ECLI:NL:GHARN:2011:BR4402

Gerechtshof Arnhem

Datum uitspraak
5 augustus 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
24-002345-10
Instantie
Gerechtshof Arnhem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Belemmering van verbalisanten tijdens aanhouding

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem op 5 augustus 2011 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Zwolle-Lelystad. De verdachte is beschuldigd van het opzettelijk belemmeren van twee verbalisanten in de uitvoering van hun werk. Dit gebeurde op 10 januari 2010, toen de verbalisanten een verdachte aanhielden en handboeien wilden aanleggen. De verdachte trok aan de kleding van een van de verbalisanten, wat leidde tot zijn veroordeling.

Het hof heeft de verdachte veroordeeld tot een werkstraf van 30 uren, subsidiair 15 dagen vervangende hechtenis. Daarnaast is de tenuitvoerlegging gelast van een eerder voorwaardelijk opgelegde werkstraf van 30 uren, eveneens subsidiair 15 dagen hechtenis. Het hof oordeelde dat de opgelegde straf passend was, gezien de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder het was begaan. De verdachte had eerder al veroordelingen voor soortgelijke feiten, wat meegewogen is in de strafoplegging.

De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer voor strafzaken, waarbij het hof de vordering van de advocaat-generaal heeft overwogen. De advocaat-generaal had een zwaardere straf geëist, maar het hof oordeelde dat de opgelegde werkstraf voldoende recht deed aan de ernst van het feit. De verdachte heeft verklaard dat hij handelde uit bezorgdheid over het geweld dat tegen de aangehouden verdachte zou zijn toegepast, maar het hof oordeelde dat dit gedrag onacceptabel was en het gezag van de politie ondermijnde. De beslissing van het hof is openbaar uitgesproken tijdens de terechtzitting.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM
NEVENZITTINGSPLAATS LEEUWARDEN
Sector strafrecht
Parketnummer: 24-002807-10
Uitspraak d.d.: 5 augustus 2011
TEGENSPRAAK
Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken
gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Zwolle-Lelystad van 15 november 2010 en de van dat vonnis deel uitmakende beslissing op de vordering tot tenuitvoerlegging, parketnummer 07-480001-09, in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [1990],
wonende te [woonplaats], [adres].
Het hoger beroep
De verdachte heeft tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van het hof van 22 juli 2011 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422 van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal, strekkende tot veroordeling van verdachte ter zake van het ten laste gelegde tot een werkstraf voor de duur van 60 uren, subsidiair 30 dagen vervangende hechtenis. Daarnaast heeft de advocaat-generaal gevorderd dat het hof de vordering tot tenuitvoerlegging van een voorwaardelijk opgelegde werkstraf voor de duur van 30 uren zal toewijzen. Deze vordering is na voorlezing aan het hof overgelegd. Het hof heeft voorts kennis genomen van hetgeen door verdachte en zijn raadsman, mr. F.J.M. Kobossen, naar voren is gebracht.
Het vonnis waarvan beroep
Het hof zal het vonnis waarvan beroep vernietigen en opnieuw rechtdoen.
De tenlastelegging
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 10 januari 2010 in de gemeente [gemeente] toen [verbalisant 1] en/of [verbalisant 2], beiden (hoofd)agent bij de Regiopolitie IJsselland, belast met en/of bevoegd verklaard tot het opsporen en/of onderzoeken van strafbare feiten [naam] als verdacht van overtreding van artikel 2 Politiewet 1993 (verstoring openbare orde) en/of 426 Wetboek van Strafrecht (openbare dronkenschap), in elk geval op verdenking van het gepleegd hebben van enig strafbaar feit, op heterdaad ontdekt, had(den) aangehouden en vastgegrepen, althans vast had(den) teneinde die genoemde [naam], ten spoedigste voor te geleiden voor een hulpofficier van justitie en hem daartoe over te brengen naar een plaats van verhoor, te weten het politiebureau (te [plaats]), deze door die opsporings-ambtena(a)r(en) ter uitvoering van het bepaalde in artikel 53 van het Wetboek van Strafvordering ondernomen handeling(en) opzettelijk heeft belet en/of belemmerd en/of verijdeld, door terwijl die [verbalisant 1] en/of [verbalisant 2] bezig waren om die [naam] aan te houden, die [verbalisant 1] op de rug heeft geslagen en/of gestompt en/of aan de kleding van die [verbalisant 1] heeft getrokken;
Indien in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Bewezenverklaring
Door wettige bewijsmiddelen, waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt, heeft het hof de overtuiging gekregen en acht het hof wettig bewezen, dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 10 januari 2010 in de gemeente [gemeente] toen [verbalisant 1], agent bij de Regiopolitie IJsselland, en [verbalisant 2], hoofdagent bij de Regiopolitie IJsselland, belast met het opsporen en onderzoeken van strafbare feiten [naam] als verdacht van overtreding van 426 Wetboek van Strafrecht (openbare dronkenschap), op heterdaad ontdekt, hadden aangehouden en vastgegrepen, teneinde die genoemde [naam], ten spoedigste voor te geleiden voor een hulpofficier van justitie en hem daartoe over te brengen naar een plaats van verhoor, te weten het politiebureau te [plaats], deze door die opsporingsambtenaren ter uitvoering van het bepaalde in artikel 53 van het Wetboek van Strafvordering ondernomen handelingen opzettelijk heeft belemmerd, door terwijl die [verbalisant 1] en [verbalisant 2] bezig waren om die [naam] aan te houden, aan de kleding van die [verbalisant 1] te trekken.
Het hof acht niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard, zodat deze daarvan behoort te worden vrijgesproken.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
het bewezen verklaarde levert op:
opzettelijk enige handeling, door een ambtenaar belast met het opsporen en onderzoeken van strafbare feiten ondernomen ter uitvoering van enig wettelijk voorschrift, belemmeren.
Strafbaarheid van de verdachte
Verdachte is strafbaar aangezien geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die verdachte niet strafbaar zou doen zijn.
Oplegging van straf en/of maatregel
De hierna te melden strafoplegging is in overeenstemming met de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon van verdachte, zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Verdachte heeft op 10 januari 2010 verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2] opzettelijk belemmerd in de uitvoering van hun werk, door - toen zij een verdachte hadden aangehouden en bij diegene de handboeien wilden aanleggen - aan de kleding van [verbalisant 1] te trekken. Verdachte heeft als reden voor zijn handelen aangegeven dat hij vond dat er disproportioneel geweld jegens de aangehouden verdachte werd toegepast. Hoewel verdachte kennelijk geen kwade bedoelingen had, is dit gedrag onacceptabel. Politieambtenaren dienen hun werk uit te kunnen oefenen zonder dat zij hier op een dergelijke manier in worden belemmerd. Verdachte heeft door aldus te handelen het gezag van de politie ondermijnd.
Ten nadele van verdachte spreekt dat hij blijkens een hem betreffend uittreksel uit het justitieel documentatieregister d.d. 17 mei 2011 eerder is veroordeeld ter zake van wederspannigheid en bedreiging en belediging van een politieambtenaar. De straffen die verdachte destijds zijn opgelegd, hebben hem er niet van kunnen weerhouden opnieuw een (soortgelijk) delict te begaan.
Gelet op het voorgaande, in onderling verband en samenhang bezien, acht het hof
- overeenkomstig de door de politierechter opgelegde straf - oplegging van een werkstraf voor de duur van 30 uren, subsidiair 15 dagen vervangende hechtenis, passend en geboden. Anders dan de advocaat-generaal, is het hof van oordeel dat deze straf voldoende recht doet aan de ernst van het feit.
Vordering tenuitvoerlegging
Het openbaar ministerie heeft gevorderd de tenuitvoerlegging van de bij vonnis van de Politierechter te Zwolle-Lelystad van 9 maart 2009, parketnummer 07-480001-09, opgelegde voorwaardelijke werkstraf voor de duur van 30 uren, subsidiair 15 dagen vervangende hechtenis. Deze vordering is in hoger beroep opnieuw aan de orde.
Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt. Daarom zal de tenuitvoerlegging van die voorwaardelijk opgelegde straf worden gelast.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Het hof heeft gelet op de artikelen 14g, 22c, 22d en 184 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.
BESLISSING
Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een werkstraf voor de duur van 30 (dertig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door 15 (vijftien) dagen hechtenis.
Gelast de tenuitvoerlegging van de straf, voor zover voorwaardelijk opgelegd bij vonnis van de politierechter te Zwolle-Lelystad van 9 maart 2009, parketnummer 07-480001-09, te weten van:
taakstraf bestaande uit een werkstraf voor de duur van 30 (dertig) uren, bij gebreke van het naar behoren verrichten te vervangen door 15 (vijftien) dagen hechtenis.
Aldus gewezen door
mr. G.M. Meijer-Campfens, voorzitter,
mr. B.J.J. Melssen en mr. J.J. Beswerda, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. H. Akkerman, griffier,
en op 5 augustus 2011 ter openbare terechtzitting uitgesproken.