Gerechtshof Arnhem
nevenzittingsplaats Leeuwarden
Sector strafrecht
Parketnummer: 24-003051-09
Uitspraak d.d.: 14 juni 2011
TEGENSPRAAK
Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken
gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Zwolle-Lelystad van 18 november 2009 in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [1965],
wonende te [woonplaats], [adres].
De verdachte heeft tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld.
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van het hof van 31 mei 2011.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal, strekkende tot veroordeling van verdachte ter zake van het ten laste gelegde tot een geldboete van
EUR 200,-, subsidiair 4 dagen vervangende hechtenis. De advocaat-generaal heeft voorts gevorderd dat het hof de vordering van de benadeelde partij voor wat betreft het materiële deel betreft zal afwijzen en voor wat betreft het immateriële deel zal toewijzen, met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel. Deze vordering is na voorlezing aan het hof overgelegd. Het hof heeft voorts kennis genomen van hetgeen door verdachte en zijn raadsman, mr. O. Bolluyt, naar voren is gebracht.
Het vonnis waarvan beroep
Het hof zal het vonnis waarvan beroep vernietigen en opnieuw rechtdoen.
Aan verdachte is tenlastegelegd dat:
hij op of omstreeks 14 september 2009 in de gemeente [gemeente] opzettelijk mishandelend een persoon (te weten [benadeelde]), terwijl die [benadeelde] tussen haar (personen)auto en een portier van haar personen(auto) stond, tegen dat portier aan duwde, waardoor deze letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden;
Indien in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Door wettige bewijsmiddelen, waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt, heeft het hof de overtuiging gekregen en acht het hof wettig bewezen, dat verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 14 september 2009 in de gemeente [gemeente] opzettelijk mishandelend een portier van een personenauto tegen een persoon te weten [benadeelde] heeft aangeduwd, terwijl die [benadeelde] tussen haar personenauto en dat portier stond, waardoor deze [benadeelde] pijn heeft ondervonden.
Het hof acht niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard, zodat deze daarvan behoort te worden vrijgesproken.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
het bewezenverklaarde levert op:
Strafbaarheid van de verdachte
Verdachte is strafbaar aangezien geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die verdachte niet strafbaar zou doen zijn.
Oplegging van straf en/of maatregel
De hierna te melden strafoplegging is in overeenstemming met de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon van verdachte, zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Verdachte heeft zich op 14 september 2009 schuldig gemaakt aan mishandeling van aangeefster [benadeelde]. Verdachte, die in de veronderstelling verkeerde dat [benadeelde] bij het openen van haar autoportier zijn auto had geraakt en/of beschadigd, is tegenover [benadeelde] in hevige woede ontstoken en heeft hierbij het portier van [benadeelde] auto - terwijl zij tussen haar auto en dat portier in stond - tegen [benadeelde] aangeduwd. Door aldus te handelen heeft verdachte niet alleen inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van aangeefster, maar heeft hij ook angst bij aangeefster veroorzaakt, zo blijkt uit haar schriftelijke slachtofferverklaring.
Ten nadele van verdachte spreekt dat hij blijkens een hem betreffend uittreksel uit het justitieel documentatieregister d.d. 7 april 2011, in het verleden meermalen is veroordeeld ter zake van strafbare feiten, waaronder geweldsdelicten. De straffen die verdachte in dat kader zijn opgelegd hebben hem er kennelijk niet van weerhouden opnieuw een (soortgelijk) strafbaar feit te begaan.
Gelet op het voorgaande is het hof van oordeel dat de door de politierechter opgelegde en door de advocaat-generaal gevorderde geldboete niet passend is en onvoldoende recht doet aan de ernst van het feit. Het hof acht oplegging van een geldboete van EUR 500,- , subsidiair 10 dagen vervangende hechtenis, noodzakelijk. Gezien verdachtes ongunstige financiële positie en mede om te voorkomen dat verdachte zich opnieuw schuldig maakt aan een (soortgelijk) strafbaar feit, zal het hof evenwel een gedeelte hiervan, te weten
EUR 300,- , subsidiair 6 dagen vervangende hechtenis, in voorwaardelijke vorm opleggen.
Vordering van de benadeelde partij [benadeelde]
De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt EUR 762,28, bestaande uit EUR 562,28 aan materiële schade en EUR 200,- aan immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het moment van ontstaan van de schade tot aan de dag van algehele voldoening. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep niet-ontvankelijk verklaard. De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep opnieuw gevoegd voor het bedrag van haar oorspronkelijke vordering.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is voldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van het bewezenverklaarde handelen van verdachte rechtstreeks schade heeft geleden. Verdachte is tot vergoeding van die schade gehouden zodat de vordering zal worden toegewezen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 14 september 2009 tot aan de dag van algehele voldoening.
Gelet op het vorenstaande dient verdachte, als de in het ongelijk gestelde partij, te worden veroordeeld in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt, tot aan deze uitspraak begroot op nihil, en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken.
Om te bevorderen dat de schade door verdachte wordt vergoed, zal het hof de maatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht opleggen op de hierna te noemen wijze.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Het hof heeft gelet op de artikelen 14a, 14b, 14c, 23, 24, 24c, 36f, 63 en 300 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een geldboete van EUR 500,00 (vijfhonderd euro), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 10 (tien) dagen hechtenis.
Bepaalt dat een gedeelte van de geldboete, groot EUR 300,00 (driehonderd euro), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 6 (zes) dagen hechtenis, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat verdachte zich voor het einde van een proeftijd van 2 (twee) jaren aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Vordering van de benadeelde partij [benadeelde]
Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde [benadeelde] terzake van het bewezen verklaarde tot het bedrag van EUR 762,28 (zevenhonderdtweeënzestig euro en achtentwintig cent) bestaande uit EUR 562,28 (vijfhonderdtweeënzestig euro en achtentwintig cent) materiële schade en EUR 200,00 (tweehonderd euro) immateriële schade en veroordeelt de verdachte om dit bedrag tegen een behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan de benadeelde partij.
Bepaalt dat voormeld toegewezen bedrag aan materiële schadevergoeding vermeerderd wordt met de wettelijke rente vanaf 14 september 2009 tot aan de dag der algehele voldoening.
Bepaalt dat voormeld toegewezen bedrag aan immateriële schadevergoeding vermeerderd wordt met de wettelijke rente vanaf 14 september 2009 tot aan de dag der algehele voldoening.
Verwijst de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [benadeelde], een bedrag te betalen van EUR 762,28 (zevenhonderdtweeënzestig euro en achtentwintig cent) bestaande uit EUR 562,28 (vijfhonderdtweeënzestig euro en achtentwintig cent) materiële schade en EUR 200,00 (tweehonderd euro) immateriële schade, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 15 (vijftien) dagen hechtenis, met dien verstande dat de toepassing van die hechtenis de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet opheft.
Bepaalt dat voormelde betalingsverplichting ter zake van de materiële schade vermeerderd wordt met de wettelijke rente vanaf 14 september 2009 tot aan de dag der algehele voldoening.
Bepaalt dat voormelde betalingsverplichting ter zake van de immateriële schade vermeerderd wordt met de wettelijke rente vanaf 14 september 2009 tot aan de dag der algehele voldoening.
Bepaalt dat, indien de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat daarmee zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee zijn verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen.
Aldus gewezen door
mr. P. Koolschijn, voorzitter,
mr. H.M.E. Laméris-Tebbenhoff Rijnenberg en mr. G.N. Roes, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. H. Akkerman, griffier,
en op 14 juni 2011 ter openbare terechtzitting uitgesproken.
mr. G.N. Roes is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.