ECLI:NL:GHARN:2011:BY6498

Gerechtshof Arnhem

Datum uitspraak
20 december 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
200.108.202
Instantie
Gerechtshof Arnhem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Aansprakelijkheid van bestuurders in het kader van een geldleningsovereenkomst en aandelenoverdracht

In deze zaak, die voorlag bij het Gerechtshof Arnhem, betreft het een hoger beroep van de besloten vennootschap NCM Capital Partners I B.V. (hierna: Capital) tegen een vonnis van de rechtbank Zutphen. De zaak draait om een geldleningsovereenkomst die op 2 januari 2007 is gesloten tussen Capital en Zeekate Beheer, waarbij een bedrag van € 22.045,- zou worden geleend. De rechtbank had geoordeeld dat er geen uitvoering was gegeven aan deze overeenkomst, omdat er geen geldbedrag aan Zeekate Beheer was overgemaakt. Capital stelde dat de overeenkomst was opgesteld ter voorbereiding van een aandelentransactie, maar het hof oordeelde dat de geldleningsovereenkomst niet tot stand was gekomen, omdat er geen daadwerkelijke overdracht van geld had plaatsgevonden.

Het hof bevestigde de bevindingen van de rechtbank en oordeelde dat de aandelenoverdracht en de geldleningsovereenkomst niet als één overeenkomst konden worden beschouwd. De grieven van Capital, die zich richtten tegen de oordelen van de rechtbank, werden verworpen. Het hof concludeerde dat er geen vordering van Capital op Zeekate Beheer of Zeekate Management bestond, en dat de vraag of de bestuurder van Zeekate Beheer aansprakelijk was jegens Capital niet aan de orde kon komen. De slotsom was dat het hof het vonnis van de rechtbank bekrachtigde en Capital in de kosten van het hoger beroep veroordeelde.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM
Sector civiel recht
zaaknummer gerechtshof 200.108.202
(zaaknummer rechtbank 119728)
arrest van de eerste kamer van 20 november 2012
in de zaak van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
NCM Capital Partners I B.V.,
gevestigd te Amsterdam,
appellante,
hierna: Capital
advocaat: mr. R.F. Vonk,
tegen:
[geïntimeerde],
wonende te [woonplaats],
geïntimeerde,
hierna: [geïntimeerde]
advocaat: niet verschenen.
1. Het geding in eerste aanleg
Voor het geding in eerste aanleg verwijst het hof naar de inhoud van de vonnissen van
15 juni 2011 en 29 februari 2012, die de rechtbank Zutphen tussen appellante als eiseres en geïntimeerde als gedaagde heeft gewezen.
2. Het geding in hoger beroep
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding in hoger beroep d.d. 24 mei 2012, hersteld bij exploot van 5 juni 2012,
- het tegen [geïntimeerde] op 19 juni 2012 verleende verstek,
- de memorie van grieven van 31 juli 2012.
3. De vaststaande feiten
Het hof gaat in hoger beroep uit van de feiten zoals beschreven in de rechtsoverwegingen 2.1 tot en met 2.7 van het vonnis van 29 februari 2012.
4. De motivering van de beslissing in hoger beroep
4.1 Het hoger beroep richt zich tegen het vonnis van 29 februari 2012.
4.2 Het gaat in deze zaak om het volgende. De aandelen in Capital zijn tot 2 januari 2007 indirect in handen geweest van de vier aandeelhouders [aandeelhouder 1] (verder: [aandeelhouder 1]),
[aandeelhouder 2] (verder: [aandeelhouder 2]), [geïntimeerde] en [aandeelhouder 3] (verder: [aandeelhouder 3]). Capital was op
2 januari 2007 houder van 39,1% van de aandelen in [de werkmaatschappij] (verder: de werkmaatschappij). [aandeelhouder 2] en [aandeelhouder 1] hadden op 2 januari 2007 via hun beheermaatschappijen en [bedrijf aandeelhouder 2] (verder [aandeelhouder 2] Holding) een belang van 50% in Capital. [aandeelhouder 3] hield op die datum 25% van de aandelen in Capital. De andere 25% in Capital werd gehouden door Zeekate Beheer B.V. (verder: Zeekate Beheer). [geïntimeerde] was op 2 januari 2007 enig aandeelhouder en enig bestuurder van Zeekate Beheer, die op haar beurt enig aandeelhouder en enig bestuurder was van Zeekate Management B.V. (verder: Zeekate Management). Op 1 februari 2007 heeft [aandeelhouder 2] Holding bij notariële akte van levering (verder: de akte van levering) voor een koopprijs van
€ 22.045,- 8% van de aandelen in Capital aan Zeekate Management overgedragen en 8% van de aandelen in Capital aan [aandeelhouder 3]. Bij onderhandse akte van 2 januari 2007 is tussen Capital, in hoedanigheid van geldgever, en Zeekate Beheer, in hoedanigheid van geldnemer, een overeenkomst gesloten met opschrift ‘overeenkomst van geldlening’ (hierna ook te noemen: de geldleningsovereenkomst) voor een bedrag van € 22.045,-. De geldleningsovereenkomst is namens Capital ondertekend door [aandeelhouder 2] en [aandeelhouder 3] en namens Zeekate Beheer door [geïntimeerde]. Vaststaat dat, anders dan is vermeld in de geldleningsovereenkomst, geen geldbedrag aan Zeekate Beheer is overgemaakt. Zeekate Beheer is niet overgegaan tot betaling aan Capital van het in de geldleningsovereenkomst genoemde bedrag van € 22.045,-.
4.3 Capital heeft gevorderd dat [geïntimeerde] wordt veroordeeld om de schade die Capital heeft geleden als gevolg van een door [geïntimeerde] gepleegde onrechtmatige daad te vergoeden, bestaande uit een bedrag van € 27.994,22 te vermeerderen met de contractuele rente van 5% over € 22.045,-, met kostenveroordeling. De rechtbank heeft (onder andere) geoordeeld dat geen uitvoering is gegeven aan de geldleningsovereenkomst, omdat in het kader van die overeenkomst geen overdracht van geld heeft plaatsgevonden tussen Capital en Zeekate Beheer. Daarom heeft Capital uit hoofde van de geldleningsovereenkomst geen vordering op Zeekate Beheer, zodat niet kan worden toegekomen aan de vraag of [geïntimeerde] onrechtmatig heeft gehandeld jegens Capital. Verder heeft de rechtbank geoordeeld dat uit de stellingen van Capital niet volgt dat zij partij was bij de aandelentransactie die volgens partijen ten grondslag ligt aan de geldleningsovereenkomst en evenmin dat de aandelenovereenkomst en de geldleningsovereenkomst als het ware als één overeenkomst dienen te worden aangemerkt. Volgens de rechtbank brengt dit met zich dat, ook indien Capital bedoeld heeft deze constructie aan haar vordering ten grondslag te leggen, haar vordering om die reden dient te worden afgewezen. De rechtbank heeft de vorderingen van Capital afgewezen. Hiertegen richt zich het hoger beroep van Capital.
4.4 Bij de beoordeling van de grieven van Capital stelt het hof voorop dat, hoewel tegen [geïntimeerde] in hoger beroep verstek is verleend, de devolutieve werking met zich brengt dat het hof het verweer van [geïntimeerde] in eerste aanleg bij de beoordeling dient te betrekken.
4.5 Met grief I komt Capital op tegen het oordeel van de rechtbank dat geen uitvoering is gegeven aan de geldleningsovereenkomst en de overwegingen die daaraan ten grondslag liggen.
Capital stelt dat tussen haar en Zeekate Beheer een overeenkomst van geldlening is gesloten, De geldleningsovereenkomst, neergelegd in de onderhandse akte van 2 januari 2007, is opgesteld ter voorbereiding van een aandelentransactie tussen [aandeelhouder 2] Holding en Zeekate Beheer. Omdat laatstgenoemde niet over financiële middelen beschikte om de aandelen te financieren, is afgesproken dat de koopprijs zou worden voorgeschoten door [aandeelhouder 2] Holding en dat het bedrag via een overeenkomst van geldlening door Zeekate Beheer zou worden terugbetaald aan Capital.
4.6 Bij de beoordeling van de grief stelt het hof voorop dat uit het reële karakter van de overeenkomst van geldlening voortvloeit dat zij eerst tot stand komt door afgifte van het goed. De enkele overeenkomst waarbij partijen zich verplichten tot het aangaan van een geldleningsovereenkomst, is niet voldoende om de artikelen 7A:1791 BW (de wettelijke bepalingen inzake verbruikleen) van toepassing te doen zijn. Een daadwerkelijke overdracht van geld is echter niet vereist. Voldoende is dat het geleende bedrag in het vermogen van de lener is gevloeid.
Uit het voorgaande vloeit voort dat met de op 2 januari 2007 gesloten geldlenings-overeenkomst, waarbij geen geldbedrag aan Zeekate Beheer is overgemaakt, nog geen overeenkomst van geldlening tussen Capital en Zeekate Beheer tot stand is gekomen.
Uit de akte van levering blijkt evenmin van enige afgifte van een goed door Capital aan Zeekate Beheer. Uit die akte volgt dat de aandelen in Capital zijn geleverd door [aandeelhouder 2] Holding aan Zeekate Management tegen betaling van de koopprijs door Zeekate Management aan [aandeelhouder 2] Holding. Voor zover Capital bedoelt dat weliswaar geen geldsom is uitbetaald maar wel aandelen zijn geleverd en aldus het geleende bedrag in het vermogen van de lener is gevloeid, kan die stelling haar niet baten, aangezien de aandelen zijn geleverd door [aandeelhouder 2] Holding aan Zeekate Management, terwijl de geldleningsovereenkomst is gesloten tussen Capital en Zeekate Beheer. De vermogensverschuiving als gevolg van de aandelenoverdracht kan aldus niet worden aangemerkt als de terbeschikkingstelling aan Zeekate Beheer van een bedrag van € 22.045,- als bedoeld in de geldleningsovereenkomst. Daar komt nog bij dat in de akte van levering staat dat [aandeelhouder 2] Holding de totale koopprijs voor de aandelen heeft ontvangen, hetgeen ingevolge artikel 157 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering dwingend bewijs oplevert. Grief 1 faalt.
4.7 Dat partijen zijn overeengekomen dat de koopprijs van de aandelen aan Capital betaald zou worden, zoals Capital met grief II stelt, kan niet uit de akte van levering worden afgeleid. Zowel uit artikel 3 als uit de bepalingen 5 tot en met 10 van de akte van levering blijkt dat de rechten en verplichtingen uit die akte gelden tussen verkoper, [aandeelhouder 2] Holding en koper, Zeekate Management. Het enkele feit dat Capital partij is bij de akte van levering leidt nog niet tot een ander oordeel. Ingevolge de akte van levering is Capital partij in hoedanigheid van ‘Vennootschap’. In die hoedanigheid erkent zij in artikel 12 van die akte de levering van de aandelen (hetgeen overeenkomt met het bepaalde in artikel 2:196a juncto 2:196 BW). Dat partijen bij de akte van levering hebben beoogd het recht op verkrijging van de koopprijs ook op Capital hebben willen doen overgaan, blijkt daaruit niet. Feiten en omstandigheden die tot een ander oordeel leiden, heeft Capital niet, althans onvoldoende gemotiveerd gesteld. Grief II faalt.
4.8 Met grief III maakt Capital bezwaar tegen het oordeel van de rechtbank dat er de facto geen sprake is van één overeenkomst (die van de aandelenoverdracht gekoppeld aan die van de geldleningsovereenkomst).
De grief faalt. De enkele omstandigheid dat de geldleningsovereenkomst (naar de stelling van Capital) is opgesteld ter voorbereiding van een aandelenovereenkomst, brengt, gelet op het voorgaande en zonder nadere feiten en omstandigheden die niet zijn gesteld of gebleken, niet met zich dat een overeenkomst van geldlening tot stand is gekomen, waaraan Capital rechten kan ontlenen.
4.9 Nu het hof tot het oordeel komt dat Capital geen vordering heeft op Zeekate Beheer en/of Zeekate Management, kan niet worden toegekomen aan de vraag of [geïntimeerde] als bestuurder van Zeekate Beheer aansprakelijk is jegens Capital. Grief IV, dat die bestuurdersaansprakelijkheid aan de orde stelt, behoeft daarom geen bespreking.
4.10 Nu geen feiten zijn gesteld, die, indien bewezen, tot een ander oordeel kunnen leiden, passeert het hof het bewijsaanbod van Capital. De slotsom van het voorgaande is dat de grieven falen, althans niet tot vernietiging kunnen leiden.
5. De beslissing
Het hof, recht doende in hoger beroep:
bekrachtigt het vonnis van de rechtbank te Zutphen van 29 februari 2012;
veroordeelt Capital in de kosten van het hoger beroep, tot aan deze uitspraak aan de zijde van [geïntimeerde] begroot op nihil.
Dit arrest is gewezen door mrs. H. Wammes, L.M. Croes en L.J. de Kerpel-van de Poel en is in tegenwoordigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken op 20 november 2012.
Bij afwezigheid van de voorzitter wordt dit arrest ondertekend door de oudste raadsheer.