ECLI:NL:GHARN:2011:BR5507

Gerechtshof Arnhem

Datum uitspraak
22 augustus 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
24-001873-10
Instantie
Gerechtshof Arnhem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • M. Meijer-Campfens
  • A. Zwerwer
  • D. Sekeris
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van een ongewenste vreemdeling voor illegaal verblijf in Nederland

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem op 22 augustus 2011 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Zwolle-Lelystad. De verdachte, geboren in 1974 en zonder bekende woon- of verblijfplaats, was ter zake van het als vreemdeling in Nederland verblijven, terwijl hij wist dat hij op grond van een wettelijk voorschrift tot ongewenste vreemdeling was verklaard, veroordeeld tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van twee maanden. Het hof heeft het vonnis van de politierechter vernietigd en opnieuw recht gedaan.

De tenlastelegging betrof het feit dat de verdachte op of omstreeks 18 januari 2010 in de gemeente [gemeente] als vreemdeling verbleef, terwijl hij wist dat hij op grond van artikel 67 van de Vreemdelingenwet 2000 tot ongewenst vreemdeling was verklaard. Het hof heeft op basis van wettige bewijsmiddelen de overtuiging gekregen dat de verdachte het ten laste gelegde feit heeft begaan. De verdachte is niet vrijgesproken van andere tenlasteleggingen, omdat het hof niet aannemelijk achtte dat hij buiten zijn schuld geen gehoor kon geven aan zijn verplichting om Nederland te verlaten.

De strafbaarheid van de verdachte werd bevestigd, aangezien er geen omstandigheden waren die zijn strafbaarheid zouden uitsluiten. Het hof heeft de opgelegde gevangenisstraf van twee maanden passend en geboden geacht, gezien de ernst van het delict en de omstandigheden waaronder het was begaan. De beslissing van het hof is in overeenstemming met de aard van het bewezenverklaarde en de persoon van de verdachte, zoals naar voren kwam tijdens het onderzoek ter terechtzitting.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM
NEVENZITTINGSPLAATS LEEUWARDEN
Sector strafrecht
Parketnummer: 24-001873-10
Uitspraak d.d.: 22 augustus 2011
TEGENSPRAAK
Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken
gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Zwolle-Lelystad van 7 juni 2010 in de strafzaak tegen
gedagvaard als:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [1974],
zonder bekende woon- of verblijfplaats hier te lande,
volgens opgave van de raadsman van verdachte, geheten:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [1974],
zonder bekende woon- of verblijfplaats hier te lande.
Het hoger beroep
De verdachte heeft tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van het hof van 8 augustus 2011 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422 van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal, strekkende tot veroordeling van verdachte ter zake van het ten laste gelegde tot een gevangenisstraf voor de duur van 2 maanden. Deze vordering is na voorlezing aan het hof overgelegd.
Het hof heeft voorts kennis genomen van hetgeen namens verdachte door zijn raadsman, mr. E.W.B. van Twist, naar voren is gebracht.
Het vonnis waarvan beroep
Het hof zal het vonnis waarvan beroep vernietigen en opnieuw rechtdoen.
De tenlastelegging
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 18 januari 2010 in de gemeente [gemeente], in elk geval in Nederland, als vreemdeling heeft verbleven, terwijl hij wist of ernstige reden had te vermoeden dat hij op grond van artikel 67 van de Vreemdelingenwet 2000, in elk geval op grond van enig wettelijk voorschrift, tot ongewenst vreemdeling was verklaard.
Bewezenverklaring
Door wettige bewijsmiddelen, waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt, heeft het hof de overtuiging gekregen en acht het hof wettig bewezen, dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 18 januari 2010 in de gemeente [gemeente], als vreemdeling heeft verbleven, terwijl hij wist dat hij op grond van artikel 67 van de Vreemdelingenwet 2000 tot ongewenst vreemdeling was verklaard.
Het hof acht niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezenverklaard, zodat deze daarvan behoort te worden vrijgesproken.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het bewezen verklaarde levert op:
als vreemdeling in Nederland verblijven, terwijl hij weet, dat hij op grond van een wettelijk voorschrift tot ongewenste vreemdeling is verklaard.
Strafbaarheid van de verdachte
Een ongewenst verklaarde vreemdeling kan slechts dan geen verwijt worden gemaakt van zijn illegale verblijf in Nederland, wanneer voldoende aannemelijk is geworden dat hij buiten zijn schuld geen gehoor kan geven aan zijn verplichting te vertrekken.
Niet aannemelijk is geworden dat verdachte buiten zijn schuld geen gehoor kan geven aan zijn verplichting Nederland te verlaten en/of om elders te worden toegelaten.
Verdachte is strafbaar aangezien geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die verdachte niet strafbaar zou doen zijn.
Oplegging van straf en/of maatregel
De hierna te melden strafoplegging is in overeenstemming met de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon van verdachte, zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Verdachte heeft op 18 januari 2010 in de gemeente [gemeente] verbleven, terwijl hij wist dat hij tot ongewenste vreemdeling was verklaard. Verdachte heeft zich derhalve niet gehouden aan een jegens hem genomen beslissing van de met de uitvoering van de Vreemdelingenwet 2000 belaste autoriteit. Het opzettelijk handelen in strijd met de bepalingen van de Vreemdelingenwetgeving en met de daarop gegronde beslissingen van de autoriteiten hier te lande is een voor de Nederlandse samenleving bezwarend delict.
Uit het verdachte betreffende (8 pagina's tellende) Uittreksel Justitiële Documentatie
d.d. 31 mei 2011 blijkt dat verdachte meermalen ter zake van het plegen van strafbare feiten tot onder meer (enkele langdurige) onvoorwaardelijke gevangenisstraffen is veroordeeld.
Op grond van het vorenstaande acht het hof de oplegging van de door de politierechter opgelegde gevangenisstraf voor de duur van 2 maanden, welke straf eveneens door de advocaat-generaal is gevorderd, passend en geboden. Een andere, mildere strafmodaliteit, of toepassing van artikel 9a van het Wetboek van Strafrecht, zoals door de raadsman geoppperd, komt - gelet op het vorenoverwogene - niet in aanmerking.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Het hof heeft gelet op artikel 197 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.
BESLISSING
Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 2 (twee) maanden.
Aldus gewezen door
mr. Meijer-Campfens, raadsheer, voorzitter,
mr. Zwerwer, senior raadsheer, en mr. Sekeris, raadsheer,
in tegenwoordigheid van Boersma, griffier,
en op 22 augustus 2011 ter openbare terechtzitting uitgesproken.