ECLI:NL:GHARN:2011:BQ5134

Gerechtshof Arnhem

Datum uitspraak
24 februari 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
200.067.743
Instantie
Gerechtshof Arnhem
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beëindiging van bewind op verzoek van de appellant

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem op 24 februari 2011 uitspraak gedaan in hoger beroep over de beëindiging van een bewind dat eerder was ingesteld over de goederen van de appellant. De rechtbank Zwolle-Lelystad had op 1 maart 2010 een bewind ingesteld, waarbij G.H. Jaspers Faijer als bewindvoerder was aangesteld. De appellant, die spijt had van zijn verzoek tot onderbewindstelling, heeft in hoger beroep verzocht om de eerdere beschikking te vernietigen en het verzoek tot onderbewindstelling af te wijzen.

Het hof heeft vastgesteld dat de appellant op 15 februari 2010 de rechtbank had verzocht om een bewind in te stellen. De rechtbank had dit verzoek toegewezen, maar de appellant stelde in hoger beroep dat de grond voor onderbewindstelling niet meer aanwezig was. Het hof oordeelde dat een partij die spijt krijgt van een in eerste aanleg toegewezen vordering, deze niet in appel kan ongedaan maken wegens gebrek aan belang. Het hof heeft de feiten en omstandigheden opnieuw beoordeeld en geconcludeerd dat de grond voor onderbewindstelling, zoals bedoeld in artikel 1:431 van het Burgerlijk Wetboek, thans niet meer aanwezig is.

De appellant heeft aangetoond dat hij in staat is zijn vermogensrechtelijke belangen zelf te behartigen en dat de begeleiding bij zijn financiële zaken door een ander kan worden geboden. De bewindvoerder heeft zich niet verzet tegen de beëindiging van het bewind. Het hof heeft daarom de beschikking van de rechtbank vernietigd en het bewind beëindigd met ingang van de datum van de beschikking.

Uitspraak

Beschikking d.d. 24 februari 2011
Zaaknummer 200.067.743
HET GERECHTSHOF ARNHEM
Nevenzittingsplaats Leeuwarden
Beschikking in de zaak van
[naam appellant],
wonende te [woonplaats],
appellant,
hierna te noemen: [appellant],
advocaat mr. F.S. Boedhoe, kantoorhoudende te Almere,
Belanghebbende:
G.H. Jaspers Faijer,
handelend onder de naam Bewindvoeringen Oost Nederland,
gevestigd te Zwolle,
hierna te noemen: de bewindvoerder.
Het geding in eerste aanleg
Bij beschikking van 1 maart 2010 heeft de rechtbank Zwolle-Lelystad, sector kanton, locatie Lelystad, een bewind ingesteld over alle goederen, die toebehoren of zullen toebehoren aan [appellant] en tot bewindvoerder benoemd G.H. Jaspers Faijer, als zodanig handelend onder de naam Bewindvoeringen Oost Nederland.
Het geding in hoger beroep
Bij beroepschrift, binnengekomen op de griffie op 1 juni 2010, heeft de man verzocht de beschikking van 1 maart 2010 te vernietigen en opnieuw beslissende het verzoek tot onderbewindstelling af te wijzen.
Het hof heeft tevens kennisgenomen van de overige stukken, waaronder een brief van 18 augustus 2010 van de bewindvoerder.
Ter zitting van 26 januari 2011 is de zaak behandeld. Verschenen zijn mr. Boedhoe en mevrouw De Vrij (een kantoorgenoot van de bewindvoerder). [appellant] is - hoewel behoorlijk opgeroepen - niet verschenen.
De beoordeling
Vaststaande feiten
1. Op 15 februari 2010 heeft [appellant] de rechtbank verzocht een bewind in te stellen over de goederen die hem toebehoren en zullen toebehoren.
2. Bij de beschikking waarvan beroep heeft de rechtbank daarop beslist als hiervoor vermeld onder "Het geding in eerste aanleg".
De overwegingen
3. [appellant] komt in hoger beroep van een beslissing van de rechtbank, waarmee hij heeft gekregen waarom hij heeft verzocht. De rechtbank heeft immers overeenkomstig het inleidend verzoek van [appellant] de goederen van [appellant] onder bewind gesteld. Voor zover [appellant] erover klaagt dat de onderbewindstelling ten onrechte is uitgesproken omdat de grond voor onderbewindstelling steeds ontbroken heeft, faalt deze klacht. Een partij die spijt krijgt van zijn in eerste aanleg toegewezen vordering, kan de toewijzing wegens gebrek aan belang niet ongedaan maken in appel.
4. Voor zover [appellant] in hoger beroep stelt dat de grond voor onderbewindstelling niet meer aanwezig is, het contact met de bewindvoerder moeizaam verloopt en de begeleiding bij zijn financiële zaken door een ander kan worden geboden, overweegt het hof het volgende. Hoger beroep strekt niet uitsluitend tot een beoordeling van de juistheid van de in eerste aanleg gegeven beslissing, maar - binnen de grenzen van de rechtsstrijd in hoger beroep - tot een nieuwe behandeling en beslissing van de zaak. Daarbij dient het hof te beoordelen naar de toestand zoals die zich voordoet ten tijde van zijn beslissing. Partijen mogen in geval van veranderingen van omstandigheden in hoger beroep nova aandragen en de eis veranderen of vermeerderen, of het verweer veranderen of aanvullen. Aangezien [appellant] zich op een verandering van omstandigheden beroept, is het hof van oordeel dat hij belang heeft bij zijn appel. [appellant] kan dan ook worden ontvangen in zijn hoger beroep.
5. Op grond van de stukken en de behandeling ter zitting is het hof van oordeel dat de grond voor onderbewindstelling als bedoeld in artikel 1:431 van het BW thans niet meer aanwezig is. Het hof is onvoldoende gebleken dat [appellant] thans als gevolg van zijn lichamelijke of geestelijke toestand tijdelijk of duurzaam niet in staat is ten volle zijn vermogensrechtelijke belangen zelf behoorlijk waar te nemen. Het hof neemt tevens in aanmerking dat uit de stukken naar voren is gekomen dat de begeleiding bij de financiële zaken van [appellant] door een ander kan worden geboden en dat de bewindvoerder zich niet tegen de beëindiging van de onderbewindstelling heeft verzet.
Slotsom
6. Op grond van het voorgaande dient de beschikking waarvan beroep te worden vernietigd. Er zal opnieuw worden beslist als na te melden.
De beslissing
Het gerechtshof:
vernietigt de beschikking waarvan beroep;
en opnieuw beslissende:
beëindigt het ingestelde bewind over alle goederen die (zullen) toebehoren aan [appellant] met ingang van de datum van deze beschikking.
Aldus gegeven door mrs. J.G. Idsardi, voorzitter, M.P. den Hollander en J. Hulsebosch, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van dit hof van 24 februari 2011 in bijzijn van de griffier.