Beschikking d.d. 8 februari 2011
Zaaknummer: 200.060.455
HET GERECHTSHOF ARNHEM
Nevenzittingsplaats Leeuwarden
Beschikking in de zaak van
[naam vrouw],
wonende te [woonplaats],
appellante,
hierna te noemen: de vrouw,
advocaat mr. B. Verschuren, kantoorhoudende te Amsterdam,
[naam man]
wonende te [woonplaats],
geïntimeerde,
hierna te noemen: de man,
advocaat mr. L.T.M. Bredius, kantoorhoudende te Bussum.
Het geding in eerste aanleg
Het hof verwijst naar de beschikking van de rechtbank Zwolle-Lelystad, locatie Lelystad, van 15 februari 2010 waarvan de inhoud bij partijen bekend is.
Het geding in hoger beroep
Bij beroepschrift, binnengekomen op de griffie op 18 maart 2010, heeft de vrouw verzocht die beschikking te vernietigen en opnieuw beslissende:
- de omgangsregeling tussen de vrouw en de kinderen vast te stellen op een weekend per 14 dagen en voorts de helft van de schoolvakanties;
- de kinderbijdrage op nihil te stellen over de periode mei 2009 tot en met december 2009 en met ingang van 1 januari 2010 tot en met mei 2010 op
€ 65,- per kind per maand en vanaf mei 2010 op nihil, kosten rechtens.
Bij verweerschrift, binnengekomen op de griffie op 21 mei 2010, heeft de man het
verzoek bestreden en geconcludeerd tot niet-ontvankelijk verklaring dan wel
afwijzing van het verzoek.
Het hof heeft voorts kennisgenomen van de overige stukken, waaronder de brief met bijlagen van mr. Verschuren van 19 november 2010 en de brief met bijlagen van mr. Bredius van 25 november 2010.
Ter zitting van 7 december 2010 is de zaak behandeld. Partijen zijn daarbij verschenen, bijgestaan door hun advocaten.
De beoordeling
De vaststaande feiten
1. Partijen hebben tot medio 2007 een affectieve relatie met elkaar gehad waaruit twee kinderen zijn geboren: [kind 1], geboren op [1995] en [kind 2], geboren op [1997] (hierna genoemd: [kind 1] en [kind 2] of de kinderen).
2. [kind 1] en [kind 2] zijn door de man erkend en verblijven sinds het uiteengaan van partijen bij de man. Tot het gezin van de man behoren tevens zijn nieuwe partner en haar in 2008 geboren kind uit een eerdere relatie.
3. De vrouw heeft ook een nieuwe partner en woont sinds begin 2009 met hem samen. Zij verwachten in januari 2011 een kind.
4. Bij inleidend verzoekschrift, binnengekomen bij de rechtbank op 27 mei 2009, heeft de man de rechtbank verzocht om hem mede te belasten met het gezag over de kinderen, een omgangsregeling vast te stellen tussen de vrouw en de kinderen als nader omschreven in het verzoekschrift (en gewijzigd ter zitting van de rechtbank) en te bepalen dat de vrouw aan de man € 200,- per kind per maand dient te betalen met ingang van de dag van het verzoek, als bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding van de kinderen.
5. Bij de bestreden beschikking heeft de rechtbank de verzoeken van de man toegewezen.
6. De vrouw heeft hoger beroep ingesteld tegen die beschikking voor zover het de beslissing omtrent de omgangsregeling en de kinderbijdrage betreft.
De omgangsregeling
7. Per 1 maart 2009 is de Wet bevordering voortgezet ouderschap en zorgvuldige scheiding in werking getreden. Indien ouders gezamenlijk met het gezag zijn belast, wordt de term "omgangsregeling" vervangen door: "regeling betreffende de toedeling aan de ouders van zorg- en opvoedingstaken". Daar waar het hof hierna spreekt over omgang heeft dit betrekking op deze regeling.
8. De omgangsregeling zoals die bij de bestreden beschikking is vastgesteld houdt kort gezegd in dat de vrouw [kind 1] en [kind 2] bij zich heeft een weekend per drie weken van vrijdagavond tot zondagavond, alsmede drie weken in de schoolvakanties, waaronder twee weken in de zomervakantie en een week in onderling overleg vast te stellen.
9. De vrouw heeft in haar beroepschrift aangevoerd dat de kinderen inmiddels met instemming van de man één weekend per veertien dagen van vrijdag na school tot zondagavond bij de vrouw zijn, alsmede de helft van de schoolvakanties. De vrouw heeft daarbij verzocht om de in eerste aanleg bepaalde omgangsregeling in zodanige zin aan te passen. Ter zitting van het hof is gebleken dat de man zich in een omgangsregeling als door de vrouw verzocht kan vinden. Partijen hebben het hof verzocht om dat in de onderhavige beschikking op te nemen.
10. Het hof acht de omgangsregeling als door partijen thans voorgestaan, gelet op de beschikbare gegevens, in het belang van de kinderen en zal daarom aan het verzoek van partijen tegemoet komen. De concrete invulling van de verdeling van de schoolvakanties (en feestdagen) is mede afhankelijk van de werktijden van partijen en zal in onderling overleg door partijen nader ingevuld dienen te worden. Het hof gaat er voorts vanuit dat ook het halen en brengen van de kinderen in onderling overleg door partijen geregeld wordt.
De kinderalimentatie
Inleiding
11. Bij de op 1 maart 2009 in werking getreden Wet bevordering voortgezet ouderschap en zorgvuldige scheiding is in artikel 1:400 BW een expliciete voorrang voor kinderalimentatie opgenomen. Op grond van deze wettelijke voorrang en de naar aanleiding van die wet aangepaste aanbevelingen van de alimentatiewerkgroep (Tremanormen) heeft te gelden dat de nieuwe partner buiten de berekening van de draagkracht dient te blijven in die zin dat de onderhoudsplichtige in de draagkrachtberekening dient te worden aangemerkt als alleenstaande. In verband met deze wetswijziging is voorts het percentage van de draagkrachtruimte dat aangewend wordt voor kinderalimentatie gewijzigd van
60 % naar 70 %. Het hof zal een en ander bij het navolgende in acht nemen.
12. Het hof zal voorts uitgaan van de in eerste aanleg bepaalde ingangsdatum, 27 mei 2009, nu geen van partijen daartegen een grief heeft gericht.
De behoefte van de onderhoudsgerechtigden [kind 1] en [kind 2]
13. Voor de vaststelling van de behoefte aan een bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding van kinderen is in samenwerking met het Nationaal Instituut voor Budgetvoorlichting (het NIBUD) een systeem ontwikkeld, gebaseerd op CBS-cijfers, dat is neergelegd in het Trema-rapport 2007 en de daarbij behorende bijlage 'tabel eigen aandeel kosten van kinderen'.
14. Naast het aantal kinderen en de leeftijd van het kind of de kinderen, is het netto gezinsinkomen in de laatste periode van de relatie een belangrijke factor bij de bepaling van de hoogte van de behoefte. Hiermee wordt tot uitdrukking gebracht dat de behoefte van het kind gerelateerd is aan het welstandsniveau van de ouders.
15. De vrouw heeft in haar beroepschrift gesteld dat de behoefte van de kinderen op grond van de Tremanormen € 225,- per kind per maand bedraagt. De man stelt dat de behoefte van de kinderen € 270,- per kind per maand bedraagt.
16. Het hof zal voor de vaststelling van het in aanmerking te nemen netto gezinsinkomen aan de zijde van de vrouw uitgaan van de beschikbare belastingaangifte 2007 en jaaropgaven 2007, waaruit blijkt dat de vrouw in 2007 een belastbaar loon heeft genoten van in totaal € 14.977,- (€ 518,- + € 3.882,-
+ € 1.808,- + € 8.769,-), hetgeen correspondeert met een besteedbaar inkomen (netto) € 1.079,- per maand (tarieven 2007/2). Uit de jaaropgaven 2007 van de man blijkt een belastbaar loon van in totaal € 36.350,-, hetgeen correspondeert met een besteedbaar maandinkomen van € 2.170,-. Het totale netto gezinsinkomen van partijen in de laatste periode van hun relatie kan daarmee worden becijferd op
€ 3.249,- per maand.
17. Uitgaande van dat netto gezinsinkomen van € 3.249,- en de tabel 'eigen aandeel kosten van kinderen' behorend bij het Tremarapport 2007 (tabel 2 kinderen,
8 punten) kan de behoefte van de kinderen worden becijferd op € 735,- in totaal per maand ofwel € 368,- per kind per maand. Gelet op de grenzen van de rechtsstrijd zal het hof evenwel uitgaan van een behoefte van € 270,- per kind per maand.
18. Het hof zal hierna de draagkracht van partijen vaststellen en vervolgens het aandeel van partijen in de behoefte van de kinderen bepalen.
De draagkracht van de vrouw
19. De vrouw heeft gesteld, kort samengevat, dat zij in de periode van 27 mei 2009 tot en met 31 december 2009 geen draagkracht heeft voor het betalen van een bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding van [kind 1] en [kind 2], dat zij in de daarop volgende periode tot 1 juni 2010 € 65,- per kind per maand kan bijdragen en dat zij met ingang van 1 juni 2010 wederom geen draagkracht heeft. De man betwist dat de vrouw geen draagkracht heeft voor de in eerste aanleg opgelegde kinderbijdrage van € 200,- per kind per maand.
* het inkomen
20. Het hof zal voor wat betreft het inkomen van de vrouw tot 1 januari 2010 uitgaan van de overgelegde jaaropgaaf 2009, waaruit een belastbaar loon blijkt van
€ 33.589,-. Voor wat betreft de periode van 1 januari 2010 tot 1 juni 2010 zal het hof uitgaan van het salaris zoals dat blijkt uit de door de vrouw overgelegde salarisspecificaties over de maanden januari, februari en maart 2010, zijnde
€ 2.665,- bruto per maand. Bij brief van 19 november 2010 zijn namens de vrouw voorts stukken ingebracht waaruit blijkt dat zij per 1 juni 2010 een WW-uitkering heeft. Het hof zal in de draagkrachtberekening per 1 juni 2010 uitgaan van de gegevens als vermeld op de betaalspecificaties, waaruit blijkt dat de WW-uitkering laatstelijk bruto € 1.460,40 per vier weken bedroeg. In hetgeen de man heeft aangevoerd ziet het hof in dit verband geen aanleiding aan te nemen dat sprake is van verwijtbaar inkomensverlies bij de vrouw, waarbij het hof in aanmerking neemt dat het UWV kennelijk geen aanleiding heeft gezien een maatregel op te leggen. Voor zover de man heeft gesteld dat niet van de WW-uitkering maar van het oude inkomen moet worden uitgegaan aan de zijde van de vrouw, volgt het hof dat dus niet.
* de woonlasten
21. De vrouw heeft een netto woonlast opgevoerd van € 216,- per maand. Hoewel de man heeft betwist dat de vrouw woonlasten heeft en een adequate onderbouwing van de gestelde woonlast ontbreekt, zal het hof genoemd bedrag overnemen in de draagkrachtberekeningen omdat niet aannemelijk is dat de vrouw in het geheel geen woonlasten heeft en het een redelijke woonlast betreft in relatie tot haar inkomen. Ter zitting van het hof heeft de vrouw gewezen op gewijzigde financiële omstandigheden wegens het werkloos raken van haar partner, maar aangezien daaromtrent geen stukken voorhanden zijn, zal het hof daaraan voorbij gaan.
* betaling van rente en aflossing op schulden
22. De vrouw heeft in haar beroepschrift voor wat betreft de periode tot januari 2010 een aantal schulden opgevoerd waaronder een schuld voor achterstallige premie ziektekostenverzekering. Blijkens de door de vrouw overgelegde stukken (productie 4 bij het beroepschrift) betreft laatstgenoemde schuld een hoofdsom, exclusief rente en incassokosten, van € 2.569,47. Ter zitting van het hof is gebleken dat de betreffende schuld is ontstaan in de periode dat partijen nog samenwoonden. Gelet op het moment van ontstaan van deze schuld en hetgeen partijen daaromtrent over en weer hebben verklaard - beide partijen hebben de achterstallige administratie laten ontstaan in de periode van samenwoning, waarna er niets mee is gedaan - acht het hof het redelijk om in de draagkrachtberekening van de vrouw alsnog rekening te houden met deze schuld in de periode vanaf de ingangsdatum tot 1 januari 2010, derhalve voor een bedrag van € 370,- per maand.
23. Het hof zal voorts rekening houden met de door de vrouw opgevoerde maandelijkse last van € 100,- voor aflossing op de schuld aan de SNS bank nu deze last voldoende is onderbouwd en de vrouw hoofdelijk aansprakelijk is voor het restant van deze (tweede hypotheek) schuld. Deze aflossing kan naar zijn aard overigens niet worden beschouwd als (indirecte) bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding van de kinderen zoals namens de vrouw ter zitting is opgemerkt.
24. De schuld in verband met psychologische hulp ten behoeve van (een van) de kinderen laat het hof buiten beschouwing nu deze schuld is ontstaan na het verbreken van de samenwoning van partijen en de noodzakelijkheid ervan niet is aangetoond.
25. Tenslotte zal het hof rekening houden met € 25,- aan omgangskosten over welke post tussen partijen overeenstemming bestaat.
* overige relevante aspecten betreffende de draagkracht van de vrouw
26. Het hof zal de door de vrouw opgevoerde last op de posten 'advocaatkosten' en 'studiekosten' buiten beschouwing laten in de draagkrachtberekening, gelet op de aanbevelingen van de alimentatiewerkgroep omtrent deze posten, meer in bijzonder de omstandigheid dat deze niet kunnen worden beschouwd als dermate noodzakelijk dat zij voorrang moeten hebben op de onderhoudsverplichting jegens de kinderen.
27. Ter zitting van het hof is voorts gebleken dat de vrouw in januari 2011 is uitgerekend in die zin dat zij en haar nieuwe partner een kind verwachten. Dit betekent dat in beginsel de bij de vrouw beschikbare draagkrachtruimte met ingang van 1 februari 2011 moet worden verdeeld over drie kinderen in plaats van twee (rekening houdend met de onderhoudsplichtigheid van de nieuwe partner van de vrouw). Uit de hierna opgenomen berekening blijkt evenwel dat de vrouw geen draagkrachtruimte heeft voor alimentatie vanaf 1 juni 2010.
* de berekeningen ten aanzien van de draagkracht van de vrouw
28. Het voorgaande leidt tot de volgende draagkrachtberekeningen:
I. de periode van 27 mei 2009 tot 1 januari 2010 (tarieven 2009/2)
Berekening besteedbaar inkomen:
Loon volgens jaaropgaaf € 33.589
Werkgeversbijdrage ZVW € 2.168
Belastbaar inkomen uit werk en woning, box 1 € 33.589
Heffing:
- € 5.989 schijf I.
- € 5.985 schijf II
- € 614 schijf III
Inkomensheffing box 1 € 12.588
Heffingskorting en standaard heffingskorting € 3.511-
Verschuldigde inkomensheffing € 9.077-
Besteedbaar inkomen per jaar € 24.512
Besteedbaar inkomen per maand € 2.042
Berekening draagkrachtloos inkomen (ook wel alimentatievrije voet genoemd):
Bijstandsnorm € 907
Woonlasten: € 216
Ziektekosten € 276
- nominale premie basisverz. ZVW € 125
- verplicht eigen risico € 13
- inkomensafh. bijdrage werkg. € 181
- af: in bijstandsnorm begrepen nominaal deel premie ZVW € 43-
Kosten omgangsregeling € 25
Rente en aflossing van schulden € 470 +
Draagkrachtloos inkomen € 1.894
Draagkrachtruimte per maand (besteedbaar- minus draagkrachtloos inkomen) € 148
waarvan beschikbaar 70 % voor kinderalimentatie (excl. fiscaal voordeel) € 104
II. de periode van 1 januari 2010 tot 1 juni 2010 (tarieven 2010/1)
Berekening besteedbaar inkomen:
Loon volgens salarisstrook (incl. vakantiegeld) € 34.980
Werkgeversbijdrage ZVW € 2.340
Belastbaar inkomen uit werk en woning, box 1 € 36.878
Heffing:
- € 6.092 schijf I.
- € 6.094 schijf II
- € 1.739 schijf III
Inkomensheffing box 1 € 13.924
Heffingskorting en standaard heffingskorting € 3.476-
Verschuldigde inkomensheffing € 10.448
Besteedbaar inkomen per jaar € 26.430
Besteedbaar inkomen per maand € 2.202
Berekening draagkrachtloos inkomen (ook wel alimentatievrije voet genoemd):
Bijstandsnorm € 909
Woonlasten: € 216
Ziektekosten € 289
- nominale premie basisverz. ZVW € 125
- verplicht eigen risico € 13
- inkomensafh. bijdrage werkg. € 195
- af: in bijstandsnorm begrepen nominaal deel premie ZVW € 44-
Kosten omgangsregeling € 25
Rente en aflossing van schulden € 100 +
Draagkrachtloos inkomen € 1.539
Draagkrachtruimte per maand (besteedbaar minus draagkrachtloos ink.) € 663
waarvan beschikbaar 70 % voor kinderalimentatie (excl. fiscaal voordeel) € 464
Beschikbaar voor kinderalimentatie inclusief fiscaal voordeel € 580
III. de periode vanaf 1 juni 2010 (tarieven 2010/2)
Berekening besteedbaar inkomen:
inkomen ww-uitkering € 18.985
8% vakantietoeslag € 1.519
bijdrage ZVW € 1.224
belastbaar inkomen € 21.728
Heffing:
- € 6.092 schijf I.
- € 1.475schijf II
heffingskortingen (alg) € 2.034-
verschuldigde inkom. heffing € 5.533
besteedbaar inkomen per jaar € 16.195
besteedbaar inkomen per maand € 1.349
Berekening draagkrachtloos inkomen (ook wel alimentatievrije voet genoemd):
Bijstandsnorm € 913
Woonlasten: € 216
Ziektekosten € 196
- nominale premie basisverz. ZVW € 125
- verplicht eigen risico € 13
- inkomensafh. bijdrage uitkeringsinstantie. € 102
- af: in bijstandsnorm begrepen nominaal deel premie ZVW € 44-
Kosten omgangsregeling € 25
Rente en aflossing van schulden € 100 +
Draagkrachtloos inkomen € 1.450
Draagkrachtruimte per maand (besteedbaar minus draagkrachtloos ink.) € 0
29. Uit deze berekeningen blijkt zoals gezegd dat de vrouw vanaf 1 juni 2010 geen draagkracht heeft om bij te dragen in de kosten van verzorging en opvoeding van de minderjarige kinderen van partijen. Hieruit volgt dat de behoefte van de kinderen vanaf 1 juni 2010 voor rekening van de man komt als verzorgende ouder. Gelet op de onderhoudsverplichting van de vrouw jegens de kinderen en de omstandigheid dat de rechtsverhouding tussen partijen mede wordt beheerst door de redelijkheid en billijkheid, dient de vrouw er daarom alles aan te doen om weer aan het werk te geraken en haar inkomen te verhogen.
30. Het hof zal hierna de draagkracht van de man vaststellen, teneinde het aandeel van partijen naar rato van hun draagkracht in de behoefte van de kinderen te bepalen in de periode tot 1 juni 2010.
De draagkracht van de man
31. Hoewel de draagkracht van de man door de vrouw niet aan de orde is gesteld in haar beroepschrift, heeft de man in hoger beroep een draagkrachtberekening ten aanzien van zichzelf met enige onderliggende stukken overgelegd. De vrouw heeft daar ter zitting op gereageerd. Het hof beslist omtrent de draagkracht van de man in het licht van de beschikbare gegevens en hetgeen partijen hebben aangevoerd als volgt.
* het inkomen
32. Het hof zal in de draagkrachtberekening uitgaan van het inkomen als vermeld in de jaaropgaaf 2009 van de man. Voor zover de vrouw heeft aangevoerd dat de man meer kan gaan werken volgt het hof dat niet omdat het hof van oordeel is dat zulks in redelijkheid niet van de man kan worden gevergd gelet op de dagelijkse zorg voor de kinderen die de man naast zijn werk heeft.
* de woonlasten
33. De man heeft zijn woonsituatie aldus toegelicht, voor zover hier van belang, dat de oude woning aan het [adres] op 26 maart 2010 is verkocht en dat de man nadien definitief is gaan samenwonen met zijn nieuwe partner. Zijn nieuwe partner heeft haar eigen woning nog niet verkocht waardoor nog sprake is van dubbele woonlasten. De hypotheek op de nieuwe woning van de man aan het adres Harteveld te Almere bedraagt € 1.433,-. Daarnaast is een verplichte spaarpolis afgesloten met een premie van € 130,- per maand.
34. De vrouw heeft ter zitting aangevoerd dat in deze procedure ervan uit moet worden gegaan dat de man de woonlasten kan delen met zijn nieuwe partner. Voor het overige heeft de vrouw de door de man opgevoerde woonlasten niet betwist.
35. Het hof volgt de vrouw in haar standpunt dat ervan uit moet worden gegaan dat de man de woonlasten kan delen en neemt in aanmerking dat de man zijn woonsituatie en woonlasten zeer summier heeft onderbouwd en niet heeft aangetoond dat zijn nieuwe partner niet in eigen onderhoud kan voorzien. Daarbij is het hof voorbij gegaan aan de gestelde dubbele woonlasten van de man omdat, nog daargelaten de gebrekkige onderbouwing, de oude woning van de nieuwe partner van de man niet ten laste van de onderhoudsverplichting van de man jegens de kinderen kan worden gebracht. De hoogte van het eigen woning forfait als vermeld in de draagkrachtberekening van de man (€ 1.375,-) en de hoogte van de hypotheeklasten voor de nieuwe woning van de man als vermeld in het overgelegde hypotheekoverzicht (€ 1.432,- per maand), zijn door de vrouw niet betwist en zal het hof daarom overnemen (voor de helft). Hetzelfde geldt voor de premie van € 130,- per maand.
* betaling van rente en aflossing van schulden
36. Het hof zal rekening houden met de door de man opgevoerde last van € 225,- per maand op de post 'aflossing van schulden' omdat het hof aannemelijk acht, gelet op de door de man gegeven toelichting die niet althans onvoldoende door de vrouw is betwist, dat het gaat om een lening die de man is aangegaan om schulden uit de periode van samenwoning mee af te lossen.
* de berekening
37. Het voorgaande en mede in aanmerking genomen de niet betwist overige noodzakelijke lasten (ziektekosten) van de man, leidt tot de volgende draagkrachtberekening:
Berekening besteedbaar inkomen:
Loon volgens jaaropgaaf € 35.728
Werkgeversbijdrage ZVW € 2.234
eigenwoning forfait € 688 +
rente eigen woning € 8.592 -
belastbaar inkomen uit woning € 7.904 -
Belastbaar inkomen uit werk en woning, box 1 € 35.728
Heffing:
- € 5.989 schijf I.
- € 4.177 schijf II
Inkomensheffing box 1 € 10.166
Heffingskorting en standaard heffingskorting € 3.511-
Verschuldigde inkomensheffing € 6.655-
Besteedbaar inkomen per jaar € 29.073
Besteedbaar inkomen per maand € 2.422
Berekening draagkrachtloos inkomen (ook wel alimentatievrije voet genoemd):
Bijstandsnorm € 907
Woonlasten: € 669
Ziektekosten € 294
- nominale premie basisverz. ZVW € 151
- inkomensafh. bijdrage werkg. € 186
- af: in bijstandsnorm begrepen nominaal deel premie ZVW € 43-
Rente en aflossing van schulden € 225 +
Draagkrachtloos inkomen € 2.095
Draagkrachtruimte per maand (besteedbaar minus draagkrachtloos ink.) € 327
waarvan beschikbaar 70 % voor kinderalimentatie (excl. fiscaal voordeel) € 229
De draagkrachtvergelijking en conclusies
38. De draagkracht van de vrouw bedraagt in de periode van 27 mei 2009 tot 1 januari 2010 € 104,- per maand en in de periode van 1 januari 2010 tot 1 juni 2010
€ 580,- per maand (inclusief fiscaal voordeel). De draagkracht van de man bedraagt € 229,- per maand. De totale draagkracht is derhalve in de periode tot
1 januari 2010 € 333,- per maand en in de periode daarna tot 1 juni 2010 € 809,- per maand.
39. Het aandeel van partijen in de behoefte wordt berekend door de behoefte van de kinderen te delen door de gehele draagkracht en vervolgens te vermenigvuldigen met ieders draagkracht. Het hof gaat uit van de hiervoor vastgestelde behoefte van [kind 1] en [kind 2] van € 270,- per kind per maand ofwel in totaal € 540,- per maand.
40. In de periode van 27 mei 2009 tot 1 januari 2010 betekent dit voor de vrouw dat haar aandeel in de behoefte van de kinderen € 169,- per maand bedraagt
(540 : 333 x 104 =) en in de periode daarna tot 1 juni 2010 € 387,- per maand (540 : 809 x 580). Per kind is dat respectievelijk € 84,- en € 194,- per maand.
De slotsom
41. Het voorgaande betekent dat de bestreden beschikking niet in stand kan blijven en dat het hof opnieuw zal beslissen als volgt.
De beslissing
Het gerechtshof:
vernietigt de beschikking van de rechtbank Zwolle-Lelystad, locatie Lelystad, van 15 februari 2010 voor zover aan dit hoger beroep onderworpen;
en in zoverre opnieuw beslissende:
stelt met ingang van heden een omgangsregeling vast tussen de vrouw en de minderjarige kinderen [kind 1], geboren op [1995] en [kind 2], geboren op [1997] inhoudende één weekend per veertien dagen van vrijdag na school tot zondagavond, alsmede de helft van de schoolvakanties;
bepaalt dat de vrouw met ingang van 27 mei 2009 tot 1 januari 2010 een bedrag van € 84,- per kind per maand aan de man dient te voldoen als bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding van [kind 1] en [kind 2] (voornoemd) en met ingang van 1 januari 2010 tot 1 juni 2010 € 194,- per kind per maand;
bepaalt de door de vrouw aan de man verschuldigde bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding van de voornoemde minderjarigen [kind 1] en [kind 2] met ingang van 1 juni 2010 op nihil;
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad;
wijst af hetgeen meer of anders is verzocht.