ECLI:NL:GHARN:2012:BV2630

Gerechtshof Arnhem

Datum uitspraak
2 januari 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
GBM P11/0302
Instantie
Gerechtshof Arnhem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • Y.A.J.M. van Kuijck
  • E.G. Smedema
  • W.R. Rosingh
  • E. Harmsen
  • M.G.E. Tervoort
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing vordering verlenging gedragsbeïnvloedende maatregel voor jeugdige

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem op 2 januari 2012 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen de beslissing van de rechtbank Utrecht van 28 juni 2011, die de verlenging van de gedragsbeïnvloedende maatregel (GBM) voor een jeugdige had goedgekeurd. Het hof heeft de vordering tot verlenging van de maatregel afgewezen, na te hebben vastgesteld dat verdere begeleiding van de betrokkene niet meer zal bijdragen aan zijn ontwikkeling. De betrokkene werkt niet mee aan zijn behandeling, en zowel de Raad voor de Kinderbescherming als de jeugdreclassering hebben aangegeven dat er geen mogelijkheden meer zijn voor behandeling. Dit oordeel is gebaseerd op verschillende adviezen en evaluaties, waaronder een evaluatieplan van Bureau Jeugdzorg en adviezen van de Raad voor de Kinderbescherming, die aanvankelijk een verlenging adviseerden, maar later concludeerden dat er geen kans op verbetering meer is.

Tijdens de zitting op 19 december 2011 zijn de raadman van de betrokkene, de deskundige en de advocaat-generaal gehoord. De raadsman uitte zijn teleurstelling over het gebrek aan vooruitgang van de betrokkene en steunde de afwijzing van de vordering van de officier van justitie. Het hof heeft geconcludeerd dat de beslissing van de rechtbank vernietigd moet worden, omdat er geen realistische verwachting is dat de maatregel nog effect zal hebben. De betrokkene en zijn moeder zijn niet gemotiveerd voor hulpverlening, en de jeugdreclassering heeft geen mogelijkheden meer gezien voor verdere behandeling.

Het hof heeft de beslissing van de rechtbank vernietigd en de vordering van de officier van justitie afgewezen, waarmee de weg vrijgemaakt wordt voor de voortzetting van de bezwaarschriftprocedure bij de rechtbank Utrecht. De uitspraak is openbaar gedaan en ondertekend door de voorzitter en de raadsheren, met de griffier aanwezig.

Uitspraak

GBM P11/0302
Beslissing d.d. 2 januari 2012
De kamer van het hof als bedoeld in artikel 67 van de Wet op de rechterlijke organisatie heeft te beslissen op het beroep van
[naam betrokkene],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum],
wonende op [adres].
Het beroep is ingesteld tegen de beslissing van de rechtbank Utrecht van 28 juni 2011, houdende verlenging van de maatregel betreffende het gedrag van de jeugdige (GBM) met een termijn van een jaar.
Het hof heeft gelet op de stukken, waaronder:
- een evaluatie plan van aanpak van Bureau Jeugdzorg te Utrecht van 10 mei 2011;
- het op grond van artikel 77wd, derde lid, van het Wetboek van Strafrecht uitgebrachte advies van de Raad voor de Kinderbescherming d.d. 12 mei 2011, strekkende tot verlenging van de maatregel met een termijn van een jaar;
- het proces-verbaal van het onderzoek in eerste aanleg;
- de beslissing waarvan beroep;
- de akte van beroep van de betrokkene d.d. 5 juli 2011;
- het advies van de Raad voor de Kinderbescherming van 29 september 2011, met bijlage;
- een faxbericht van Bureau Jeugdzorg te Utrecht van 14 oktober 2011, met bijlage;
- het proces-verbaal van de zitting van het hof van 17 oktober 2011;
- een faxbericht van Bureau Jeugdzorg te Utrecht van 8 december 2011, met bijlagen;
- een brief van de officier van justitie van 16 november 2011, met bijlagen.
Het hof heeft ter zitting van 19 december 2011 gehoord de raadman van betrokkene mr G.J. Boven, advocaat te Leusden, de deskundige [naam] en de advocaat-generaal,
mr G.J. de Haas.
Overwegingen:
De adviezen van de Raad voor de Kinderbescherming en van de Jeugdreclassering
Blijkens de brief van 12 mei 2011 adviseerde de Raad – evenals de Jeugdreclassering – aanvankelijk verlenging van de maatregel met een termijn van een jaar. Bij brief van 29 september 2011 heeft de Raad echter geadviseerd de maatregel niet te verlengen. Bij betrokkene is weliswaar nog steeds sprake van een agressieprobleem maar volgens de jeugdreclassering en behandelaren (van onder andere De Wier en De Waag) kan er geen behandeling worden geboden. Betrokkene en zijn moeder zijn immers niet meer gemotiveerd en er is sprake van weerstand met betrekking tot de hulpverlening.
De Jeugdreclassering heeft eveneens geadviseerd de GBM stop te zetten en niet verder te verlengen. Uit het advies van de Jeugdreclassering van 6 december 2011 blijkt dat betrokkene niet (meer) wordt behandeld voor zijn agressieproblematiek en er op korte termijn geen alternatief is. De Jeugdreclassering ziet daarom geen mogelijkheden meer om de GBM van betrokkene te verlengen. Op 13 oktober 2011 heeft de Jeugdreclassering de GBM daarom negatief teruggemeld naar het openbaar ministerie. Ter zitting van het hof van 19 december 2011 heeft deskundige [naam] bij het advies van de Jeugdreclassering gepersisteerd.
Op 24 oktober 2011 is door de officier van justitie een kennisgeving omzetting van de gedragsbeïnvloedende maatregel naar jeugddetentie gedaan. De behandeling van het bezwaarschrift tegen deze kennisgeving is bij tussenbeslissing van de rechtbank Utrecht van 4 november 2011 – mede vanwege de onderhavige verlengingsprocedure bij het hof – voor bepaalde tijd geschorst.
Het standpunt van het openbaar ministerie
Er zijn op dit moment geen mogelijkheden meer voor behandeling. Het is daarom weinig zinvol de maatregel te verlengen. De beslissing van de rechtbank dient te worden vernietigd en de vordering van de officier van justitie moet worden afgewezen. De bezwaarschriftprocedure bij de rechtbank Utrecht kan dan worden voortgezet.
Het standpunt van de raadsman
De raadsman spreekt zijn teleurstelling uit over het feit dat geen enkele professional betrokkene op het goede spoor heeft weten te krijgen. De raadsman is met de advocaat-generaal van oordeel dat de vordering van de officier van justitie dient te worden afgewezen.
Het oordeel van het hof
Het hof zal de beslissing van de rechtbank dienen te vernietigen daar het hof tot een andere beslissing komt.
Het hof is van oordeel dat – hoe teleurstellend ook – niet valt te verwachten dat verdere begeleiding van betrokkene in het kader van de gedragsbeïnvloedende maatregel nog een wezenlijke bijdrage zal kunnen leveren aan zijn verdere ontwikkeling. Betrokkene werkt immers niet mee aan zijn behandeling. De Raad voor de Kinderbescherming, de jeugdreclassering en de behandelaren zien geen mogelijkheden meer voor behandeling.
Het hof zal dan ook de vordering tot verlenging van de maatregel afwijzen.
Beslissing
Het hof:
Vernietigt de beslissing van de rechtbank Utrecht van 28 juni 2011 met betrekking tot de betrokkene [naam].
Wijst af de vordering van de officier van justitie.
Aldus gedaan door
mr Y.A.J.M. van Kuijck als voorzitter,
mr E.G. Smedema en mr W.R. Rosingh als raadsheren,
en drs E. Harmsen en dr M.G.E. Tervoort als raden,
in tegenwoordigheid van mr G.J.B. van Weegen als griffier,
en op 2 januari 2011 in het openbaar uitgesproken.
De raden zijn buiten staat deze beslissing mede te ondertekenen.