeven.
Het hof houdt bij de strafoplegging rekening met het verdachte betreffende uittreksel uit het Justitiële Documentatieregister d.d. 4 april 2011 waaruit blijkt dat verdachte niet eerder terzake een soortgelijk strafbaar feit is veroordeeld.
Gelet op het voorgaande, in onderling verband en samenhang bezien, is het hof - met de advocaat-generaal - van oordeel dat een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van een maand alsmede een werkstraf voor de duur van tachtig uren, subsidiair veertig dagen hechtenis, een passende sanctie is. De voorwaardelijke gevangenisstraf dient ertoe om de ernst van het feit tot uitdrukking te brengen en wordt opgelegd als stok achter de deur, teneinde te voorkomen dat verdachte zich in de toekomst nogmaals schuldig maakt aan (soortgelijke) strafbare feiten.
Vordering tenuitvoerlegging
Bij vonnis van de politierechter in de rechtbank Zwolle-Lelystad van 14 maart 2008 is de veroordeelde onder meer veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van drie maanden, met een proeftijd van twee jaren.
Blijkens het onderzoek ter terechtzitting van het hof is voormeld vonnis onherroepelijk geworden op 29 maart 2008. De proeftijd is op diezelfde dag ingegaan.
De officier van justitie heeft op 12 februari 2010 gevorderd dat last zal worden gegeven tot tenuitvoerlegging van voormelde voorwaardelijke straf, ten aanzien waarvan bij voormeld vonnis het bevel was gegeven dat die straf voorwaardelijk niet zou worden ten uitvoer gelegd, op de grond dat de veroordeelde zich voor het einde van voormelde proeftijd heeft schuldig gemaakt aan de thans aan de orde zijnde ten laste gelegde feiten.
Nu gebleken is dat de veroordeelde het thans aan de orde zijnde en bewezen verklaarde feit heeft begaan voor het einde van de bij voormeld vonnis gestelde proeftijd, kan het hof in beginsel op grond van het vorenstaande de tenuitvoerlegging gelasten van voormelde straf.
Uit de verklaring die verdachte ter terechtzitting van het hof heeft afgelegd blijkt dat hij thans onder behandeling en begeleiding staat van Stichting Dimence te Zwolle teneinde zijn woede-aanvallen te reguleren en dat hij baat heeft bij de therapie.
In dit licht bezien, acht het hof het thans niet meer opportuun om (een gedeelte van) de voorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf ten uitvoer te leggen en zal het in plaats van een (gedeeltelijke) last tot tenuitvoerlegging van deze vrijheidsstraf een taakstraf in de vorm van een werkstraf van na te melden duur gelasten.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Het hof heeft gelet op de artikelen 14a, 14b, 14c, 14g, 22c, 22d, 36f, 310 en 311 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.
BESLISSING
Het hof,
vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat verdachte het tenlastegelegde heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
verklaart het bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart verdachte strafbaar.
Ten aanzien van het onder 1 bewezen verklaarde:
veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 1 (één) maand;
bepaalt dat de gevangenisstraf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van 2 (twee) jaren aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt;
veroordeelt de verdachte tot een werkstraf voor de duur van 80 (tachtig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door 40 (veertig) dagen hechtenis;
bepaalt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enig in artikel 27, eerste lid, of artikel 27a Sr bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde taakstraf in mindering zal worden gebracht, volgens de maatstaf van twee uren taakstraf per in voorarrest doorgebrachte dag, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Tenuitvoerlegging
Gelast de gedeeltelijke tenuitvoerlegging van de straf, voor zover voorwaardelijk opgelegd bij vonnis van de politierechter te Zwolle-Lelystad van 14 maart 2008, te weten van: gevangenisstraf voor de duur van 45 (vijfenveertig) dagen, te vervangen door een: taakstraf bestaande uit een werkstraf voor de duur van 90 (negentig) uren, bij gebreke van het naar behoren verrichten te vervangen door 45 (vijfenveertig) dagen hechtenis.
Aldus gewezen door
mr. W.P.M. ter Berg, voorzitter,
mr. H. Heins en mr. J.A. Wiarda, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. L.W. van Campen, griffier,
en op 4 mei 2011 ter openbare terechtzitting uitgesproken.
mr. J.A. Wiarda is buiten staat deze beslissing mede te ondertekenen.