ECLI:NL:GHARN:2011:BR4950

Gerechtshof Arnhem

Datum uitspraak
26 april 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
200.017.040
Instantie
Gerechtshof Arnhem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Derdenbeslag onder werkgever en bewijsvoering van arbeidsovereenkomst

In deze zaak, behandeld door het Gerechtshof Arnhem op 26 april 2011, staat de vraag centraal of de arbeidsovereenkomst tussen de directeur van Aren-Vastgoed B.V. en de vennootschap is geëindigd, wat van invloed is op de afdrachtplicht van de werkgever aan de deurwaarder in het kader van een derdenbeslag. Muntschar B.V., de beslaglegger, heeft in hoger beroep de vernietiging van een eerder vonnis van de kantonrechter gevorderd, waarin werd geoordeeld dat er onvoldoende bewijs was voor het voortbestaan van de arbeidsovereenkomst. Muntschar stelt dat Aren-Vastgoed, ondanks de bewering dat de arbeidsovereenkomst is beëindigd, nog steeds loonafdrachten heeft gedaan en dat de directeur, de heer [A.], nog steeds als werknemer geregistreerd staat. De advocaat van Aren-Vastgoed heeft echter gesteld dat de arbeidsovereenkomst per 1 april 2007 is beëindigd, wat door Muntschar wordt betwist. Het hof oordeelt dat de bewijslast voor het einde van de arbeidsovereenkomst bij Aren-Vastgoed ligt, en dat zij moet aantonen dat de inkomensverhouding met de heer [A.] daadwerkelijk is geëindigd. Het hof draagt Aren-Vastgoed op bewijs te leveren van deze stelling en houdt verdere beslissingen aan. De zaak is van belang voor de rechtsverhouding tussen beslagleggers en werkgevers, en de verplichtingen die voortvloeien uit een derdenbeslag.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM
Sector civiel recht
zaaknummer gerechtshof 200.017.040
(zaaknummer rechtbank 309973)
arrest van de vijfde civiele kamer van 26 april 2011
inzake
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
Muntschar B.V.,
gevestigd te Zuid-Scharwoude,
appellante,
advocaat: mr. W.A.J. Hagen,
tegen:
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
Aren-Vastgoed B.V.,
gevestigd te Odoorn, kantoorhoudend te Vaassen,
geïntimeerde,
advocaat: mr. A.P.J. Blokland.
1. Het geding in eerste aanleg
Voor het geding in eerste aanleg verwijst het hof naar de inhoud van de vonnissen van 6 februari 2008 en 9 juli 2008, die de kantonrechter (rechtbank Zutphen, sector kanton, locatie Apeldoorn) tussen appellante (hierna ook te noemen: Muntschar) als eiseres en geïntimeerde (hierna ook te noemen: Aren-Vastgoed) als gedaagde heeft gewezen. Van laatstgenoemd vonnis is een fotokopie aan dit arrest gehecht.
2. Het geding in hoger beroep
2.1 Muntschar heeft bij exploot van 8 oktober 2008 Aren-Vastgoed aangezegd van voornoemde vonnissen van 6 februari 2008 en 9 juli 2008 in hoger beroep te komen, met dagvaarding van Aren-Vastgoed voor dit hof.
2.2 Bij memorie van grieven heeft Muntschar één grief tegen het bestreden vonnis van 9 juli 2008 aangevoerd en toegelicht, heeft zij bewijs aangeboden en nieuwe producties in het geding gebracht. Zij heeft gevorderd dat het hof het vonnis van 9 juli 2008 zal vernietigen en, opnieuw recht doende, bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren arrest:
I. Aren-Vastgoed zal veroordelen om tegen deugdelijk bewijs van kwijting ten behoeve van Muntschar aan diens advocaat af te dragen een bedrag van € 4.546,50, bestaande uit de inhoudingen over de maanden april 2007 tot en met juni 2007, één en ander onder verrekening van hetgeen Aren-Vastgoed over de betreffende periode reeds heeft afgedragen;
II. Aren-Vastgoed zal veroordelen om tegen deugdelijk bewijs van kwijting ten behoeve van Muntschar aan diens advocaat af te dragen het netto vakantiegeld dat door geëxecuteerde is opgebouwd in de periode 2006/2007, zulks onder overlegging van een deugdelijke salarisspecificatie betreffende dat vakantiegeld;
III. Aren-Vastgoed zal veroordelen om met ingang van juli 2007 maandelijks tegen deugdelijk bewijs van kwijting ten behoeve van Muntschar aan diens advocaat af te dragen een bedrag van € 1.515,50, één en ander onder verrekening van hetgeen Aren-Vastgoed over de betreffende periode reeds heeft afgedragen, zulks totdat het bedrag waarvoor beslag is gelegd, vermeerderd met de door of namens Muntschar aan Aren-Vastgoed op te geven kosten van executie, is voldaan, dan wel is aangetoond dat het dienstverband met geëxecuteerde is geëindigd;
IV. Aren-Vastgoed zal veroordelen om met ingang van het jaar 2007/2008 jaarlijks in mei tegen deugdelijk bewijs van kwijting ten behoeve van Muntschar aan diens advocaat af te dragen het netto vakantiegeld dat door geëxecuteerde in de betreffende periode is opgebouwd, zulks onder overlegging van een deugdelijke salarisspecificatie betreffende dat vakantiegeld en totdat het bedrag waarvoor beslag is gelegd, vermeerderd met de door of namens Muntschar aan Aren-Vastgoed op te geven kosten van executie is voldaan, dan wel is aangetoond dat het dienstverband met geëxecuteerde is geëindigd;
V. Aren-Vastgoed zal veroordelen tot betaling van een vervangende schadevergoeding aan Muntschar ten bedrage van € 7.120,35 met rente over dit bedrag vanaf de dag der dagvaarding in eerste aanleg, tot aan de dag der algehele voldoening, vermeerderd met de bedragen die over de periode vanaf 1 juli 2007 betaald hadden moeten worden en betaald zullen moeten worden ten titel van afdracht, vermeerderd met de wettelijke rente over die bedragen ingaande de datum waarop de afdrachtverplichting is ontstaan, één en ander voor geval Aren-Vastgoed in gebreke blijft binnen twee weken na betekening van de te dezen te wijzen uitspraak te voldoen aan de veroordeling tot nakoming van de afdrachtplicht aan de advocaat van Muntschar;
VI. Aren-Vastgoed zal veroordelen in de kosten van de beide instanties.
2.3 Bij memorie van antwoord heeft Aren-Vastgoed de grief bestreden, en heeft zij een aantal nieuwe producties in het geding gebracht. Zij heeft geconcludeerd dat het hof Muntschar niet-ontvankelijk zal verklaren in haar beroep althans haar grieven zal verwerpen en, zo nodig onder verbetering van gronden, het bestreden vonnis van 9 juli 2008 zal bekrachtigen, met veroordeling van Muntschar in de kosten van de procedure in hoger beroep.
2.4 Daarna heeft Muntschar akte verzocht van het overleggen van een schriftelijke verklaring en een tweetal producties, waarna Aren-Vastgoed antwoord-akte heeft verzocht.
2.5 Vervolgens hebben partijen de stukken voor het wijzen van arrest aan het hof overgelegd en heeft het hof arrest bepaald.
3. De grieven
Muntschar heeft de volgende grief aangevoerd:
Ten onrechte overweegt de kantonrechter dat Muntschar onvoldoende feiten en omstandigheden heeft gesteld om aan te nemen dat de arbeidsovereenkomst tussen Aren-Vastgoed en [A.] nog bestaat en [A.] uit hoofde van deze arbeidsovereenkomst loon ontvangt, welk loon Aren-Vastgoed deels, in verband met het derdenbeslag aan Muntschar zou moeten afdragen.
4. De vaststaande feiten
4.1 Tussen partijen staan in hoger beroep als enerzijds gesteld en anderzijds erkend dan wel niet of onvoldoende weersproken en op grond van de in zoverre niet bestreden inhoud van overgelegde producties dan wel als door de kantonrechter vastgesteld en in hoger beroep niet bestreden, de volgende feiten vast:
4.2 Op 30 juni 2003 heeft Muntschar aan de besloten vennootschap Refi I B.V. een lening verstrekt in hoofdsom ten bedrage van € 420.000,00. In de notariële akte, verleden op 30 juni 2003, waarin voornoemde geldlening is vastgelegd, is opgenomen dat onder meer de heer [A.] (hierna ook te noemen: [A.]) zich persoonlijk mede-schuldenaar verklaart. De rechtbank Zutphen heeft bij vonnis van 10 december 2003 Refi I B.V. veroordeeld tot terugbetaling van de voornoemde geldlening, te verhogen met een bedrag van € 150.000,00 en rente en kosten.
4.3 Aangezien [A.] persoonlijk mede aansprakelijk is voor de verplichting van Refi I B.V. jegens Muntschar, heeft Muntschar bij exploot van 9 oktober 2006, hersteld bij exploot van 2 november 2006, ten laste van [A.] executoriaal derdenbeslag doen leggen onder Aren-Vastgoed, van welke vennootschap [A.] directeur/groot aandeelhouder is.
4.4 Op 2 maart 2007 heeft Muntschar een op 16 januari 2007 gedateerde buitengerechtelijke verklaring derdenbeslag als bedoeld in de artikel 476a Rv. van Aren-Vastgoed ontvangen inhoudende dat er tussen Aren-Vastgoed en [A.] een arbeidsverhouding bestaat uit hoofde waarvan [A.] een netto maandinkomen van € 2.681,09 ontvangt. In verband met de van toepassing zijnde belastingvrije voet zou er ingevolge het derdenbeslag maandelijks € 1.515,50 ingehouden en afgedragen moeten worden alsmede het vakantiegeld van 8% van het jaarloon dat jaarlijks in de maand mei wordt uitbetaald. Aren-Vastgoed is deze afdrachtplicht gedeeltelijk nagekomen.
4.5 Bij brief per fax van 28 maart 2007 heeft de advocaat van [A.] -tevens advocaat van Aren-Vastgoed- aan de namens Muntschars optredende deurwaarder -Weggemans Incasso & Gerechtsdeurwaarders (verder:Weggemans)- onder meer bericht:
“Zoals u weet, hebt u ten laste van mijn cliënt, de heer [A.], derdenbeslag gelegd enerzijds onder Aren-Vastgoed B.V. en anderzijds onder de Sociale Verzekeringsbank (ter zake van de AOW-uitkering).
“Zoals ook uit de verklaring derdenbeslag blijkt, is de heer [A.] geboren op [geboortedatum] 1940, zodat hij thans bijna 67 jaar is. Cliënt heeft met ingang van 1 april a.s. besloten de arbeidsovereenkomst te beëindigen, met welke beëindiging Aren-Vastgoed B.V. heeft ingestemd. Daaraan ligt (uitsluitend) ten grondslag dat gelet op de gevorderde leeftijd van cliënt hij niet meer de vitaliteit kan opbrengen de arbeidsovereenkomst voort te zetten.
In dit verband meen ik derhalve dat van Aren-Vastgoed B.V. niet kan worden verlangd dat zij met ingang van 1 april a.s. nog ter zake van het door u gelegde derdenbeslag bedragen overmaakt.
Voorts wil het mij voorkomen dat in dit verband een herberekening moet plaatsvinden met betrekking tot de AOW-uitkering, nu daarop immers, gelet op het wegvallen van het inkomen uit hoofde van de arbeidsovereenkomst, de beslagvrije voet zal moeten worden toegepast.
U verplicht mij derhalve indien u mij met een enkel woord even wilt bevestigen dat u conform het hiervoor gestelde de Sociale verzekeringsbank zult berichten.”
4.6 Bij brief per fax van 11 april 2007 bericht Weggemans als reactie op de onder 4.5 genoemde brief aan de advocaat van [A.] onder meer:
“U geeft aan dat de heer [A.] zijn arbeidscontract met de besloten vennootschap Aren-Vastgoed B.V. per 1 april jl. zou hebben beëindigd. In verband hiermee zou de beslagvrije voet inzake het beslag op de AOW-uitkering van de heer [A.] moeten worden aangepast.
Alvorens wij kunnen beoordelen of [A.] in aanmerking komt voor een aanpassing van de beslagvrije voet, hebben wij de volgende gegevens nodig:
1. bewijsstukken inzake de beëindiging van het dienstverband met Aren-Vastgoed B.V.;
(…)”.
4.7 Bij brief per fax van 14 juni 2007 bericht Weggemans aan de advocaat van [A.] onder meer:
“Voor zover ik kan nagaan heb ik nog geen reactie uwerzijds ontvangen op mijn fax d.d. 11 april 2007 (bijlage).”
4.8 Bij brief zowel per post als per fax van 14 juni 2007 bericht Weggemans aan Aren-Vastgoed B.V. onder meer:
“Onder u is beslag gelegd ten laste van de heer [A.], (…).
Na 19 maart hebben wij geen afdrachten meer van u ontvangen.
Van Mr. Blokland hebben wij vernomen dat de heer [A.] zijn dienstverband per 1 april 2007 zou hebben beëindigd. (…)
Gaarne ontvangen wij van u per omgaande een officiële verklaring van uitdiensttreding, alsmede de achterstallige afdrachten (waaronder het volledige vakantiegeld). Wij verzoeken u tevens een specificatie over te leggen, waaruit de hoogte van de uitkering bij einde dienstverband blijkt.
Mocht u aan dit verzoek niet voldoen, dan zijn wij genoodzaakt u in rechte te betrekken ex artikel 477a Rv.”
4.9 Aren-Vastgoed heeft niet gereageerd op de onder 4.8 genoemde brief.
4.10 In de bij de Kamer van Koophandel gepubliceerde jaarrekening over 2007 is vermeld dat Aren-Vastgoed op peildatum 31 december 2007 één werknemer in dienst heeft. Dat was blijkens de publicatiebalansen per 31 december 2006 en 31 december 2005 ook het geval.
4.11 Frederik Hendrik Weggemans, gerechtsdeurwaarder te Emmen, heeft op 24 februari 2009 een proces-verbaal van constatering opgemaakt met onder meer de navolgende inhoud:
“In het kader van de opdracht tot executie van de notariële akte d.d. 30 juni 2003, verleden ten overstaan van mr. Jan Johannes Veldkamp, notaris te gemeente Borger-Odoorn, inzake eiseres en de heer [A.] (…), hierna te noemen geëxecuteerde, heb ik bij het Uitvoeringsinstituut Werknemersverzekeringen (UWV) geïnformeerd naar degene die periodieke betalingen verricht (werkgever en/of uitkerende instantie) aan voornoemde geëxecuteerde.
Blijkens de van het UWV ontvangen informatie d.d. 16 september 2008 is er sprake van meerdere inkomstenverhoudingen. De besloten vennootschap Aren-Vastgoed B.V., gevestigd te Odoorn en kantoorhoudend te (8171 ME) Vaassen, gemeente Epe, aan het adres Schorsweg 13-B, staat geregistreerd als werkgever die uit hoofde van een arbeidsovereenkomst loon/salaris aan geëxecuteerde uitbetaalt.
Onder alle derden die blijkens het UWV een inkomstenverhouding met geëxecuteerde hebben, is inmiddels beslag gelegd. De beslagvrije voet is bij alle beslagen – met uitzondering van het beslag onder Aren-Vastgoed B.V. voornoemd – bepaald op € 0,00 per maand, omdat geëxecuteerde dankzij de inkomsten die hij van Aren-Vastgoed B.V. voornoemd ontvangt, reeds beschikt over de voor hem van toepassing zijnde beslagvrije voet. Hoewel hij hiertoe in de gelegenheid is gesteld, heeft geëxecuteerde geen bewijsstukken overgelegd op grond waarvan de beslagvrije voet zou moeten worden verhoogd. Geëxecuteerde heeft daarna geen bezwaar meer gemaakt tegen de beslagvrije voet die is toegepast bij de beslagen op diens neveninkomsten.”
5. De motivering van de beslissing in hoger beroep
5.1 Tegen het tussenvonnis van 6 februari 2008 zijn geen grieven aangevoerd, zodat het hof het hoger beroep van Muntschar voor zover tegen dit vonnis ingesteld, zal verwerpen.
5.2 De dagvaarding in eerste aanleg van Muntschar strekt tot continuering van de afdrachten door Aren-Vastgoed na 1 april 2007 vermeerderd met het niet afgedragen vakantiegeld over de voorliggende periode en is gebaseerd op artikel 477a lid 4 Rv. Muntschar bestrijdt de stelling van Aren-Vastgoed dat [A.] werkelijk bij haar uit dienst is getreden, althans dat [A.] geen inkomsten meer geniet van Aren-Vastgoed. De kantonrechter heeft bij vonnis van 9 juli 2008 de vorderingen van Muntschar afgewezen en heeft Muntschar in de kosten van de procedure veroordeeld. Daartoe heeft de kantonrechter geoordeeld dat Muntschar onvoldoende feiten en omstandigheden heeft gesteld om aan te nemen dat de arbeidsovereenkomst tussen Aren-Vastgoed en [A.] nog bestaat en [A.] uit hoofde van deze arbeidsovereenkomst loon ontvangt, welk loon Aren-Vastgoed deels, in verband met het derdenbeslag, aan Muntschar zou moeten afdragen. Hiertegen richt zich de grief van Muntschar.
5.3 Muntschar heeft onder meer aangevoerd dat het voortduren van de arbeidsverhouding tussen Aren-Vastgoed en [A.] uit de volgende door haar gestelde feiten en omstandigheden volgt. Ook na 2 april 2007 heeft Aren-Vastgoed nog meer dan een jaar loonafdrachten gepleegd in verband met het onder haar gelegde executoriale beslag, zij het dat telkenmale onvoldoende werd afgedragen. Uit het overgelegde uittreksel uit de Kamer van Koophandel van 18 maart 2010 blijkt dat [A.] directeur van Aren-Vastgoed is gebleven. [A.] is zich naar buiten toe blijven presenteren als zodanig. Blijkens de administratie van het UWV heeft [A.] een inkomensverhouding met Aren-Vastgoed. De andere derden onder wie beslag is gelegd ten laste van [A.] dragen volledig af, rekening houdend met een beslagvrije voet van nihil. Uit de meest recente publicatiebalans van Aren-Vastgoed blijkt dat Aren-Vastgoed in ieder geval op 31 december 2007 nog actief was. Indien [A.] als enige werknemer van Aren-Vastgoed per 1 april 2007 uit dienst getreden zou zijn, had dat zichtbaar moeten zijn op de balans van 31 december 2007, waaruit evenwel het tegendeel blijkt. Daarbij neemt Muntschar in aanmerking dat Aren-Vastgoed niet heeft gesteld, dat een ander de plaats van [A.] als werknemer heeft ingenomen. Als er geen sprake is van inkomsten van [A.] uit dienstbetrekking, dan is er een andere rechtsverhouding tussen Aren-Vastgoed en [A.], uit hoofde waarvan [A.] inkomsten geniet.
5.4 Aren-Vastgoed stelt ter afwering van de vordering van Muntschar dat [A.] per 1 april 2007 zijn werkzaamheden heeft gestaakt, dat de vennootschap is stilgelegd en dat [A.] geen inkomsten meer verwerft uit Aren-Vastgoed. Ter onderbouwing legt zij correspondentie van haar advocaat over, waaronder de onder 4.5 genoemde brief waarin de advocaat van [A.] (tevens advocaat van Aren-Vastgoed) schrijft dat [A.] besloten heeft de arbeidsovereenkomst met ingang van 1 april 2007 te beëindigen, met welke beëindiging Aren-Vastgoed instemt. Voorts stelt Aren-Vastgoed dat de administratie van het UWV vaak niet als actueel bijgewerkt kan worden beschouwd. Ten aanzien van de door Muntschar gestelde afdrachten door Aren-Vastgoed van na 2 april 2007 stelt zij dat deze betrekking hebben op dat deel van het beslag dat is gelegd ter zake van de AOW van [A.].
5.5 Centraal in het onderhavige geschil staan de vragen of de inkomstenverhouding tussen Aren-Vastgoed en [A.] is blijven voortbestaan na 1 april 2007 en op wie van beide partijen, Muntschar of Aren-Vastgoed, de stelplicht en bewijslast ter zake rust. Dienaangaande overweegt het hof als volgt.
5.6 Onbetwist is dat het executoriaal beslag onder Aren-Vastgoed aanvankelijk doel heeft getroffen en dat Aren-Vastgoed afdrachten heeft verricht. Blijkens het beslagexploot vallen onder het gelegde derdenbeslag ‘alle voor beslag vatbare gelden, vorderingen, waardepapieren en/of roerende zaken (niet zijnde registergoederen), die Aren-Vastgoed onder zich heeft en/of uit een op 9 oktober 2006 bestaande rechtsverhouding rechtstreeks zal verkrijgen van [A.] dan wel uit een op 9 oktober 2006 bestaande rechtsverhouding rechtstreeks onder haar berusting heeft en/of zal verkrijgen voor, respectievelijk schuldig zijn of worden aan [A.], onder meer, doch niet beperkt tot, een tussen Aren-Vastgoed en [A.] bestaande arbeidsverhouding’. Aren-Vastgoed heeft in ieder geval afgedragen een deel van het salaris van [A.] over de periode van november 2006 tot en met maart 2007. Vervolgens heeft zij gesteld dat de arbeidsovereenkomst met [A.] met ingang van die datum is beëindigd door [A.] zodat ook de afdrachtplicht ingevolge het derdenbeslag is geëindigd.
5.7 Op grond van de door Aren-Vastgoed afgelegde verklaring derdenbeslag van 16 januari 2007 is Aren-Vastgoed ingevolge artikel 477 lid1 Rv verplicht de aan [A.] verschuldigde bedragen te betalen aan de deurwaarder (Weggemans). In deze procedure spreekt Muntschar als beslaglegger/executant Aren-Vastgoed op grond van artikel 477a lid 4 Rv aan tot nakoming van deze verplichting.
5.8 Aren-Vastgoed verweert zich tegen deze vordering en stelt daartoe dat zij na 1 april 2007 niets meer aan [A.] verschuldigd is omdat deze de arbeidsovereenkomst met haar heeft beëindigd. Aren-Vastgoed heeft echter haar verklaring van 16 januari 2007 niet gewijzigd, waartoe zij in beginsel de bevoegdheid heeft (HR 30 november 2001, JOR 2002,23). De onder 4.5 bedoelde brief van 28 maart 2007 kan niet als een gewijzigde verklaring van Aren-Vastgoed worden aangemerkt nu deze is geschreven namens [A.] en dus geen verklaring van Aren-Vastgoed bevat.
5.9 Anders dan de kantonrechter kennelijk heeft geoordeeld, ligt het gelet op de wettelijke regels van bewijslastverdeling in beginsel op de weg van Aren-Vastgoed om specifieke feiten en omstandigheden te stellen en bij betwisting te bewijzen waaruit het gestelde einde van de arbeidsovereenkomst en daarmee van de afdrachtplicht kan worden afgeleid. Artikel 150 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering bepaalt immers dat de partij die een beroep doet op de rechtsgevolgen van door haar gestelde feiten of rechten, de bewijslast draagt van die feiten of rechten, tenzij uit enige bijzondere regel of uit de eisen van redelijkheid en billijkheid een andere verdeling van de bewijslast voortvloeit. Het hof stelt vast dat Aren-Vastgoed stelt dat de afdrachtplicht die tevoren vast stond, geëindigd is wegens een beëindiging van de inkomensverhouding. Aren-Vastgoed beroept zich met andere woorden op het rechtsgevolg van deze beëindiging en dient daarom de feiten die daartoe nodig zijn te stellen en bij betwisting te bewijzen. Dat in het onderhavige geval een andere verdeling van de bewijslast zou voortvloeien uit enige bijzondere regel of uit de eisen van redelijkheid en billijkheid is gesteld noch gebleken.
5.10 Uit het vorenstaande volgt dat het onder II gevorderde in elk geval kan worden toegewezen voor de periode mei 2006 tot en met maart 2007. Het hangt van de bewijslevering af of ook de afdracht van het na maart 2007 opgebouwde vakantiegeld kan worden toegewezen.
5.11 Aren-Vastgoed heeft in eerste aanleg in haar antwoord akte bewijs aangeboden. In hoger beroep heeft Aren-Vastgoed dit aanbod niet (expliciet) herhaald. Het hof ziet evenwel aanleiding Aren-Vastgoed ambtshalve op te dragen bewijs te leveren van haar stelling dat de afdrachtplicht jegens Muntschar is geëindigd wegens beëindiging van de inkomensverhouding tussen haar en [A.].
5.12 Alle overige beslissingen worden aangehouden.
6. De beslissing
Het hof, recht doende in hoger beroep:
draagt Aren-Vastgoed op het bewijs te leveren van feiten en omstandigheden waaruit blijkt dat de inkomensverhouding tussen haar en [A.] per 1 april 2007 is geëindigd;
bepaalt dat, indien Aren-Vastgoed dat bewijs door middel van getuigen wenst te leveren, het verhoor van deze getuigen zal geschieden ten overstaan van het hierbij tot raadsheer-commissaris benoemde lid van het hof mr. H. Wammes, die daartoe zitting zal houden in het paleis van justitie aan de Walburgstraat 2-4 te Arnhem en wel op een nader door deze vast te stellen dag en tijdstip;
bepaalt dat partijen (vertegenwoordigd door iemand die van de zaak op de hoogte en tot het beantwoorden van vragen in staat is) bij het getuigenverhoor aanwezig dienen te zijn opdat hen naar aanleiding van de getuigenverklaringen vragen kunnen worden gesteld;
bepaalt dat Aren-Vastgoed het aantal voor te brengen getuigen alsmede de verhinderdagen van beide partijen, van hun advocaten en van de getuigen zal opgeven op de roldatum van 17 mei 2011, waarna dag en uur van het verhoor (ook indien voormelde opgave van een of meer van partijen ontbreekt) door de raadsheer-commissaris zullen worden vastgesteld en in beginsel geen uitstel in verband met verhinderingen zullen worden verleend;
bepaalt dat Aren-Vastgoed overeenkomstig artikel 170 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering de namen en woonplaatsen van de getuigen tenminste een week voor het verhoor aan de wederpartij en de griffier van het hof dient op te geven;
bepaalt dat indien een partij bij gelegenheid van het getuigenverhoor nog een proceshandeling wenst te verrichten of producties in het geding wenst te brengen, deze partij ervoor dient te zorgen dat het hof en de wederpartij uiterlijk een week voor de dag van de zitting een afschrift van de te verrichten proceshandeling of de in het geding te brengen producties hebben ontvangen;
verwijst de zaak naar de roldatum van 17 mei 2011 voor het opgeven van verhinderdata;
houdt verder iedere beslissing aan.
Dit arrest is gewezen door mrs. H. Wammes, G.P.M. van den Dungen en A.L.M. Keirse, is bij afwezigheid van de voorzitter ondertekend door de oudste raadsheer en is in tegenwoordigheid van de griffier uitgesproken ter openbare terechtzitting van 26 april 2011.