ECLI:NL:GHARN:2011:BU4287

Gerechtshof Arnhem

Datum uitspraak
31 oktober 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
GBM P11/0318
Instantie
Gerechtshof Arnhem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • Y.A.J.M. van Kuijck
  • E. van der Herberg
  • E.G. Smedema
  • R. Poll
  • B.C.M. Raes
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging van gedragsbeïnvloedende maatregel niet meer zinvol en zelfs contraproductief

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem op 31 oktober 2011 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen de beslissing van de rechtbank Arnhem van 21 juni 2011. De rechtbank had de vordering van de officier van justitie tot verlenging van de gedragsbeïnvloedende maatregel voor een jeugdige afgewezen. Het hof heeft de stukken van de zaak bestudeerd, waaronder het proces-verbaal van het onderzoek in eerste aanleg en de akte van beroep van de officier van justitie. Tijdens de zitting op 17 oktober 2011 zijn de betrokkene, zijn raadsvrouw, de advocaat-generaal en een deskundige gehoord. De jeugdreclassering heeft aangegeven dat er sinds mei 2011 geen contact meer is geweest met de betrokkene, omdat er geen begeleidingskader meer aanwezig was en de betrokkene niet openstond voor vrijwillige begeleiding. Ondanks dat de betrokkene hard heeft gewerkt aan zijn ontwikkeling, was er zorg over het gebrek aan contact met het UWV en de voortgang van de nazorg.

Het openbaar ministerie heeft betoogd dat de te late indiening van de appelschriftuur niet tot niet-ontvankelijkheid moet leiden. De raadsvrouw van de betrokkene heeft primair de niet-ontvankelijkheid van het openbaar ministerie bepleit, maar het hof oordeelde dat de vertraging geen schade heeft berokkend aan de betrokkene. Het hof bevestigde de beslissing van de rechtbank, met de overweging dat, hoewel er redenen waren voor verlenging van de maatregel, het thans niet meer zinvol en zelfs contraproductief was om deze te verlengen, gezien het tijdsverloop en het stilleggen van de contacten door de begeleidende instanties.

De beslissing van het hof was dat het openbaar ministerie ontvankelijk werd verklaard in het beroep en dat de beslissing van de rechtbank Arnhem werd bevestigd met betrekking tot de betrokkene.

Uitspraak

GBM P11/0318
Beslissing d.d. 31 oktober 2011
De kamer van het hof als bedoeld in artikel 67 van de Wet op de rechterlijke organisatie heeft te beslissen op het beroep van het openbaar ministerie in de zaak tegen
[jeugdige],
geboren te [plaats] op [geboortedatum],
wonende te [postcode plaatsnaam], [straat].
Het beroep is ingesteld tegen de beslissing van de rechtbank Arnhem van 21 juni 2011, houdende de afwijzing van de vordering van de officier van justitie, die strekt tot verlenging van de maatregel betreffende het gedrag van de jeugdige.
Het hof heeft gelet op de stukken, waaronder:
- het proces-verbaal van het onderzoek in eerste aanleg;
- de beslissing waarvan beroep;
- de akte van beroep van de officier van justitie, d.d. 5 juli 2011;
- de schriftuur hoger beroep OM ex art. 410 Sv d.d. 13 juli 2011, ingediend op 20 juli 2011;
- het schrijven van 27 september 2011 van mevrouw [coördinator behandeling jeugd/GZ psycholoog], coördinator behandeling jeugd/GZ psycholoog van Forensische GGZ Jong Batelaar Arnhem;
- het advies van 10 oktober 2011 van mevrouw drs. [ontwikkelingspsycholoog/gedragsdeskundige], ontwikkelingspsycholoog/gedragsdeskundige Titan;
- het ter zitting door de advocaat-generaal overgelegde uittreksel justitiële documentatie d.d. 17 oktober 2011, de betrokkene betreffend.
Het hof heeft ter zitting van 17 oktober 2011 gehoord de betrokkene, bijgestaan door zijn raadsvrouw mr M.G.M. Frerix, advocaat te Ede, de advocaat-generaal, mr J.W. Rijkers, en de deskundige mevrouw [reclasseringswerker], reclasseringswerker bij William Schrikker Jeugdreclassering.
Overwegingen
Het standpunt van de jeugdreclassering
Ter zitting is mevrouw [reclasseringswerker], reclasseringswerker bij William Schrikker Jeugdreclassering, als deskundige gehoord. Zij heeft onder meer het volgende verklaard
- zakelijk weergegeven -:
Sinds mei 2011 heeft de jeugdreclassering geen contact meer gehad met de betrokkene, omdat er volgens de Raad voor de Kinderbescherming geen begeleidingskader meer aanwezig was. De betrokkene stond niet open voor begeleiding op vrijwillige basis. Hij heeft hard gewerkt, maar de nazorg was nog niet afgerond. Het gaat nu goed met hem. De jeugdreclassering heeft er vertrouwen in dat de betrokkene op het rechte pad blijft. Het is wel van belang dat de betrokkene een goede dagbesteding houdt. Het is zorgelijk dat er nog geen contact is gelegd met het UWV.
Het standpunt van het openbaar ministerie
Gesteld is dat de appelschriftuur weliswaar niet binnen de daarvoor geldende termijn is ingediend, maar dat dit niet dient te leiden tot niet-ontvankelijkverklaring van het openbaar ministerie. Op grond van het dossier en de verklaring van de deskundige, mevrouw [reclasseringswerker], is geconcludeerd tot bevestiging van de beslissing van de rechtbank.
Het standpunt van betrokkene en zijn raadsvrouw
Primair is de niet-ontvankelijkheid van het openbaar ministerie bepleit, nu de schriftuur hoger beroep OM ex art. 410 Sv eerst op 20 juli 2011, derhalve vijftien dagen na het instellen van beroep, is ingediend. Subsidiair is verzocht de beslissing van de rechtbank te bevestigen, nu het gedrag van de betrokkene geen aanleiding tot verlenging van de maatregel geeft en zijn persoonlijke ontwikkeling daar evenmin toe noopt. Het gaat goed met de betrokkene. Hij heeft het traject zo goed als afgerond, hij heeft een goede dagbesteding en er zijn geen contacten meer met politie en justitie geweest.
Het oordeel van het hof
De raadsvrouw heeft de niet-ontvankelijkheid van het openbaar ministerie bepleit, nu de schriftuur hoger beroep OM ex art. 410 Sv een dag te laat is ingediend. Het hof stelt vast dat de appelschriftuur van de officier van justitie weliswaar te laat is ingediend, maar dat niet gesteld of gebleken is dat die vertraging op enige wijze de belangen van de betrokkene heeft geschaad. Volstaan kan worden met de constatering dat de appelschriftuur niet tijdig is ingediend.
Het hof is van oordeel dat de rechtbank op juiste gronden heeft geoordeeld en op juiste wijze heeft beslist. Daarom zal de beslissing waarvan beroep met overneming van die gronden worden bevestigd.
Het hof overweegt dat er op zich nog wel redenen zijn die een verlenging van de maatregel hadden kunnen rechtvaardigen. Gelet echter op het tijdsverloop en vooral het gegeven dat na de uitspraak van de rechtbank de begeleidende instanties de contacten met betrokkene hebben stilgelegd, acht het hof het thans niet meer zinvol en zelfs contraproductief om nu nog tot verlenging te besluiten.
Beslissing
Het hof:
Verklaart het openbaar ministerie ontvankelijk in het beroep;
Bevestigt de beslissing van de rechtbank Arnhem van 21 juni 2011 met betrekking tot de betrokkene [jeugdige].
Aldus gedaan door
mr Y.A.J.M. van Kuijck als voorzitter,
mr E. van der Herberg en mr E.G. Smedema als raadsheren,
en drs. R. Poll en prof. dr. B.C.M. Raes als raden,
in tegenwoordigheid van mr I.H.A. Bijl als griffier,
en op 31 oktober 2011 in het openbaar uitgesproken.
De raden zijn buiten staat deze beslissing mede te ondertekenen.