ECLI:NL:GHARN:2011:BS1114
Gerechtshof Arnhem
- Raadkamer
- G. Mintjes
- R. van den Heuvel
- G.C. Gillissen
- Rechtspraak.nl
Beslissing over klaagschrift inzake sepot van strafvervolging door het openbaar ministerie
Op 22 februari 2011 ontving het Gerechtshof Arnhem een klaagschrift van klager tegen de beslissing van de officier van justitie te Almelo om geen strafvervolging in te stellen tegen beklaagden. Het hof heeft kennisgenomen van relevante documenten, waaronder een ambtsbericht van de hoofdofficier van justitie en een verslag van de advocaat-generaal. Klager werd als rechtstreeks belanghebbende beschouwd en was ontvankelijk in zijn beklag. Het hof constateerde dat er sinds november 2006 diverse aangiften tegen beklaagde [naam beklaagde 1] waren gedaan, wat leidde tot het strafrechtelijk onderzoek “Peugeot”. Dit onderzoek vertoonde echter ernstige tekortkomingen, waaronder onduidelijkheid over de strafvorderlijke grondslagen en het ontbreken van proces-verbaal bij opsporingshandelingen, wat in strijd was met artikel 152 van het Wetboek van Strafvordering. Op 19 mei 2010 besloot de rechercheofficier dat het onderzoek “Peugeot” niet meer voortgezet zou worden vanwege onherstelbare fouten.
Vervolgens werd er een nieuw onderzoek, “Ellia”, gestart, maar ook dit onderzoek bleek besmet met informatie uit het eerdere onderzoek “Peugeot”. De zaaksofficier van justitie concludeerde dat de informatie uit “Peugeot” onrechtmatig was verkregen en dat dit de bruikbaarheid van het bewijs in het nieuwe onderzoek aantastte. Het hof oordeelde dat er geen aanleiding was voor nader onderzoek, omdat de resultaten van het onderzoek “Ellia” niet meer bruikbaar waren. De beslissing van de officier van justitie om de zaken tegen beklaagden te seponeren werd door het hof billijk geacht, hoewel het hof betreurde dat het openbaar ministerie niet de nodige aandacht aan het vervolgonderzoek had besteed. Uiteindelijk werd het beklag ongegrond verklaard en werd besloten het beklag af te wijzen.