ECLI:NL:GHARN:2011:BR4151
Gerechtshof Arnhem
- Hoger beroep
- E. van der Herberg
- P.H.A.J. Cremers
- J.H.M. Zwinkels
- Rechtspraak.nl
Schending van de redelijke termijn bij verlenging van terbeschikkingstelling
In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem op 1 augustus 2011 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen de beslissing van de rechtbank 's-Gravenhage van 14 december 2010, die de terbeschikkingstelling van de terbeschikkinggestelde met twee jaar had verlengd. De terbeschikkinggestelde, geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum], was verblijvende in [verblijfplaats]. Het hof oordeelde dat er geen sprake was van een spoedige behandeling van de zaak in de zin van artikel 5 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM). De rechtbank had de verlengingsvordering van de officier van justitie pas bijna vijf maanden na de expiratiedatum van de terbeschikkingstelling behandeld, wat in strijd was met de eisen van voortgang die door zowel het Wetboek van Strafvordering als het EVRM worden gesteld. Het hof concludeerde dat de beslissing om een verdragsrechtelijke schending aan te nemen voldoende bevrediging van het geschonden rechtsgevoel inhoudt.
Tijdens de zitting op 18 juli 2011 zijn de terbeschikkinggestelde en zijn raadsman, mr. V.C. van der Velde, gehoord, evenals de advocaat-generaal, mr. C.M.J. Krol. Het hof heeft de stukken van het dossier, waaronder het proces-verbaal van het onderzoek in eerste aanleg en aanvullende informatie van de kliniek, in overweging genomen. Het hof heeft vastgesteld dat de terbeschikkinggestelde op de goede weg is en dat het resocialisatietraject is ingezet, maar oordeelde dat het nog te vroeg was voor een voorwaardelijke beëindiging van de terbeschikkingstelling.
Het hof heeft het verzoek tot aanhouding van de behandeling afgewezen, omdat dit niet van belang was voor de beslissing. Uiteindelijk bevestigde het hof de beslissing van de rechtbank en wees het verzoek tot aanhouding af, waarmee de verlenging van de terbeschikkingstelling werd gehandhaafd.