ECLI:NL:GHARN:2011:BS1184

Gerechtshof Arnhem

Datum uitspraak
17 augustus 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
ISD P11/0271
Instantie
Gerechtshof Arnhem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • Y.A.J.M. van Kuijck
  • E. van der Herberg
  • J.H.M. Zwinkels
  • W. van Kordelaar
  • B.C.M. Raes
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beëindiging van de maatregel tot plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders na termijnoverschrijding

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem op 17 augustus 2011 uitspraak gedaan over het hoger beroep van betrokkene, die op 29 juli 2010 beroep had ingesteld tegen de beslissing van de rechtbank ’s-Gravenhage. De rechtbank had op 20 juli 2010 besloten dat de tenuitvoerlegging van de maatregel tot plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders zou worden voortgezet. Echter, het dossier werd pas op 14 juli 2011, na een rappel van de raadsman, naar het hof gestuurd, wat resulteerde in een behandeling van het beroep meer dan twaalf maanden na de indiening. Het hof oordeelde dat deze aanzienlijke termijnoverschrijding de betekenis van het beroep vrijwel had doen vervallen en dat hieraan consequenties verbonden dienden te worden.

Het hof heeft vastgesteld dat er geen recidivegevaar meer is, aangezien betrokkene sinds zijn onttrekking in februari 2011 geen strafbare feiten heeft gepleegd en geen alcohol of drugs meer gebruikt. De advocaat-generaal concludeerde tot beëindiging van de maatregel, en de raadsvrouw van betrokkene verzocht om onmiddellijke beëindiging. Het hof heeft de beslissing van de rechtbank vernietigd en de maatregel tot plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders met onmiddellijke ingang beëindigd, mede ter compensatie van de termijnoverschrijding.

De uitspraak benadrukt de noodzaak van een tijdige behandeling van hoger beroep en de eisen die voortvloeien uit zowel het Wetboek van Strafvordering als het Europees verdrag tot bescherming van de rechten van de mens. Het hof heeft geoordeeld dat de voortzetting van de maatregel niet meer gerechtvaardigd is, gezien de omstandigheden van de zaak en het ontbreken van een recidivegevaar.

Uitspraak

ISD P11/0271
Beslissing d.d. 17 augustus 2011
De kamer van het hof als bedoeld in artikel 67 van de Wet op de rechterlijke organisatie heeft te beslissen op het beroep van
[betrokkene],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum],
verblijvende in P.I. [P.I.], [plaats].
Het beroep is ingesteld tegen de beslissing van de rechtbank ‘s-Gravenhage van 20 juli 2010, houdende de beslissing dat de tenuitvoerlegging van de maatregel plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders wordt voortgezet.
Het hof heeft gelet op de stukken, waaronder:
- het proces-verbaal van het onderzoek in eerste aanleg;
- de beslissing waarvan beroep;
- de akte van beroep van de betrokkene van 29 juli 2010
- het evaluatierapport ISD van P.I. [P.I.] van 5 augustus 2011.
Het hof heeft ter zitting van 15 augustus 2011 gehoord de betrokkene, bijgestaan door zijn raadsvrouw, mr S.E.M. Hooijman, advocaat te Rotterdam, en de advocaat-generaal, mr J.W. Rijkers.
Overwegingen
Het standpunt van het openbaar ministerie
Het hoger beroep is ingesteld op 29 juli 2010. Het dossier is echter pas op 14 juli 2011 bij het hof ingekomen. Gelet op het karakter van de ISD-maatregel hoeven er op zich aan deze termijnoverschrijding geen consequenties verbonden te worden. Uit de stukken blijkt dat op 15 september 2011 de maatregel zal aflopen en dat er in de resterende periode geen verdere behandeling meer zal plaatsvinden. De enige grond om de maatregel voort te zetten is het beschermen van de maatschappij. Nu er echter geen verdere behandeling meer zal plaatsvinden, kan de maatregel per direct worden beëindigd, mede om de termijnoverschrijding van het hoger beroep enigszins te compenseren.
De advocaat-generaal heeft geconcludeerd tot beëindiging van de maatregel tot plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders.
Het standpunt van betrokkene en zijn raadsvrouw
Er is sprake van schending van de redelijke termijn. Hieraan moeten consequenties verbonden worden. Het hoger beroep had kunnen dienen om de voortgang van het behandeltraject in de gaten te houden. Dat heeft nu echter geen zin meer.
Met betrekking tot het recidiverisico wordt opgemerkt dat betrokkene gedurende zijn onttrekking in februari 2011 geen strafbare feiten heeft gepleegd. Tevens gebruikt hij geen alcohol of drugs meer. Uit de rapportages blijkt dat betrokkene al maanden niet meer wordt behandeld en dat er geen behandeling meer zal plaatsvinden of opvang zal worden geregeld. Vanuit een oogpunt van beveiliging van de samenleving is een voortduren van de maatregel niet nodig.
De raadsvrouw heeft verzocht om onmiddellijke beëindiging van de maatregel.
Het oordeel van het hof
Het hof zal de beslissing van de rechtbank vernietigen, daar het tot een andere beslissing komt.
Zowel artikel 509gg, eerste lid, van het Wetboek van Strafvordering als artikel 5, vierde lid, van het Europees verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden stelt eisen aan de voortgang van de behandeling door de rechter van een (verzochte) tussentijdse beoordeling van de noodzaak tot voortzetting van de tenuitvoerlegging van de maatregel plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders. Er dient door het hof zo spoedig mogelijk respectievelijk spoedig (de Engelse tekst bezigt het woord "speedily") te worden beslist. Daarvan is in deze zaak geen sprake.
Uit de stukken blijkt dat betrokkene op 29 juli 2010 beroep heeft ingesteld. De (griffie van de) rechtbank ’s-Gravenhage heeft echter verzuimd het dossier tijdig naar het gerechtshof toe te zenden. Pas op 14 juli 2011 is, na een rappel van de raadsman, het dossier bij de griffie van het hof ingekomen, hetgeen er toe heeft geleid dat het beroep ruim twaalf maanden na het instellen van het beroep is behandeld. Het hof is van oordeel dat aan een dergelijke flagrante termijnoverschrijding, die tot gevolg heeft dat het beroep inmiddels zijn betekenis (vrijwel) verloren heeft, consequenties verbonden dienen te worden, en zal om die reden de maatregel tot plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders met onmiddellijke ingang beëindigen.
Overigens blijkt uit de meest recente rapportage ook niet van een zodanig recidivegevaar dat dit de voortzetting van de maatregel nog rechtvaardigt.
Beslissing
Het hof:
Vernietigt de beslissing van de rechtbank ‘s-Gravenhage van 20 juli 2010 met betrekking tot betrokkene [betrokkene].
Beëindigt de door de rechtbank ‘s-Gravenhage bij vonnis van 5 augustus 2009 opgelegde maatregel tot plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders met ingang van heden.
Aldus gedaan door
mr Y.A.J.M. van Kuijck als voorzitter,
mr E. van der Herberg en mr J.H.M. Zwinkels als raadsheren,
en dr. W. van Kordelaar en prof. dr. B.C.M. Raes als raden,
in tegenwoordigheid van mr C.M.M. van der Waerden als griffier,
en op 17 augustus 2011 in het openbaar uitgesproken.
Mr J.H.M. Zwinkels en de raden zijn buiten staat deze beslissing mede te ondertekenen.