ECLI:NL:GHARN:2011:BV0683
Gerechtshof Arnhem
- Hoger beroep
- Y.A.J.M. van Kuijck
- E. van der Herberg
- P.L.M. van Gorkom
- Rechtspraak.nl
Niet-ontvankelijkheid van het openbaar ministerie in vordering tot verlenging terbeschikkingstelling
In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem op 19 december 2011 uitspraak gedaan over de niet-ontvankelijkheid van het openbaar ministerie in zijn vordering tot verlenging van de terbeschikkingstelling van de terbeschikkinggestelde. De terbeschikkingstelling, die op 16 februari 2005 begon, is meerdere keren verlengd, met de laatste verlenging op 28 februari 2011 door de rechtbank 's-Hertogenbosch. De officier van justitie diende op 13 januari 2011 een vordering tot verlenging in, maar het hof oordeelde dat deze vordering voortijdig was ingediend. Dit kwam voort uit een eerdere beslissing van het hof op 10 maart 2011, waarin de verlenging van de terbeschikkingstelling met twee jaar werd vastgesteld, waardoor de nieuwe expiratiedatum op 16 februari 2012 kwam te liggen.
Het hof oordeelde dat de rechtbank bij haar beslissing van 28 februari 2011 de officier van justitie niet-ontvankelijk had moeten verklaren in zijn vordering, aangezien deze vordering niet in overeenstemming was met de wet. De raadsvrouw van de terbeschikkinggestelde had betoogd dat de vordering tijdig was en dat de belangen van de terbeschikkinggestelde niet geschaad mochten worden. Het hof heeft echter geoordeeld dat de vordering van het openbaar ministerie niet ontvankelijk was, omdat deze niet voldeed aan de wettelijke vereisten.
De beslissing van het hof houdt in dat de eerdere beslissingen van de rechtbank van 28 februari 2011 en 25 mei 2011 zijn vernietigd, en dat het openbaar ministerie niet-ontvankelijk is verklaard in zijn vordering tot verlenging van de terbeschikkingstelling. Deze uitspraak benadrukt het belang van het naleven van de wettelijke termijnen en procedures in het strafrecht, vooral in zaken die betrekking hebben op terbeschikkingstelling en dwangverpleging.