ECLI:NL:GHARN:2011:BQ5166

Gerechtshof Arnhem

Datum uitspraak
1 maart 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
200.072.069
Instantie
Gerechtshof Arnhem
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • H.W. de Jong
  • M. Dos Santos Dias
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bevestiging omgangsregeling tussen vader en kind na erkenning door vader

In deze zaak, behandeld door het Gerechtshof Arnhem op 1 maart 2011, gaat het om een hoger beroep van de moeder tegen een eerdere beschikking van de rechtbank Zwolle-Lelystad, waarin een omgangsregeling tussen de vader en hun minderjarige kind was vastgesteld. De moeder, vertegenwoordigd door advocaat mr. N.R.H. Boasman-Trustfull, verzocht de beschikking te vernietigen en de vader niet-ontvankelijk te verklaren in zijn verzoek tot het treffen van een omgangsregeling. De vader, vertegenwoordigd door mr. G.P. de Vries, had op zijn beurt verzocht de beschikking te bekrachtigen.

De rechtbank had eerder bepaald dat het kind eenmaal per twee weken omgang had met de vader, maar de moeder was van mening dat deze regeling niet in het belang van het kind was, vooral gezien het feit dat de vader het kind aanvankelijk niet had erkend. Echter, tijdens de procedure heeft de vader op 20 januari 2011 het kind erkend, wat de situatie veranderde. Het hof oordeelde dat, nu de vader het kind had erkend, er niet langer beoordeeld hoefde te worden of hij in een nauwe persoonlijke betrekking tot het kind stond.

Het hof heeft vastgesteld dat de omgangsregeling, zoals die door de rechtbank was vastgesteld, niet in strijd was met de belangen van het kind. De omgang tussen de vader en het kind was goed verlopen en de moeder had niet aangetoond dat er redenen waren om de omgangsregeling te wijzigen. Het hof heeft daarom de beschikking van de rechtbank bekrachtigd, waarmee de omgangsregeling tussen de vader en het kind werd bevestigd.

Uitspraak

Beschikking d.d. 1 maart 2011
Zaaknummer 200.072.069
HET GERECHTSHOF ARNHEM
Nevenzittingsplaats Leeuwarden
Beschikking in de zaak van
[naam moeder],
wonende te [woonplaats],
appellante,
hierna te noemen: de moeder,
advocaat mr. N.R.H. Boasman-Trustfull, kantoorhoudende te Almere,
tegen
[naam vader],
wonende te [woonplaats],
geïntimeerde,
hierna te noemen: de vader,
advocaat mr. G.P. de Vries, kantoorhoudende te Almere.
Het geding in eerste aanleg
Bij beschikking van 17 juni 2010 heeft de rechtbank Zwolle-Lelystad, locatie Lelystad, - voor zover hier van belang - een omgangsregeling tussen de vader en de minderjarige [kind] (hierna: [kind]), geboren op [2006] te Almere, vastgesteld, inhoudende dat [kind] omgang heeft met de vader eenmaal per twee weken: twee keer op zaterdag van 10.00 uur tot 14.00 uur, en vervolgens twee keer op zaterdag van 10.00 uur tot 17.00 uur, en vervolgens twee keer van zaterdag 10.00 uur tot zondag 12.00 uur, en vervolgens van zaterdagmorgen 10.00 uur tot zondagavond 18.00 uur.
Het geding in hoger beroep
Bij beroepschrift, binnengekomen op de griffie op 18 augustus 2010, heeft de moeder verzocht de beschikking van 17 juni 2010 te vernietigen voor zover een omgangsregeling tussen de vader en [kind] is vastgesteld en opnieuw beslissende de vader alsnog niet-ontvankelijk te verklaren in zijn verzoek tot het treffen van een omgangsregeling dan wel subsidiair een omgangsregeling op te leggen welke passend is, gelet op de aangedragen feiten en omstandigheden en de leeftijd van [kind]. De moeder heeft het hof tevens verzocht om de tenuitvoerlegging van de beschikking van 17 juni 2010 te schorsen. Deze zaak is bij het hof bekend onder zaaknummer 200.072.070.
Bij verweerschrift, binnengekomen op de griffie op 7 september 2010, heeft de vader het verzoek bestreden en verzocht de beschikking waarvan beroep te bekrachtigen.
Het hof heeft kennisgenomen van de overige stukken, waaronder een faxbericht van 27 januari 2011 van mr. Boasman-Trustfull en een brief van 4 februari 2011 met bijlagen van mr. De Vries.
Ter zitting van 28 januari 2011 is de zaak behandeld. Verschenen zijn de moeder, bijgestaan door mr. H.W. de Jong, en mevrouw M. Dos Santos Dias, tolk in de Portugese taal. De vader is eveneens verschenen, bijgestaan door zijn advocaat.
De beoordeling
De vaststaande feiten
1. Uit de - inmiddels verbroken - relatie tussen de vader en de moeder is [kind] geboren. De moeder is alleen belast met het gezag over [kind]. De vader heeft [kind] aanvankelijk niet erkend.
2. De vader heeft de rechtbank bij inleidend verzoek van 18 februari 2010 verzocht vervangende toestemming te verlenen voor de erkenning van [kind] en te bepalen dat de vader omgang zal hebben met [kind] eens per twee weken gedurende het weekend van zaterdag 10.00 uur tot zondag 18.00 uur.
3. Bij de beschikking waarvan beroep heeft de rechtbank beslist zoals hiervoor vermeld onder "Het geding in eerste aanleg". Het hoger beroep van de moeder richt zich tegen de door de rechtbank vastgestelde omgangsregeling tussen de vader en [kind].
4. Het verzoek van de moeder tot schorsing van de uitvoerbaarheid bij voorraad van de beschikking van 17 juni 2010 van de rechtbank Zwolle-Lelystad, locatie Lelystad, (zaaknummer: 200.072.070) is bij beschikking van 14 oktober 2010 van dit hof afgewezen.
De overwegingen
5. Bij de vaststelling van een omgangsregeling tussen het kind en de biologische vader die het kind niet heeft erkend, dient te worden beoordeeld of de vader in een nauwe persoonlijke betrekking staat tot het kind.
6. De vader heeft [kind] op 20 januari 2011 erkend. Dit blijkt uit het afschrift van de latere vermelding betreffende erkenning van de ambtenaar van de burgerlijke stand van 3 februari 2011 zoals bijgevoegd bij de brief van 4 februari 2011 van mr. De Vries. Aangezien de vader [kind] inmiddels heeft erkend, behoeft niet langer te worden beoordeeld of de vader in een nauwe persoonlijke betrekking staat tot [kind].
7. De vader stelt dat er in de afgelopen tijd eenmaal in de veertien dagen op zaterdag omgang heeft plaatsgevonden tussen hem en [kind]. Deze omgang is goed verlopen. De duur van de omgang op zaterdag is steeds verder uitgebreid. Het weekend van 22 en 23 januari 2011 zou het eerste weekend zijn waarin [kind] bij de vader zou overnachten. Echter, de moeder heeft geweigerd om [kind] voor dit omgangsweekend mee te geven aan de vader.
8. De moeder is van mening dat een omgangsregeling dient te worden vastgesteld zonder overnachting. Zij is het niet eens met de overnachting van [kind] bij de vader. De moeder vindt het niet veilig voor [kind] om bij de vader te slapen.
9. Het hof is van oordeel dat de omgangsregeling zoals die door de rechtbank is vastgesteld, niet in strijd is met de belangen van [kind]. Er heeft de afgelopen tijd een steeds verdere uitbreiding van de omgang tussen de vader en [kind] plaatsgevonden en de omgangsregeling is goed verlopen. De moeder heeft bovendien niet aannemelijk gemaakt dat er contra-indicaties aanwezig zijn om [kind] bij de vader te laten overnachten.
10. Het hof gaat er vanuit dat de ouders voortgaan met het opbouwen van de omgangsregeling (met overnachting) tussen de vader en [kind] zoals die door de rechtbank is vastgesteld.
Slotsom
11. Op grond van het voorgaande dient de beschikking waarvan beroep te worden bekrachtigd.
De beslissing
Het gerechtshof:
bekrachtigt de beschikking waarvan beroep.