ECLI:NL:GHARN:2012:BV8574
Gerechtshof Arnhem
- Hoger beroep
- M.J. van der Meer
- P. de Vries
- A. van der Linden
- Rechtspraak.nl
Vrijspraak in hoger beroep wegens onvoldoende bewijs in verkeerszaak
In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem op 8 maart 2012 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Arnhem. De verdachte was beschuldigd van het niet meewerken aan een ademonderzoek en het niet voldoen aan een bevel tot bloedonderzoek, zoals vastgelegd in de Wegenverkeerswet 1994. De tenlastelegging betrof een incident dat plaatsvond op 21 januari 2011 te Arnhem. Tijdens de zitting op 23 februari 2012 werd het bewijs tegen de verdachte besproken, waarbij het hof constateerde dat het proces-verbaal van de opsporingsambtenaren niet voldeed aan de eisen van artikel 344 lid 2 van het Wetboek van Strafvordering. Dit artikel vereist dat het bewijs dat de verdachte het tenlastegelegde feit heeft begaan, moet zijn gebaseerd op waarnemingen van de opsporingsambtenaren zelf. Het hof oordeelde dat het proces-verbaal geen relevante informatie bevatte die de beschuldiging kon onderbouwen. De hulpofficier van justitie had weliswaar waarnemingen gedaan, maar had het proces-verbaal niet ondertekend, waardoor deze waarnemingen niet als bewijs konden dienen. Het hof concludeerde dat er onvoldoende wettige bewijsmiddelen waren om de verdachte te veroordelen. Daarom werd het vonnis van de eerste aanleg vernietigd en werd de verdachte vrijgesproken van alle beschuldigingen. De beslissing van het hof benadrukt het belang van een deugdelijk bewijs in strafzaken en de noodzaak voor opsporingsambtenaren om hun bevindingen correct vast te leggen.