GERECHTSHOF ARNHEM
NEVENZITTINGSPLAATS LEEUWARDEN
Sector strafrecht
Parketnummer: 24-002236-10
Uitspraak d.d.: 22 augustus 2011
TEGENSPRAAK
Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken
gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Zwolle-Lelystad van 20 september 2010 in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [1975],
wonende te [woonplaats], [adres].
De verdachte heeft tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld.
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van het hof van 8 augustus 2011 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422 van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal, strekkende tot veroordeling van verdachte ter zake van de onder 1 en 2 ten laste gelegde (eenvoudige) mishandelingen tot een werkstraf voor de duur van 40 uren, waarvan 20 uren voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaren. Deze vordering is na voorlezing aan het hof overgelegd.
Het hof heeft voorts kennis genomen van hetgeen namens verdachte door haar raadsman, mr. C.F. Roza, naar voren is gebracht.
Het vonnis waarvan beroep
Het hof zal het vonnis waarvan beroep vernietigen en opnieuw rechtdoen.
Aan verdachte is tenlastegelegd dat:
feit 1:
zij op of omstreeks 29 januari 2010 in de gemeente [gemeente], opzettelijk en met voorbedachten rade mishandelend, althans opzettelijk mishandelend, een persoon, [slachtoffer 1], opzettelijk, na kalm beraad en rustig overleg, althans opzettelijk één of meermalen heeft geduwd waardoor die [slachtoffer 1] ten val kwam, tengevolge waarvan [slachtoffer 1] enig lichamelijk letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden;
feit 2:
zij op of omstreeks 29 januari 2010 in de gemeente [gemeente], opzettelijk en met voorbedachten rade mishandelend, althans opzettelijk mishandelend, een persoon, [slachtoffer 2], opzettelijk, na kalm beraad en rustig overleg, althans opzettelijk één of meermalen in/tegen het gezicht, althans op/tegen het hoofd, heeft gestompt/geslagen en/of heeft geduwd waardoor die [slachtoffer 2] ten val kwam, tengevolge waarvan [slachtoffer 2] enig lichamelijk letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden.
Door wettige bewijsmiddelen, waarbij de inhoud van elk bewijsmiddel - ook in onderdelen - slechts wordt gebezigd tot het bewijs van dat ten laste gelegde feit waarop het blijkens de inhoud kennelijk betrekking heeft, en waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt, heeft het hof de overtuiging verkregen en acht het hof wettig bewezen, dat verdachte het onder 1 en 2 ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande, dat:
feit 1:
zij op 29 januari 2010 in de gemeente [gemeente], opzettelijk mishandelend, een persoon, [slachtoffer 1], opzettelijk heeft geduwd, waardoor die [slachtoffer 1] ten val kwam, tengevolge waarvan [slachtoffer 1] enig lichamelijk letsel heeft bekomen en pijn heeft ondervonden;
feit 2:
zij op 29 januari 2010 in de gemeente [gemeente], opzettelijk mishandelend, een persoon, [slachtoffer 2], opzettelijk in/tegen het gezicht heeft geslagen, tengevolge waarvan [slachtoffer 2] pijn heeft ondervonden.
Het hof acht niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezenverklaard, zodat deze daarvan behoort te worden vrijgesproken.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het onder 1 en 2 bewezen verklaarde levert op:
telkens:
mishandeling.
Strafbaarheid van de verdachte
Het hof zal het beroep van de raadsman op noodweer als onvoldoende onderbouwd passeren. Verdachte is strafbaar aangezien (ook overigens) geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die verdachte niet strafbaar zou doen zijn.
Oplegging van straf en/of maatregel
De hierna te melden strafoplegging is in overeenstemming met de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon van verdachte, zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Op 29 januari 2009 is de dochter van verdachte betrokken bij een incident op school. Zij is door de schoolleiding op haar gedrag aangesproken. Omdat zij het daar niet mee eens was heeft zij haar moeder ingeschakeld, die naar de school van haar dochter is gekomen. Aldaar heeft verdachte twee docentes van die school mishandeld. Verdachte heeft een van die docentes opzettelijk geduwd, waardoor deze ten val kwam. Als gevolg daarvan heeft die docente een flinke blauwe pijnlijke plek opgelopen. De andere docente is door verdachte in/tegen het gezicht geslagen, tengevolge waarvan zij pijn heeft ondervonden. Door het plegen van deze feiten heeft verdachte de lichamelijke integriteit van die docentes geschonden.
Uit het verdachte betreffende Uittreksel Justitiële Documentatie d.d. 24 juni 2011 blijkt dat verdachte niet eerder ter zake van soortgelijke misdrijven is veroordeeld. Het handelen van verdachte moet als een incident worden gezien.
Op grond van het vorenstaande en mede in aanmerking nemende de landelijk gehanteerde oriëntatiepunten voor straftoemeting voor eenvoudige mishandeling zou oplegging van een forse geldboete op zijn plaats zijn. Gelet evenwel op de uitkeringssituatie van verdachte (Wajong), acht het hof de door de advocaat-generaal gevorderde deels voorwaardelijke werkstraf, welke eveneens door de politierechter was opgelegd, passend en geboden.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Het hof heeft gelet op de artikelen 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 57 en 300 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 1 en 2 ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1 en 2 bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een werkstraf voor de duur van 40 (veertig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door 20 (twintig) dagen hechtenis.
Bepaalt dat een gedeelte van de werkstraf, groot 20 (twintig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door 10 (tien) dagen hechtenis, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van de proeftijd van 2 (twee) jaren aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Aldus gewezen door
mr. Zwerwer, senior raadsheer, voorzitter,
mr. Sekeris en mr. Meijer-Campfens, raadsheren,
in tegenwoordigheid van Boersma, griffier,
en op 22 augustus 2011 ter openbare terechtzitting uitgesproken.