ECLI:NL:GHARN:2011:BQ5155

Gerechtshof Arnhem

Datum uitspraak
1 maart 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
200.069.252
Instantie
Gerechtshof Arnhem
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ouderlijk gezag en continuïteit in het leven van minderjarigen

In deze zaak, behandeld door het Gerechtshof Arnhem op 1 maart 2011, gaat het om het ouderlijk gezag over vier minderjarigen, geboren uit het huwelijk van de appellanten, de moeder en de vader. De ouders zijn ontheven van het ouderlijk gezag over hun kinderen door de rechtbank Zwolle-Lelystad op 7 april 2010, waarbij de voogdij is opgedragen aan het Leger des Heils, Jeugdzorg en Jeugdreclassering (LJ&R). De ouders hebben in hoger beroep verzocht deze beschikking te vernietigen, maar het hof oordeelt dat het belang van de ouders om het gezag te behouden niet opweegt tegen het belang van de minderjarigen bij continuïteit en stabiliteit in hun leven.

De ouders hebben in de procedure aangegeven dat hun verzoek in hoger beroep geen doel meer kan treffen voor wat betreft de ontheffing van het gezag over hun oudste kind, [kind 1], die inmiddels 18 jaar is geworden. Het hof heeft vastgesteld dat de ouders een positieve ontwikkeling hebben doorgemaakt, zoals het aflossen van schulden en het verkrijgen van een nieuwe woning. Desondanks oordeelt het hof dat de ouders onvoldoende pedagogische vaardigheden bezitten om de minderjarigen adequaat op te voeden, gezien de (ontwikkelings)problemen van de kinderen.

Het hof benadrukt dat de minderjarigen gebaat zijn bij duidelijkheid over hun toekomstperspectief, wat inhoudt dat zij in de gezinshuizen waar zij al geruime tijd verblijven, moeten blijven. De ouders hebben geen belang meer bij de behandeling van hun grieven tegen de ontheffing van het gezag over [kind 1], en het hof wijst het verzoek in hoger beroep af voor zover dit betrekking heeft op [kind 1]. De beschikking van de rechtbank wordt voor het overige bekrachtigd, waarbij het hof de belangen van de minderjarigen vooropstelt.

Uitspraak

Beschikking d.d. 1 maart 2011
Zaaknummer 200.069.252
HET GERECHTSHOF ARNHEM
Nevenzittingsplaats Leeuwarden
Beschikking in de zaak van
1. [naam moeder],
hierna te noemen: de moeder,
2. [naam vader],
hierna te noemen: de vader,
beide wonende te [woonplaats],
appellanten,
hierna gezamenlijk te noemen: de ouders,
advocaat mr. H.J. Voors, kantoorhoudende te Zwolle,
tegen
de Raad voor de Kinderbescherming, regio Overijssel,
gevestigd te Zwolle,
geïntimeerde,
hierna te noemen: de raad,
Belanghebbende:
het Leger des Heils, Jeugdzorg en Jeugdreclassering,
namens Bureau Jeugdzorg,
gevestigd te Zutphen,
hierna te noemen: LJ&R.
Het geding in eerste aanleg
Bij beschikking van 7 april 2010 heeft de rechtbank Zwolle-Lelystad, locatie Zwolle, de ouders ontheven van het ouderlijk gezag over de minderjarigen [kind 1] (hierna: [kind 1]), geboren op [1992] in de gemeente [geboorteplaats], [kind 2] (hierna: [kind 2]), geboren op [1993] in de gemeente [geboorteplaats], [kind 3] (hierna: [kind 3]), geboren op [1998] in de gemeente [geboorteplaats] en [kind 4] (hierna: [kind 4]), geboren op [2001] in de gemeente [geboorteplaats], en de voogdij over de minderjarigen opgedragen aan LJ&R.
Het geding in hoger beroep
Bij beroepschrift, binnengekomen bij de griffie op 28 juni 2010, hebben de ouders verzocht de beschikking van 7 april 2010 te vernietigen, met veroordeling van de raad in de kosten, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad.
Bij verweerschrift, binnengekomen bij de griffie op 6 augustus 2010, heeft de raad het verzoek bestreden en verzocht de beschikking waarvan beroep te bekrachtigen, alsmede de beschikking van het hof uitvoerbaar bij voorraad te verklaren, kosten rechtens.
Van de minderjarigen [kind 2] en [kind 3] is op 29 december 2010 respectievelijk 11 januari 2011 een brief binnengekomen bij de griffie van het hof.
Het hof heeft tevens kennisgenomen van de overige stukken.
Ter zitting van 26 januari 2011 is de zaak behandeld. Verschenen zijn de ouders, bijgestaan door mr. G.E.J. Kornet (een kantoorgenoot van mr. Voors), de heer B. Rijkse namens de raad en mevrouw M. van der Blom namens LJ&R. Mr. Kornet heeft mede het woord gevoerd aan de hand van de door hem overgelegde aanvullende notities.
De beoordeling
Vaststaande feiten
1. Uit het huwelijk van de ouders zijn onder meer [kind 1], [kind 2], [kind 3] en [kind 4] geboren. [kind 1] is op 28 september 2010 18 jaar geworden. De ouders oefenen gezamenlijk het gezag over [kind 2], [kind 3] en [kind 4] uit.
2. Bij beschikking van 28 december 2006 zijn [kind 1], [kind 2], [kind 3] en [kind 4] onder toezicht gesteld en uit huis geplaatst. De ondertoezichtstelling en machtiging tot uithuisplaatsing zijn nadien telkens verlengd, voor [kind 1] tot 28 september 2010.
3. Bij verzoekschrift van 28 oktober 2009 heeft de raad verzocht de ouders te ontheffen van het gezag over [kind 1], [kind 2], [kind 3] en [kind 4] en voorgesteld om LJ&R tot voogd te benoemen.
4. Bij de beschikking waarvan beroep heeft de rechtbank daarop beslist als hiervoor vermeld onder "Het geding in eerste aanleg".
De overwegingen
5. Ter zitting hebben de ouders aangegeven dat het verzoek in hoger beroep geen doel meer kan treffen voor zover dit betrekking heeft op de ontheffing van het gezag over [kind 1], aangezien [kind 1] onlangs de leeftijd van 18 jaar heeft bereikt. De ouders hebben dientengevolge geen belang meer bij de behandeling van hun grieven tegen de beschikking waarvan beroep voor zover deze zijn gericht tegen de ontheffing van het ouderlijk gezag over [kind 1]. Het voorgaande brengt mee dat het verzoek in hoger beroep van de ouders dient te worden afgewezen voor zover dit betrekking heeft op de ontheffing van het gezag over [kind 1].
6. Anders dan de ouders hebben gesteld is het hof van oordeel dat het raadsrapport van 14 oktober 2009 niet haar geldigheid heeft verloren. Naar het oordeel van het hof is niet gebleken dat de omstandigheden ten tijde van de totstandkoming van het raadsrapport dusdanig zijn gewijzigd dat de conclusies van het rapport niet meer kunnen standhouden.
7. Het hof constateert dat de beroepsprocedure overigens niet heeft geleid tot andere stellingen of weren dan die de ouders reeds hebben aangevoerd in eerste aanleg en die door de rechtbank op toereikende gronden zijn verworpen, met welke gronden het hof zich verenigt en die het hof tot de zijne maakt. Op grond van de stukken en de behandeling ter zitting acht het hof de door de rechtbank gegeven beslissing het meest in het belang van de minderjarigen.
8. Ter aanvulling overweegt het hof het volgende. Gebleken is dat de ouders een positieve ontwikkeling hebben doorgemaakt. Zij hebben in korte tijd hun schulden afgelost, wonen thans in een andere woning en hebben aangegeven bereid te zijn hulp met betrekking tot de opvoeding van de minderjarigen te aanvaarden. Voorts heeft de vader te kennen gegeven zijn alcoholprobleem onder controle te hebben. Deze positieve ontwikkeling neemt echter niet weg dat de ouders over onvoldoende pedagogische vaardigheden beschikken om de minderjarigen, die met forse (ontwikkelings)problemen kampen, op te voeden. Dat de omgang tussen de ouders en [kind 2], [kind 3] en [kind 4] thans goed verloopt, maakt het oordeel van het hof evenmin anders.
9. Het belang van de ouders om het gezag over de minderjarigen te behouden, weegt naar het oordeel van het hof niet op tegen het belang van de minderjarigen bij continuïteit en stabiliteit in hun leven. De minderjarigen zijn gebaat bij duidelijkheid omtrent hun toekomstperspectief, dat voor [kind 4] en [kind 3] is gelegen in de gezinshuizen waar zij al vier jaar verblijven en waar zij naar omstandigheden een positieve ontwikkeling doormaken. [kind 2] is onlangs overgeplaatst van een gezinshuis naar een plek waar zij meer hulp en begeleiding voor haar problematiek kan ontvangen, alwaar ook haar toekomstperspectief ligt. Het hof acht de spanning en de onrust die de verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing in de tussenliggende periode telkens met zich zal meebrengen niet in het belang van de kinderen.
Slotsom
10. Op grond van het voorgaande zal het hof beslissen als na te melden.
De beslissing
Het gerechtshof:
wijst het verzoek in hoger beroep af voor zover dit betrekking heeft op de ontheffing van het gezag over [kind 1];
bekrachtigt de beschikking waarvan beroep voor het overige.
Deze beschikking is gegeven door mrs. M.P. den Hollander, voorzitter, J.G. Idsardi en J. Hulsebosch, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van dit hof van 1 maart 2011 in bijzijn van de griffier.