Gerechtshof Arnhem
nevenzittingsplaats Leeuwarden
Sector strafrecht
Parketnummer: 24-002727-10
Uitspraak d.d.: 29 juni 2011
TEGENSPRAAK
Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken
gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Zwolle-Lelystad van 16 november 2010 in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [1988],
wonende te [woonplaats], [adres].
De verdachte heeft tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld.
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van het hof van 15 juni 2011 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422 van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal, strekkende tot veroordeling van verdachte voor het primair tenlastegelegde tot oplegging van een geheel voorwaardelijke gevangenisstraf van 2 weken, een werkstraf voor de duur van 60 uren en toewijzing van de gehele vordering van de benadeelde partij met toepassing van de schadevergoedingsmaatregel. Deze vordering is na voorlezing aan het hof overgelegd. Het hof heeft voorts kennis genomen van hetgeen door verdachte en zijn raadsman,
mr. O. Bolluyt, naar voren is gebracht.
Het vonnis waarvan beroep
Het hof zal het vonnis waarvan beroep vernietigen en opnieuw rechtdoen.
Aan verdachte is - na wijziging van de tenlastelegging ter terechtzitting in eerste aanleg - tenlastegelegd dat:
primair:
hij op of omstreeks 21 maart 2010 in de gemeente [gemeente] opzettelijk mishandelend een persoon (te weten [benadeelde]), meerdere malen, in ieder geval éénmaal (met kracht) in/op/tegen het gezicht/hoofd heeft gestompt/geslagen, waardoor deze letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden;
subsidiair:
hij op of omstreeks 21 maart 2010 in de gemeente [gemeente] met een ander of anderen, op/in een openbare gelegenheid te weten een bar/discotheek ([naam]), openlijk in vereniging geweld heeft gepleegd tegen [benadeelde], welk geweld bestond uit het één of meermalen slaan/stompen tegen het lichaam en/of in het gezicht en/of tegen het hoofd van die [benadeelde].
Indien in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Overweging met betrekking tot het bewijs
Het hof is van oordeel dat uit de bewijsmiddelen overtuigend volgt dat verdachte de primair tenlastegelegde mishandeling heeft gepleegd. Verdachtes verklaring dat hij erop uit was om een ruzie te sussen, acht het hof ongeloofwaardig gezien de overige zich in het dossier bevindende verklaringen.
Door wettige bewijsmiddelen, waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt, heeft het hof de overtuiging gekregen en acht het hof wettig bewezen, dat verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
primair:
hij op 21 maart 2010 in de gemeente [gemeente] opzettelijk mishandelend een persoon te weten [benadeelde], met kracht tegen het gezicht heeft gestompt, waardoor deze letsel heeft bekomen en pijn heeft ondervonden.
Het hof acht niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard, zodat deze daarvan behoort te worden vrijgesproken.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
het bewezenverklaarde levert op:
mishandeling.
Strafbaarheid van de verdachte
Verdachte is strafbaar aangezien geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die verdachte niet strafbaar zou doen zijn.
Oplegging van straf en/of maatregel
De hierna te melden strafoplegging is in overeenstemming met de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon van verdachte, zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Verdachte was met een aantal vrienden in het uitgaansleven van [plaats]. Er ontstond een ruzie waarbij verdachte aangever heeft gestompt met als gevolg dat diens neus is gebroken.
Het hof heeft kennis genomen van een verdachte betreffend uittreksel justitiële documentatie van 15 april 2011.
Het hof acht de straf zoals opgelegd door de rechtbank een passende straf. Het hof ziet echter - mede gelet op het justitieel verleden van verdachte - geen directe aanknopingspunten voor oplegging van een voorwaardelijke gevangenisstraf zodat wordt volstaan met een taakstraf in de vorm van een werkstraf voor de duur van 60 uren, te vervangen door 30 dagen hechtenis.
Vordering van de benadeelde partij [benadeelde]
De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt EUR 2657,81. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep toegewezen tot een bedrag van EUR 851,-. De benadeelde partij heeft niet opnieuw een vordering ingediend en ter zitting van het hof aangegeven akkoord te gaan met de vordering zoals toegewezen door de politierechter.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is voldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van het bewezenverklaarde handelen van verdachte rechtstreeks schade heeft geleden. Verdachte is tot vergoeding van die schade gehouden zodat de vordering zal worden toegewezen.
Om te bevorderen dat de schade door verdachte wordt vergoed, zal het hof de maatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht opleggen op de hierna te noemen wijze.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Het hof heeft gelet op de artikelen 22c, 22d, 24c, 36f en 300 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een werkstraf voor de duur van 60 (zestig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door 30 (dertig) dagen hechtenis.
Vordering van de benadeelde partij [benadeelde]
Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde [benadeelde] ter zake van het bewezen verklaarde tot het bedrag van EUR 851,00 (achthonderdeenenvijftig euro) bestaande uit EUR 351,00 (driehonderdeenenvijftig euro) materiële schade en EUR 500,00 (vijfhonderd euro) immateriële schade en veroordeelt de verdachte om dit bedrag tegen een behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan de benadeelde partij.
Verwijst de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [benadeelde], een bedrag te betalen van EUR 851,00 (achthonderdeenenvijftig euro) bestaande uit EUR 351,00 (driehonderdeenenvijftig euro) materiële schade en EUR 500,00 (vijfhonderd euro) immateriële schade, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 17 (zeventien) dagen hechtenis, met dien verstande dat de toepassing van die hechtenis de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet opheft.
Bepaalt dat, indien de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat daarmee zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee zijn verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen.
Aldus gewezen door
mr. S. Zwerwer, voorzitter,
mr. J. Hielkema en mr. J.P. van Stempvoort, raadsheren,
in tegenwoordigheid van R. Jansen, griffier,
en op 29 juni 2011 ter openbare terechtzitting uitgesproken.
mr. J.P. van Stempvoort is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.