ECLI:NL:GHARN:2011:BS1711
Gerechtshof Arnhem
- Raadkamer
- G. Mintjes
- R. van den Heuvel
- J.P. Bordes
- Rechtspraak.nl
Beklag tegen beslissing niet strafrechtelijk vervolgen minderjarige jongen wegens mishandeling ongegrond
Op 24 februari 2011 is ter griffie van het Gerechtshof Arnhem een klaagschrift ingediend door klagers, gericht tegen de beslissing van de officier van justitie te Zutphen om geen strafvervolging in te stellen tegen beklaagde, een minderjarige jongen, wegens mishandeling. Het hof heeft kennisgenomen van relevante stukken, waaronder een ambtsbericht van de hoofdofficier van justitie en een schriftelijk verslag van de advocaat-generaal. De zaak is op 26 augustus 2011 in raadkamer behandeld, waarbij klagers, hun advocaat, de ouders van beklaagde en de advocaat-generaal aanwezig waren. De advocaat-generaal concludeerde tot ongegrondverklaring van het beklag.
Klagers hadden op 7 september 2009 aangifte gedaan van zware mishandeling van hun zoon, gepleegd door beklaagde en diens broertje. De officier van justitie besloot echter om geen vervolging in te stellen, omdat er onvoldoende bewijs was om beklaagde strafrechtelijk verantwoordelijk te houden voor het hersenletsel van hun zoon. Dit letsel zou zijn ontstaan door een vuistslag van het broertje van beklaagde, die ten tijde van de mishandeling jonger dan 12 jaar was, waardoor strafrechtelijke vervolging van hem uitgesloten was.
Het hof oordeelde dat klagers ontvankelijk waren in hun beklag, omdat zij als rechtstreeks belanghebbenden konden worden beschouwd. Er was geen wettelijke termijn waarbinnen zij hun beklag moesten indienen, en het hof oordeelde dat het beklag niet onredelijk laat was gedaan. Na beoordeling van de feiten concludeerde het hof dat er geen bewijs was dat beklaagde ook verantwoordelijk was voor het letsel van de zoon van klagers. Klagers betwistten de conclusie van de officier van justitie en vroegen om nader onderzoek, maar het hof oordeelde dat er geen nieuwe aanknopingspunten waren voor een succesvolle vervolging.
Uiteindelijk heeft het hof het beklag afgewezen, met de overweging dat de beslissing van de officier van justitie juist was, ondanks de ernstige gevolgen voor de zoon van klagers. De beschikking is gegeven door de voorzitter en twee raadsheren, in aanwezigheid van de griffier.