GERECHTSHOF ARNHEM
NEVENZITTINGSPLAATS LEEUWARDEN
Sector strafrecht
Parketnummer: 24-001873-10
Uitspraak d.d.: 22 augustus 2011
TEGENSPRAAK
Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken
gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Zwolle-Lelystad van 7 juni 2010 in de strafzaak tegen
gedagvaard als:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [1974],
zonder bekende woon- of verblijfplaats hier te lande,
volgens opgave van de raadsman van verdachte, geheten:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [1974],
zonder bekende woon- of verblijfplaats hier te lande.
De verdachte heeft tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld.
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van het hof van 8 augustus 2011 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422 van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal, strekkende tot veroordeling van verdachte ter zake van het ten laste gelegde tot een gevangenisstraf voor de duur van 2 maanden. Deze vordering is na voorlezing aan het hof overgelegd.
Het hof heeft voorts kennis genomen van hetgeen namens verdachte door zijn raadsman, mr. E.W.B. van Twist, naar voren is gebracht.
Het vonnis waarvan beroep
Het hof zal het vonnis waarvan beroep vernietigen en opnieuw rechtdoen.
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 18 januari 2010 in de gemeente [gemeente], in elk geval in Nederland, als vreemdeling heeft verbleven, terwijl hij wist of ernstige reden had te vermoeden dat hij op grond van artikel 67 van de Vreemdelingenwet 2000, in elk geval op grond van enig wettelijk voorschrift, tot ongewenst vreemdeling was verklaard.
Door wettige bewijsmiddelen, waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt, heeft het hof de overtuiging gekregen en acht het hof wettig bewezen, dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 18 januari 2010 in de gemeente [gemeente], als vreemdeling heeft verbleven, terwijl hij wist dat hij op grond van artikel 67 van de Vreemdelingenwet 2000 tot ongewenst vreemdeling was verklaard.
Het hof acht niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezenverklaard, zodat deze daarvan behoort te worden vrijgesproken.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het bewezen verklaarde levert op:
als vreemdeling in Nederland verblijven, terwijl hij weet, dat hij op grond van een wettelijk voorschrift tot ongewenste vreemdeling is verklaard.
Strafbaarheid van de verdachte
Een ongewenst verklaarde vreemdeling kan slechts dan geen verwijt worden gemaakt van zijn illegale verblijf in Nederland, wanneer voldoende aannemelijk is geworden dat hij buiten zijn schuld geen gehoor kan geven aan zijn verplichting te vertrekken.
Niet aannemelijk is geworden dat verdachte buiten zijn schuld geen gehoor kan geven aan zijn verplichting Nederland te verlaten en/of om elders te worden toegelaten.
Verdachte is strafbaar aangezien geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die verdachte niet strafbaar zou doen zijn.
Oplegging van straf en/of maatregel
De hierna te melden strafoplegging is in overeenstemming met de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon van verdachte, zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Verdachte heeft op 18 januari 2010 in de gemeente [gemeente] verbleven, terwijl hij wist dat hij tot ongewenste vreemdeling was verklaard. Verdachte heeft zich derhalve niet gehouden aan een jegens hem genomen beslissing van de met de uitvoering van de Vreemdelingenwet 2000 belaste autoriteit. Het opzettelijk handelen in strijd met de bepalingen van de Vreemdelingenwetgeving en met de daarop gegronde beslissingen van de autoriteiten hier te lande is een voor de Nederlandse samenleving bezwarend delict.
Uit het verdachte betreffende (8 pagina's tellende) Uittreksel Justitiële Documentatie
d.d. 31 mei 2011 blijkt dat verdachte meermalen ter zake van het plegen van strafbare feiten tot onder meer (enkele langdurige) onvoorwaardelijke gevangenisstraffen is veroordeeld.
Op grond van het vorenstaande acht het hof de oplegging van de door de politierechter opgelegde gevangenisstraf voor de duur van 2 maanden, welke straf eveneens door de advocaat-generaal is gevorderd, passend en geboden. Een andere, mildere strafmodaliteit, of toepassing van artikel 9a van het Wetboek van Strafrecht, zoals door de raadsman geoppperd, komt - gelet op het vorenoverwogene - niet in aanmerking.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Het hof heeft gelet op artikel 197 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 2 (twee) maanden.
Aldus gewezen door
mr. Meijer-Campfens, raadsheer, voorzitter,
mr. Zwerwer, senior raadsheer, en mr. Sekeris, raadsheer,
in tegenwoordigheid van Boersma, griffier,
en op 22 augustus 2011 ter openbare terechtzitting uitgesproken.