ECLI:NL:GHARN:2011:BU3559

Gerechtshof Arnhem

Datum uitspraak
24 oktober 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
P11/0016
Instantie
Gerechtshof Arnhem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • Y.A.J.M. van Kuijck
  • E. van der Herberg
  • C. Caminada
  • M.G.E. Tervoort
  • R. Poll
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging van terbeschikkingstelling na vruchteloze pogingen tot machtiging op grond van de Wet BOPZ

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem op 24 oktober 2011 uitspraak gedaan over de verlenging van de terbeschikkingstelling van een terbeschikkinggestelde die lijdt aan schizofrenie van het gedesorganiseerde type. Het Openbaar Ministerie had vruchteloze pogingen ondernomen om een machtiging op grond van de Wet BOPZ te verkrijgen, wat leidde tot de vraag of de terbeschikkingstelling kon worden beëindigd. Het hof oordeelde dat een beëindiging zonder machtiging onverantwoord zou zijn, gezien het risico op herhaling van gewelddadig gedrag. De terbeschikkinggestelde had geen therapieën meer binnen de kliniek en er was consensus dat een overplaatsing naar een psychiatrisch centrum noodzakelijk was. De kliniek adviseerde tot verlenging van de maatregel met twee jaar, terwijl onafhankelijke deskundigen een verlenging met één jaar voorstelden. Het hof heeft de beslissing van de rechtbank vernietigd en de terbeschikkingstelling met twee jaar verlengd, met de nadruk op het belang van een spoedige overplaatsing naar een reguliere geestelijke gezondheidszorg.

Uitspraak

TBS P11/0016
Beslissing d.d. 24 oktober 2011
De kamer van het hof als bedoeld in artikel 67 van de Wet op de rechterlijke organisatie heeft te beslissen op het beroep van
(terbeschikkinggestelde),
geboren te (plaats) op (datum),
verblijvende in (kliniek) te (plaats).
Het beroep is ingesteld tegen de beslissing van de rechtbank Breda van 3 september 2010, houdende verlenging van de terbeschikkingstelling met een termijn van een jaar.
Het hof heeft gelet op de stukken, waaronder:
- de tussenbeslissing van dit hof van 16 mei 2011;
- een brief van het NIFP van 11 juli 2011;
- aanvullende informatie van de kliniek van 12 juli 2011 en 1 augustus 2011.
Het hof heeft ter terechtzitting van 10 oktober 2011 gehoord de terbeschikkinggestelde, zijn raadsman mr J.J.M. Boot, advocaat te Steenbergen en de advocaat-generaal mr J.W. Rijkers.
Overwegingen:
Het advies van de kliniek
Vastgesteld is dat de terbeschikkinggestelde lijdt aan een ziekelijke stoornis van de geestvermogens, te weten schizofrenie van het gedesorganiseerde type.
Het risico op toekomstig gewelddadig gedrag wordt op de korte termijn als laag en op de lange termijn als matig ingeschat. Wanneer de maatregel zou worden beëindigd zal het risico op recidive van gewelddadig gedrag toenemen. Een combinatie van verslaving, zelfoverschatting en impulsiviteit zal de kans op (fors) middelengebruik doen toenemen. Een toename van middelengebruik zal leiden tot financiële problemen en maakt het risico op vermogensdelicten groot. Mocht de terbeschikkinggestelde dan ook zijn antipsychotische medicatie niet meer gebruiken, dan is het risico op herhaling van een geweldsdelict groot. Dit risico is te managen in een gestructureerde setting waar voldoende toezicht, begeleiding en strenge controle is.
Binnen de kliniek volgt de terbeschikkinggestelde geen therapieën meer omdat hiervan geen meerwaarde te verwachten is. Binnen het klinische verblijf in de TBS is geen winst meer te behalen voor de terbeschikkinggestelde, waardoor wordt ingezet op uitplaatsing naar een passende woonvoorziening. De kliniek denkt daarbij aan de afdeling (naam afdeling) van (psychiatrisch centrum). De kliniek is van mening dat het voor de terbeschikkinggestelde van belang is om goed ingebed te raken binnen (psychiatrisch centrum), voordat het toezicht kan worden afgebouwd. De kliniek heeft geadviseerd tot verlenging van de maatregel met twee jaar.
Het advies van de onafhankelijke deskundigen
De GZ-psycholoog (naam) heeft in zijn rapportage van 16 juni 2010 aangegeven dat de terbeschikkinggestelde door zijn behandeling in psychiatrische zin dusdanig is gestabiliseerd dat de overstap naar een voorziening in het kader van de BOPZ in de rede ligt. Buiten de thans geldende tbs-zorgstructuur, en indien de terbeschikkinggestelde zich onttrekt aan de behandel- c.q. medicatievoorschriften, is het aannemelijk dat betrokkene conform de bij de schizofrenie passende symptomatologie op de middenlange termijn zal dereguleren, hij zijn heil zoekt in cannabismisbruik, mogelijk dan ook weer bij overige middelen, waarbij zich maatschappelijk onaangepast gedrag c.q. gedrag in de geweldssfeer zou kunnen voordoen.
Ook de psychiater (naam) acht in zijn rapportage van 17 juni 2010 plaatsing van de terbeschikkinggestelde in een psychiatrisch ziekenhuis aangewezen. Het recidiverisico wordt als matig ingeschat indien de maatregel terstond zou komen te vervallen en er niet is voorzien in een passende vervolgbehandeling.
De onafhankelijke deskundigen hebben geadviseerd tot verlenging van de maatregel met een jaar.
De tussenbeslissing van het hof
Bij tussenbeslissing van 16 mei 2011 heeft het hof de zaak aangehouden teneinde de advocaat-generaal in de gelegenheid te stellen onderzoek te doen naar mogelijkheden voor overplaatsing van de terbeschikkinggestelde naar een andere voorziening op grond van een machtiging in het kader van de Wet BOPZ. Op de daarop volgende zitting op 8 augustus 2011 is gebleken dat er nog geen geneeskundige verklaring was opgesteld. Het hof heeft de zaak opnieuw aangehouden om voornoemde verklaring af te wachten.
Bij brief van 11 juli 2011 heeft forensisch psychiater (naam), verbonden aan het NIFP, verklaard niet bereid te zijn een geneeskundige verklaring af te geven. Deze deskundige is bij dit standpunt gebleven.
Het standpunt van het Openbaar Ministerie
Nu het NIFP geen geneeskundige verklaring wil afgeven, is een verlenging van de TBS-maatregel de enige reële optie. Omdat de expiratiedatum op 25 augustus 2010 ligt, zal er nu met twee jaar moeten worden verlengd. De advocaat-generaal heeft geconcludeerd tot verlenging van de maatregel met twee jaar.
Het standpunt van de terbeschikkinggestelde en zijn raadsman
De terbeschikkinggestelde is uitbehandeld in (de kliniek). De terbeschikkinggestelde moet, onder welke titel dan ook, worden overgebracht naar (psychiatrisch centrum), daar is voldoende expertise aanwezig. Ook onder de huidige maatregel kan overplaatsing naar (psychiatrisch centrum) geschieden. (de kliniek) moet meer initiatief tonen en concreter aangegeven wat haar plan met de terbeschikkinggestelde is. (psychiatrisch centrum) heeft toegezegd dat indien de terbeschikkinggestelde aldaar een misstap zou begaan, bijvoorbeeld door gebruik van cannabis, dit niet meteen zal leiden tot terugplaatsing in (de kliniek). De terbeschikkinggestelde is gemotiveerd om lang bij (psychiatrisch centrum) te verblijven.
Het oordeel van het hof
Het hof zal de beslissing van de rechtbank vernietigen, daar het hof tot een andere beslissing komt.
Voor een verlenging van een tbs-maatregel die de totale duur van vier jaar te boven gaat, is op grond van artikel 38e, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht vereist dat de terbeschikkingstelling is opgelegd ter zake van een misdrijf dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen.
De terbeschikkingstelling met bevel tot verpleging werd bij arrest van de rechtbank Breda van 10 augustus 2004 opgelegd onder andere ter zake van bedreiging met zware mishandeling, waarbij de terbeschikkinggestelde het slachtoffer heeft geduwd, geslagen en een kopstoot heeft gegeven, aldus een misdrijf als bedoeld in artikel 38e, lid 1 Wetboek van strafrecht. Er is derhalve geen sprake van een gemaximeerde terbeschikkingstelling.
Het hof heeft de onderhavige zaak tweemaal aangehouden teneinde het openbaar ministerie in de gelegenheid te stellen een machtiging op grond van de Wet BOPZ te vorderen en daartoe een medische verklaring te laten afgeven. Deze pogingen zijn echter vruchteloos gebleken daar de door de advocaat-generaal benaderde psychiater van het NIFP de vereiste geneeskundige verklaring niet heeft afgegeven. Wat er ook zij van de vraag of deze psychiater binnen het toetsingskader van de Wet BOPZ al dan niet terecht geen medische verklaring heeft afgegeven, een overgang van de terbeschikkinggestelde naar de GGZ zoals door het hof wordt voorgestaan is thans feitelijk niet te realiseren.
Een contraire beëindiging van de terbeschikkingstelling zonder dat voornoemde machtiging is verleend, acht het hof onverantwoord. Daarbij heeft het hof in aanmerking genomen dat de stoornis van de terbeschikkinggestelde en het daarmee samenhangende recidiverisico alleen te managen is in een gestructureerde setting waar voldoende toezicht, begeleiding en strenge controle is. Wanneer de maatregel zou worden beëindigd zou het risico op herhaling van een geweldsdelict aanzienlijk zijn. Het hof is daarom van oordeel dat de veiligheid van anderen dan wel de algemene veiligheid van personen de verlenging van de terbeschikkingstelling eist.
Het hof is van oordeel dat in beginsel verlenging van de terbeschikkingstelling met een jaar is geïndiceerd. Echter, gelet op het tijdsverloop dat gemoeid is geweest met de pogingen van het hof een machtiging op grond van de Wet BOPZ te verkrijgen kan – met het oog op de formele expiratiedatum (25 augustus 2010) – het hof thans niet anders dan de maatregel verlengen met een termijn van twee jaar. Daarbij wordt opgemerkt dat het hof het van belang blijft vinden dat de terbeschikkinggestelde zo spoedig mogelijk overgaat naar een instelling binnen de reguliere geestelijke gezondheidszorg en dat de kliniek daartoe inspanningen blijft verrichten.
Het hof onderschrijft de afspraak tussen (de kliniek) en (psychiatrisch centrum) dat in beginsel een incidentele overtreding van de regels betreffende middelengebruik niet meteen zal leiden tot een time-out in de kliniek, maar dat de terbeschikkinggestelde binnen (psychiatrisch centrum) wordt aangesproken op zijn gedrag.
Over het reeds genoemde tijdsverloop overweegt het hof ambtshalve nog dat in het onderhavige geval van een spoedige behandeling van het beroep in de zin van artikel 5, vierde lid, van het Europees verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden geen sprake is geweest. Immers is het beroep meer dan acht maanden na het instellen van het beroep voor het eerst op zitting behandeld en komt het hof heden pas tot een beslissing. Het hof is van oordeel dat voornoemde vaststelling in zichzelf voldoende bevrediging van het geschonden rechtsgevoel inhoudt.
Beslissing
Het hof:
Vernietigt de beslissing van de rechtbank Breda van 3 september 2010 met betrekking tot de terbeschikkinggestelde (terbeschikkinggestelde).
Verlengt de terbeschikkingstelling met een termijn van twee jaar.
Aldus gedaan door
mr Y.A.J.M. van Kuijck als voorzitter,
mr E. van der Herberg en mr C. Caminada als raadsheren,
en M.G.E. Tervoort en drs. R. Poll als raden,
in tegenwoordigheid van mr A.H. Hettema als griffier,
en op 24 oktober 2011 in het openbaar uitgesproken.
De raden zijn buiten staat deze beslissing mede te ondertekenen.