ECLI:NL:GHARN:2011:BQ8156

Gerechtshof Arnhem

Datum uitspraak
7 juni 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
200.058.517-01
Instantie
Gerechtshof Arnhem
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vervangende toestemming erkenning minderjarige afgewezen in hoger beroep

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem op 7 juni 2011 uitspraak gedaan in hoger beroep over de vervangende toestemming voor de erkenning van een minderjarige door de vader. De vrouw, appellante, had eerder bij de rechtbank Zwolle-Lelystad verzocht om de erkenning van hun kind, geboren in 2002, door de man te vernietigen. De rechtbank had de man vervangende toestemming verleend, maar de vrouw was het daar niet mee eens en heeft hoger beroep ingesteld. De vrouw voerde aan dat de erkenning schadelijk zou zijn voor haar en het kind, omdat de man in de gevangenis zat voor medeplichtigheid aan de moord op zijn zwager en zij vreesde dat hij het kind na zijn vrijlating naar Suriname zou meenemen. Het hof heeft de belangen van de vrouw en het kind zwaarder laten wegen dan die van de man. Het hof oordeelde dat de erkenning een schadelijke impact zou hebben op de ontwikkeling van het kind en de stabiliteit van de gezinssituatie. De bijzondere curator heeft ook verklaard dat het kind angst heeft voor de vader en niet wil dat hij haar erkent. Uiteindelijk heeft het hof de beschikking van de rechtbank vernietigd en het verzoek van de vader tot erkenning afgewezen.

Uitspraak

Beschikking d.d. 7 juni 2011
Zaaknummer 200.058.517
HET GERECHTSHOF ARNHEM
Nevenzittingsplaats Leeuwarden
Beschikking in de zaak van
[de vrouw],
wonende te [woonplaats],
appellante,
hierna te noemen: de vrouw,
advocaat mr. M.J.A. Nijssen, kantoorhoudende te Zoetermeer,
tegen
[de man],
thans verblijvende in de penitentiaire inrichting Flevoland te Lelystad,
geïntimeerde,
hierna te noemen: de man,
advocaat mr. M.H. Aalmoes, kantoorhoudende te Amsterdam,
Belanghebbende:
mr. J.A. Wesdorp,
kantoorhoudende te Almere,
hierna te noemen: de bijzondere curator.
Het geding in eerste aanleg
Bij beschikking van 27 november 2009 heeft de rechtbank Zwolle-Lelystad, locatie Lelystad, aan de man vervangende toestemming verleend om de minderjarige [kind], geboren [in 2002] te erkennen.
Het geding in hoger beroep
Bij beroepschrift, binnengekomen op de griffie op 23 februari 2010, heeft de vrouw verzocht de beschikking van 27 november 2009 te vernietigen en opnieuw beslissende het inleidend verzoek van de man af te wijzen.
Van de zijde van de man is geen verweerschrift binnengekomen.
Het hof heeft voorts kennisgenomen van de overige stukken, waaronder een brief van 21 april 2011 van mr. Wesdorp.
Ter zitting van 28 april 2011 is de zaak behandeld, gezamenlijk met zaaknummer 200.060.286 (waarbij door de bijzondere curator hoger beroep is ingesteld tegen de beslissing van de rechtbank van 27 november 2009). Verschenen zijn de vrouw, bijgestaan door haar advocaat, en de man, bijgestaan door zijn advocaat. Tevens is de bijzondere curator verschenen. De advocaten hebben het woord gevoerd aan de hand van een pleitnota.
De beoordeling
Vaststaande feiten
1. Uit de affectieve relatie tussen de man en de vrouw is [kind] geboren. De relatie is in 2003 beëindigd. [kind] heeft haar hoofdverblijfplaats bij de vrouw. De vrouw is belast met het gezag over [kind].
2. Tussen partijen is niet in geschil dat de man de verwekker is van [kind].
3. De man heeft in zijn inleidend verzoek verzocht om vervangende toestemming voor erkenning van zijn dochter te verlenen. Bij beschikking van 2 juni 2009 is mr. Wesdorp benoemd tot bijzondere curator over [kind].
4. De rechtbank heeft op het verzoek van de man beslist zoals hiervoor vermeld onder 'Het geding in eerste aanleg'. Tegen deze beslissing is het hoger beroep van de vrouw en de bijzondere curator gericht.
Het hoger beroep
5. De vrouw heeft aangevoerd dat de rechtbank ten onrechte heeft overwogen dat niet gebleken is dat door de erkenning de belangen van de vrouw bij een ongestoorde verhouding met de minderjarige worden geschaad. De vrouw is van mening dat haar diepgewortelde angst wordt gebagatelliseerd en dat de erkenning een grote inmenging betekent in haar gezinsleven. De juridische positie van de man wordt versterkt door de erkenning. Zij vreest dat de man [kind], na het uitzitten van zijn gevangenisstraf voor medeplichtigheid aan de moord op zijn zwager, voorgoed zal meenemen naar Suriname. Het gedrag van de man brengt een aanzienlijke spanning en stress mee en dit zal schadelijk zijn voor [kind]. Voorts heeft volgens de vrouw de rechtbank niet gemotiveerd waarom is voorbijgegaan aan het advies van de bijzondere curator.
6. De man heeft ter zitting verzocht om bekrachtiging van de beslissing van de rechtbank. Hij heeft aangevoerd dat [kind] zeer gewenst was en dat hij en [kind] een goede band hebben. Deze band wenst hij juridisch te 'registreren'.
Het oordeel van het hof
7. Vervangende toestemming tot erkenning kan aan de vader worden verleend, indien de erkenning de belangen van de moeder bij een ongestoorde verhouding met het kind of de belangen van het kind niet zou schaden, en de man de verwekker is van het kind. Uitgangspunt is dat zowel het kind als de verwekker er aanspraak op heeft dat hun relatie rechtens wordt erkend als een familierechtelijke rechtsbetrekking. In de onderhavige zaak dient een belangenafweging plaats te vinden tussen het belang van de man om een familierechtelijke band te krijgen door erkenning en het belang van de moeder en het kind.
8. Naar aanleiding van de behandeling ter zitting heeft het hof een betrouwbaarder indruk gekregen van de vrouw dan van de man. De belevingen van de man en de vrouw verschillen nogal op belangrijke punten. Zo stelt de man dat er sprake is geweest van een goede relatie tussen de vrouw en hem. Daarnaast stelt hij dat hij een hechte band heeft met [kind]. De vrouw heeft dit weersproken en heeft aangegeven dat tijdens de relatie sprake was van mishandeling en drugsgebruik. Volgens de vrouw bedreigt de man zowel haar als [kind] en is er geen sprake van een goede band tussen de vader en [kind]. Het feit dat hij en [kind] af en toe telefonisch contact hebben, maakt niet dat gesproken kan worden van een hechte band. Voorts heeft de man aangegeven dat [kind] zeer gewenst was, maar stelt de vrouw juist het tegenovergestelde. Zij heeft verklaard dat de man geen kind wilde en haar zelfs tijdens de zwangerschap meerdere keren in de buik heeft geschopt. De man heeft dit ontkend, maar beaamde wel de vrouw 'corrigerende tikken' te hebben gegeven omdat zij soms hysterisch was.
9. Daarnaast weegt voor het hof zwaar hetgeen de bijzondere curator ter zitting naar voren heeft gebracht. Mr. Wesdorp heeft aangegeven dat zij inmiddels [kind] zelf heeft gesproken, omdat zij van de vrouw had begrepen dat de man [kind] telefonisch op de hoogte heeft gebracht van het feit dat hij gedetineerd is. Volgens haar beseft [kind] goed dat haar vader iets heel ergs heeft gedaan en worstelt zij op dit moment heel erg met de hele situatie. Zo vindt zij het moeilijk dat haar vader in de gevangenis zit en niet altijd de waarheid spreekt. Ook vindt zij het lastig dat hij door middel van dit verzoek wil bereiken dat iedereen weet dat hij haar vader is. [kind] zegt tegen niemand wat haar vader heeft gedaan. Daarnaast laat [kind] angst zien voor de vader. [kind] heeft voorts duidelijk aangegeven haar vader niet in de gevangenis te willen bezoeken. Als hij weer vrij is, dan wil zij hem -in het bijzijn van een voor haar vertrouwd familielid- wel weer zien. Ook heeft [kind] aangegeven niet de achternaam van haar vader te willen. De bijzondere curator is van mening dat erkenning onder de huidige omstandigheden niet in het belang van [kind] moet worden geacht.
10. Het hof acht het, gelet op de stukken en de behandeling ter zitting, aannemelijk dat er bij de moeder daadwerkelijk een diepgewortelde angst bestaat voor de man en dat de onrustgevoelens van de moeder en [kind] concreet moeten worden geacht. Dit betekent dat er een reëel risico bestaat dat [kind] wordt belemmerd in haar ontwikkeling ten gevolge van de psychische druk die de moeder zal ervaren als de vader haar mag erkennen. Het hof acht derhalve de vrees gerechtvaardigd dat de erkenning een schadelijke weerslag heeft op het dagelijkse functioneren van de moeder en daarmee de stabiele gezinssituatie van [kind] zodanig zal verstoren dat dit schadelijk voor haar is.
11. Het hof overweegt dat de belangen van het kind en de moeder bij een ongestoorde verhouding in de onderhavige zaak zwaarder wegen dan het belang van de vader bij de erkenning en dat daarom de vervangende toestemming tot erkenning van [kind] aan de vader moet worden onthouden.
De slotsom
12. Op grond van het voorgaande dient de beschikking waarvan beroep te worden vernietigd. Er zal opnieuw worden beslist als na te melden.
De beslissing
Het gerechtshof:
vernietigt de beschikking waarvan beroep;
en opnieuw beslissende:
wijst het inleidend verzoek van de vader af.
Deze beschikking is gegeven door mrs. Feunekes, voorzitter, M.P. den Hollander en J. Hulsebosch, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 7 juni 2011 in bijzijn van de griffier.