ECLI:NL:GHARN:2011:BS1711

Gerechtshof Arnhem

Datum uitspraak
8 september 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
K11/0067
Instantie
Gerechtshof Arnhem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Raadkamer
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beklag tegen beslissing niet strafrechtelijk vervolgen minderjarige jongen wegens mishandeling ongegrond

Op 24 februari 2011 is ter griffie van het Gerechtshof Arnhem een klaagschrift ingediend door klagers, gericht tegen de beslissing van de officier van justitie te Zutphen om geen strafvervolging in te stellen tegen beklaagde, een minderjarige jongen, wegens mishandeling. Het hof heeft kennisgenomen van relevante stukken, waaronder een ambtsbericht van de hoofdofficier van justitie en een schriftelijk verslag van de advocaat-generaal. De zaak is op 26 augustus 2011 in raadkamer behandeld, waarbij klagers, hun advocaat, de ouders van beklaagde en de advocaat-generaal aanwezig waren. De advocaat-generaal concludeerde tot ongegrondverklaring van het beklag.

Klagers hadden op 7 september 2009 aangifte gedaan van zware mishandeling van hun zoon, gepleegd door beklaagde en diens broertje. De officier van justitie besloot echter om geen vervolging in te stellen, omdat er onvoldoende bewijs was om beklaagde strafrechtelijk verantwoordelijk te houden voor het hersenletsel van hun zoon. Dit letsel zou zijn ontstaan door een vuistslag van het broertje van beklaagde, die ten tijde van de mishandeling jonger dan 12 jaar was, waardoor strafrechtelijke vervolging van hem uitgesloten was.

Het hof oordeelde dat klagers ontvankelijk waren in hun beklag, omdat zij als rechtstreeks belanghebbenden konden worden beschouwd. Er was geen wettelijke termijn waarbinnen zij hun beklag moesten indienen, en het hof oordeelde dat het beklag niet onredelijk laat was gedaan. Na beoordeling van de feiten concludeerde het hof dat er geen bewijs was dat beklaagde ook verantwoordelijk was voor het letsel van de zoon van klagers. Klagers betwistten de conclusie van de officier van justitie en vroegen om nader onderzoek, maar het hof oordeelde dat er geen nieuwe aanknopingspunten waren voor een succesvolle vervolging.

Uiteindelijk heeft het hof het beklag afgewezen, met de overweging dat de beslissing van de officier van justitie juist was, ondanks de ernstige gevolgen voor de zoon van klagers. De beschikking is gegeven door de voorzitter en twee raadsheren, in aanwezigheid van de griffier.

Uitspraak

K11/0067
Beschikking
inzake
[klagers],
als wettelijk vertegenwoordigers van hun minderjarige zoon [naam zoon],
wonende te [woonplaats],
bijgestaan door hun gemachtigde [naam], werkzaam bij ARAG rechtsbijstand,
klagers,
tegen
[beklaagde],
wonende te [woonplaats],
wettelijk vertegenwoordigd door zijn ouders,
bijgestaan door mr S. Visser, advocaat te Rotterdam,
beklaagde.
Op 24 februari 2011 is ter griffie van het hof een klaagschrift binnengekomen van klagers. Het klaagschrift richt zich tegen de beslissing van de officier van justitie te Zutphen om tegen beklaagde geen strafvervolging in te stellen.
Het hof heeft kennisgenomen van het ambtsbericht van de hoofdofficier van justitie te Zutphen, het schriftelijk verslag van de advocaat-generaal en de overige op deze zaak betrekking hebbende stukken.
Op 26 augustus 2011 is de zaak in raadkamer van dit hof behandeld. Bij de behandeling waren klaagster [naam] en haar zoon, de ouders van beklaagde en hun advocaat, alsmede de advocaat-generaal aanwezig. Zij zijn in raadkamer gehoord.
De advocaat-generaal heeft, in overeenstemming met haar schriftelijk verslag, geconcludeerd tot ongegrondverklaring van de klacht.
Het beklag
Op 7 september 2009 heeft klager [naam] aangifte gedaan van zware mishandeling van zijn zoon, gepleegd door beklaagde en diens broertje op 6 september 2009 te [plaatsnaam]. Voor wat betreft een weergave van de feiten verwijst het hof naar het aan deze beschikking in kopie gehechte ambtsbericht van de officier van justitie.
Uiteindelijk heeft de officier van justitie besloten beklaagde niet te vervolgen, omdat er onvoldoende bewijs was om beklaagde strafrechtelijk verantwoordelijk te houden voor het bij de zoon van klagers ontstane hersenletsel. Volgens de officier van justitie lijkt het erop dat het letsel bij de zoon van klagers is ontstaan ten gevolge van de vuistslag die het broertje van beklaagde heeft gegeven. Omdat het broertje ten tijde van het plegen van de mishandeling jonger dan 12 jaar was, is strafrechtelijke vervolging van hem uitgesloten.
De ontvankelijkheid van het beklag
Klagers kunnen als rechtstreeks belanghebbenden worden beschouwd en zijn in zoverre ontvankelijk in hun beklag.
Een wettelijke termijn, waarbinnen in deze zaak moest worden geklaagd, is er naar het oordeel van het hof niet. Het is het hof niet gebleken dat aan klagers een termijn is genoemd waarbinnen zij beklag tegen de beslissing om tegen beklaagde geen strafvervolging in te stellen konden indienen. Gelet hierop is het hof van oordeel dat het beklag niet onredelijk laat is gedaan. Derhalve verklaart het hof klagers ontvankelijk in hun beklag.
De beoordeling van het beklag
Klagers betwisten dat het hersenletsel van hun zoon is veroorzaakt door de enkele vuistslag op zijn hoofd door het broertje van beklaagde. Volgens hen zijn beide broers verantwoordelijk voor het ontstane hersenletsel. Klagers stellen dat er een moment is geweest waarop hun zoon door zowel beklaagde als zijn broertje tegen het hoofd en het lichaam is geslagen en geschopt. Dit heeft hun zoon, die thans niet meer in staat is om te praten, in de eerste week na de mishandeling aan hen verteld. Volgens klagers hebben beklaagde en zijn broertje hierover niet de waarheid verteld. Op dat moment waren er echter geen getuigen aanwezig. Klagers willen daarom dat er nader onderzoek naar dit moment zal plaatsvinden.
Door de politie is naar aanleiding van dit incident uitvoerig onderzoek verricht. Er heeft een buurtonderzoek plaatsgevonden, er zijn veel getuigen gehoord en ook beklaagde en zijn broertje zijn uitvoerig gehoord. Zoals klagers zelf al hebben aangegeven, waren er op het door hen genoemde te onderzoeken moment geen getuigen aanwezig. Het enige mogelijke onderzoek ten aanzien van dat moment zou kunnen zijn het wederom horen van beklaagde en zijn broertje. Het hof is echter van oordeel dat dit geen nieuwe aanknopingspunten zal opleveren voor een succesvolle vervolging, omdat beide jongens reeds uitvoerig zijn gehoord.
De door klaagster [naam] tijdens de raadkamer aangedragen informatie over het zand in de mond en het stukje asfalt in het haar van hun zoon was al bekend ten tijde van het reeds verrichte onderzoek. Dit levert derhalve ook geen nieuwe feiten en omstandigheden op die tot nader onderzoek aanleiding geven.
Nu er geen aanknopingspunten zijn voor het doen van nader onderzoek, is er gelet op het thans bestaande gebrek aan bewijs geen aanleiding om tot vervolging over te gaan. Het hof begrijpt dat deze beslissing voor klagers onbevredigend zal zijn, gelet op het feit dat hun zoon ernstig en blijvend hersenletsel heeft opgelopen. Het hof kan echter niet anders oordelen dan dat de officier van justitie in deze een juiste beslissing heeft genomen.
Uit het voorgaande volgt dat het beklag ongegrond is. Er wordt beslist als volgt.
Beslissing
Het hof:
Wijst het beklag af.
Deze beschikking is gegeven door mr G. Mintjes, voorzitter, en mr R. van den Heuvel en mr J.P. Bordes, raadsheren, in tegenwoordigheid van mr C.J. Broersma, griffier, op
en ondertekend door de voorzitter en de griffier.