ECLI:NL:GHARN:2012:BV9969

Gerechtshof Arnhem

Datum uitspraak
19 maart 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
K11/0399
Instantie
Gerechtshof Arnhem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Raadkamer
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Fictieve weigering tot vervolging in strafzaak tegen buurvrouw

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem op 19 maart 2012 uitspraak gedaan over een klaagschrift van klager, die zich richtte tegen de fictieve weigering van de officier van justitie te Utrecht om strafvervolging in te stellen tegen beklaagde, zijn buurvrouw. Klager had op 7 september 2010 aangifte gedaan van belediging door beklaagde, die zich tussen 20 november 2009 en 7 september 2010 negatief over hem had uitgelaten. De politie had de zaak op 30 november 2010 geseponeerd wegens gebrek aan bewijs. Klager had bezwaar gemaakt tegen dit sepot en na een jaar nog steeds geen reactie ontvangen van het openbaar ministerie. Het hof oordeelde dat het langdurig uitblijven van een vervolgingsbeslissing moet worden aangemerkt als een fictieve weigering om te vervolgen, waardoor klager ontvankelijk was in zijn beklag.

Het hof heeft vervolgens de inhoud van de aangifte en de context van de burenruzie in overweging genomen. Klager had eerder aangifte gedaan tegen beklaagde, en de spanningen tussen hen waren hoog opgelopen. Het hof concludeerde dat, ongeacht de vraag of er voldoende bewijs was voor vervolging, strafrechtelijk ingrijpen in deze omstandigheden niet aangewezen was. De officier van justitie had in een ambtsbericht aangegeven de sepotbeslissing te handhaven, en het hof kon zich hierin vinden. Uiteindelijk werd het beklag van klager ongegrond verklaard, en het hof wees het beklag af.

Uitspraak

K11/0339
Beschikking
inzake
[klager] ,
domicilie kiezende ten kantore van zijn gemachtigde,
klager,
bijgestaan door mr J.J. Weldam, advocaat te Utrecht,
tegen
[beklaagde]
wonende te [woonplaats],
beklaagde.
Op 25 oktober 2011 is ter griffie van het hof een klaagschrift binnengekomen van klager. Het klaagschrift richt zich tegen de fictieve weigering van de officier van justitie te Utrecht om tegen beklaagde strafvervolging in te stellen.
Het hof heeft kennisgenomen van het ambtsbericht van de officier van justitie te Utrecht, het schriftelijk verslag van de advocaat-generaal en de overige op deze zaak betrekking hebbende stukken.
Het beklag
Klager heeft op 7 september 2010 aangifte gedaan van belediging, gepleegd door beklaagde tussen 20 november 2009 en 7 september 2010 te Utrecht. Voor wat betreft een weergave van de feiten verwijst het hof naar het aan deze beschikking in kopie gehechte ambtsbericht van de officier van justitie.
Op 30 november 2010 heeft de politie Utrecht de zaak geseponeerd wegens gebrek aan bewijs. Op 22 december 2010 heeft de gemachtigde van klager bezwaar tegen het politiesepot ingediend bij de officier van justitie. Op 10 februari 2011 heeft de gemachtigde gerappelleerd. Vervolgens is op 4 maart 2011 ter griffie van dit hof een brief namens klager binnengekomen, gericht tegen de fictieve weigering om beklaagde te vervolgen. Deze brief is op 8 maart 2011 door het hof doorgestuurd naar de hoofdofficier van justitie te Utrecht met het verzoek de behandeling over te nemen.
De gemachtigde van klager heeft de hoofdofficier van justitie te Utrecht op 25 augustus 2011 nogmaals schriftelijk om een reactie op het bezwaarschrift gevraagd. Uiteindelijk heeft klager op 24 oktober 2011 opnieuw een klaagschrift ingediend bij dit hof.
De ontvankelijkheid van het beklag
Klager kan als rechtstreeks belanghebbende worden beschouwd en is derhalve in zoverre ontvankelijk in zijn beklag.
Beklag ex artikel 12 van het Wetboek van Strafvordering is mogelijk tegen een beslissing van de officier van justitie om niet (verder) te vervolgen. Het recht van beklaagde zich tot het hof te wenden zou illusoir zijn als de officier van justitie het nemen van een beslissing telkens kan uitstellen. Het langdurig uitblijven van een vervolgingsbeslissing wordt derhalve beschouwd als een fictieve weigering om (verder) te vervolgen.
Herbeoordeling van een politiesepot door de officier van justitie leidt tot een beslissing omtrent de vervolging van beklaagde. Als klager tegen deze beslissing een klaagschrift ex artikel 12 van het Wetboek van Strafvordering indient, is klager in beginsel ontvankelijk in zijn beklag. In dit geval heeft klager, ondanks diverse verzoeken daartoe, na ruim een jaar nog steeds geen enkele reactie van het openbaar ministerie op zijn bezwaarschrift ontvangen. Het hof is van mening, dat hiermee sprake is van een fictieve weigering. Het hof acht klager dan ook ontvankelijk in zijn beklag.
De beoordeling van het beklag
Klager heeft aangifte gedaan van smaad. Zijn buurvrouw, beklaagde, zou zich negatief over hem uitlaten in de buurt en hem regelmatig op discriminerende en beledigende manier benaderen.
De aangifte van klager is het gevolg van een langlopende burenruzie. Beklaagde had al eerder aangifte gedaan tegen klager. De spanningen tussen de buren zijn hoog opgelopen, over en weer worden beschuldigingen geuit. Om verdere escalatie te voorkomen dient het strafrecht in dergelijke gevallen met terughoudendheid te worden toegepast. Daargelaten of er voldoende bewijs voorhanden is om vervolging te rechtvaardigen, is strafrechtelijk ingrijpen in deze omstandigheden niet aangewezen.
De officier van justitie heeft in het ambtsbericht van 24 november 2011 aangegeven de genomen sepotbeslissing juist te vinden. Het hof kan zich hier in vinden.
Uit het voorgaande volgt dat het beklag kennelijk ongegrond is. Daarom kan een verhoor van betrokkenen achterwege blijven. Er wordt beslist als volgt.
Beslissing
Het hof:
Wijst het beklag af.
Deze beschikking is gegeven door mr G. Mintjes, voorzitter, mr R. van den Heuvel en mr P.H.A.J. Cremers, raadsheren, in tegenwoordigheid van mr N.E. Versloot, griffier, op
en ondertekend door de voorzitter en de griffier.