Gerechtshof Arnhem,
nevenzittingsplaats Leeuwarden
Sector strafrecht
Parketnummer: 24-002284-10
Uitspraak d.d.: 27 mei 2011
VERSTEK
Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken
gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de kantonrechter te Lelystad van 12 augustus 2008 in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [1962],
wonende te [woonplaats], [adres].
De verdachte heeft tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld.
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van het hof van 13 mei 2011.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal, strekkende tot veroordeling van verdachte ter zake van het primair ten laste gelegde tot een geldboete van € 220,=. Deze vordering is na voorlezing aan het hof overgelegd.
Het vonnis waarvan beroep
Het hof zal het vonnis waarvan beroep vernietigen omdat het vonnis op de voet van artikel 378a van het Wetboek van Strafvordering is aangetekend en daarom niet de in hoger beroep voorgeschreven vermeldingen bevat.
Het hof zal daarom opnieuw rechtdoen.
Aan verdachte is tenlastegelegd dat:
primair:
hij op of omstreeks 26 juli 2006 in de gemeente [gemeente] als bestuurder van een voertuig (personenauto), daarmee rijdende op de weg, de [straat 1], en gekomen op of nabij de kruising of splitsing van deze weg met de [straat 2], alwaar op het wegdek haaietanden waren aangebracht, aangevende: - een verplichting tot het verlenen van voorrang op de kruisende weg, geen gevolg heeft gegeven aan dat verkeersteken dat een gebod of verbod inhoudt, immers is hij, verdachte, met dat door hem bestuurde voertuig, deze kruising of splitsing opgereden, waarna (vervolgens) een aanrijding of botsing is ontstaan met een op de [straat 2] rijdend voertuig (tweewielige bromfiets (snorfiets)) en derhalve heeft hij, verdachte, de bestuurster van die bromfiets niet in staat gesteld om haar weg ongehinderd te vervolgen, (mede) ten gevolge waarvan de bestuurster van die bromfiets (zwaar) gewond is geraakt, door welke gedraging(en) van verdachte gevaar op die weg werd veroorzaakt, althans kon worden veroorzaakt, en/of het verkeer op die weg werd gehinderd, althans kon worden gehinderd;
subsidiair:
hij op of omstreeks 26 juli 2006 in de gemeente [gemeente] als bestuurder van een personenauto op de voor het openbaar verkeer openstaande weg, de [straat 1], ter plaatse waar voor een kruisende weg, te weten de voor het openbaar verkeer openstaande weg, de [straat 2], op het wegdek haaientanden waren aangebracht, de bestuurster van een op die kruisende weg rijdende tweewielige bromfiets (snorfiets) geen voorrang heeft gegeven, waarbij letsel aan personen is ontstaan of schade aan goederen is toegebracht.
Door wettige bewijsmiddelen, waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt, heeft het hof de overtuiging gekregen en acht het hof wettig bewezen, dat verdachte het primair tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 26 juli 2006 in de gemeente [gemeente] als bestuurder van een voertuig (personenauto), daarmee rijdende op de weg, de [straat 1], en gekomen op of nabij de kruising van deze weg met de [straat 2], alwaar op het wegdek haaietanden waren aangebracht, aangevende: - een verplichting tot het verlenen van voorrang op de kruisende weg, geen gevolg heeft gegeven aan dat verkeersteken dat een gebod inhoudt, immers is hij, verdachte, met dat door hem bestuurde voertuig, deze kruising opgereden, waarna een botsing is ontstaan met een op de [straat 2] rijdend voertuig (tweewielige bromfiets (snorfiets)) en derhalve heeft hij, verdachte, de bestuurster van die bromfiets niet in staat gesteld om haar weg ongehinderd te vervolgen, ten gevolge waarvan de bestuurster van die bromfiets gewond is geraakt, door welke gedraging van verdachte gevaar op die weg werd veroorzaakt.
Het hof acht niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard, zodat deze daarvan behoort te worden vrijgesproken.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
het primair bewezenverklaarde levert op:
overtreding van artikel 5 van de Wegenverkeerswet 1994.
Strafbaarheid van de verdachte
Verdachte is strafbaar aangezien geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die verdachte niet strafbaar zou doen zijn.
Oplegging van straf en/of maatregel
De hierna te melden strafoplegging is in overeenstemming met de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon van verdachte, zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Verdachte heeft op 26 juli 2006 als bestuurder van een personenauto een verkeersongeval veroorzaakt. Hij heeft op een kruising geen voorrang verleend aan de bestuurster van een bromfiets. Hij is die kruising opgereden, waarna hij tegen die bromfiets is gebotst. Als gevolg van die botsing is die bestuurster gewond geraakt. Verdachte heeft door zijn rijgedrag de verkeersveiligheid in gevaar gebracht.
Uit het verdachte betreffende Uittreksel Justitiële Documentatie d.d. 15 maart 2011 blijkt dat verdachte niet eerder ter zake van een soortgelijk feit is veroordeeld.
Het hof acht de door de advocaat-generaal gevorderde geldboete passend en geboden en zal deze aan verdachte opleggen, met daarbij een vervangende hechtenis voor de duur van
4 dagen. Daarbij is acht geslagen op verdachtes financiële draagkracht, voor zover daarvan ter zitting van het hof is gebleken.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Het hof heeft gelet op de artikelen 23, 24 en 24c van het Wetboek van Strafrecht en artikel 5 van de Wegenverkeerswet 1994.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het primair ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het primair bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart verdachte strafbaar.
Ten aanzien van het onder 1 primair bewezen verklaarde
Veroordeelt de verdachte tot een geldboete van EUR 220,00 (tweehonderdtwintig euro), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 4 (vier) dagen hechtenis.
Aldus gewezen door mr. De Witt, voorzitter, mr. Beswerda, senior raadsheer, en
mr. Dolfing, raadsheer, in tegenwoordigheid van Boersma, griffier,
en op 27 mei 2011 ter openbare terechtzitting uitgesproken.