ECLI:NL:GHARN:2012:BW8652

Gerechtshof Arnhem

Datum uitspraak
18 juni 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
21-001237-11
Instantie
Gerechtshof Arnhem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • H.G.W. Stikkelbroeck
  • W.R. Rosingh
  • E.G. Smedema
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Medeplegen van diefstal met geweld met zwaar lichamelijk letsel ten gevolge

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem op 18 juni 2012 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Arnhem. De verdachte, samen met medeverdachten, was betrokken bij een gewelddadige overval op een 65-jarige man in Nijkerk op 21 november 2009. De hoofdverdachte, aangeduid als B, had een hamer bij zich en heeft het slachtoffer meermalen op het hoofd geslagen, wat leidde tot ernstig lichamelijk letsel. De verdachte C, die destijds 23 jaar oud was, werd veroordeeld tot zes jaar gevangenisstraf voor zijn rol in de overval, terwijl de medeverdachten A en B vrijgesproken werden van poging tot gekwalificeerde doodslag wegens het ontbreken van voorwaardelijk opzet. De rechtbank had eerder geoordeeld dat de verdachte wist dat de hoofdverdachte een hamer bij zich had en dat er een aanmerkelijke kans bestond dat het slachtoffer ernstig gewond zou raken. Het hof vernietigde het eerdere vonnis en deed opnieuw recht, waarbij het de verdachte schuldig bevond aan diefstal met geweld, met zwaar lichamelijk letsel tot gevolg. De verdachte werd ook verantwoordelijk gehouden voor een poging tot diefstal met geweld en een inbraak in een winkel. Het hof legde een gevangenisstraf van zes jaar op, rekening houdend met de ernst van de feiten en de gevolgen voor het slachtoffer, die blijvende schade had opgelopen. De vordering van de benadeelde partij, die schadevergoeding eiste, werd toegewezen, met uitzondering van bepaalde kosten. Het hof benadrukte de noodzaak van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf gezien de ernst van de feiten en de impact op het slachtoffer.

Uitspraak

Sector strafrecht
Parketnummer: 21-001237-11
Uitspraak d.d.: 18 juni 2012
TEGENSPRAAK
Promis
Verkort arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken
gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Arnhem van 29 maart 2011 in de in eerste aanleg gevoegde strafzaken, parketnummers 05-900291-10 en
05-702374-10, tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortejaar],
wonende te [woonplaats], [adres].
Het hoger beroep
De verdachte heeft tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen van het hof van 20 september 2011, 6 december 2011 (pro forma), 27 februari 2012, 4 juni 2012 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422 van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal. Deze vordering is na voorlezing aan het hof overgelegd (zie voor de inhoud van de vordering bijlage I). Het hof heeft voorts kennis genomen van hetgeen door verdachte en zijn raadsman,
mr. J.P.J. Botterblom, naar voren is gebracht.
Het vonnis waarvan beroep
Het hof zal het vonnis waarvan beroep vernietigen omdat het tot een andere bewijsbeslissing komt en daarom opnieuw rechtdoen.
De tenlastelegging
Aan verdachte is -na wijziging van de tenlastelegging ter terechtzitting in hoger beroep- tenlastegelegd dat:
Zaak met parketnummer 05-900291-10:
primair:
hij op of omstreeks 21 november 2009 te Nijkerk, ter uitvoering van het voornemen en het misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk [slachtoffer 1] van het leven te beroven, hierin bestaande dat verdachte en/of verdachtes mededader(s) met een plan is/zijn gekomen om die [slachtoffer 1] te overvallen, en/of dat plan met mededader(s) heeft/hebben besproken, en/of met mededader(s) naar de woonplaats van die [slachtoffer 1] is/zijn gereden, en/of opzettelijk die [slachtoffer 1] (meermalen) met een (klauw)hamer, althans een dergelijk (slag)voorwerp, op en/of tegen het hoofd heeft/hebben geslagen, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf (doodslag) niet is voltooid, welke vorenomschreven poging doodslag werd gevolgd, vergezeld en/of voorafgegaan van enig strafbaar feit, te weten een overval, althans een poging overval, en welke poging doodslag werd gepleegd met het oogmerk om de uitvoering van dat feit voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf en/of aan de andere deelnemer(s) straffeloosheid en/of het bezit van het wederrechtelijk verkregene te verzekeren;
subsidiair:
hij op of omstreeks 21 november 2009 te Nijkerk, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een geldbedrag, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 1], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer 1], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan zijn/haar mededader(s) hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat verdachte en/of verdachtes mededader(s) die [slachtoffer 1] meermalen met een (klauw)hamer, althans een dergelijk (slag)voorwerp op en/of tegen het hoofd heeft/hebben geslagen, tengevolge waarvan die [slachtoffer 1] zwaar lichamelijk letsel (verbrijzeld aangezichtsbeen en/of jukbeen en/of voorhoofdsbeen en/of een schedelfractuur en/of gescheurd hersenvlies) heeft bekomen;
meer subsidiair:
hij op of omstreeks 21 november 2009 te Nijkerk, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld [slachtoffer 1] heeft gedwongen tot de afgifte van een geldbedrag, in elk geval van enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan die [slachtoffer 1], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat verdachte en/of verdachtes mededader(s) die [slachtoffer 1] meermalen met een (klauw)hamer, althans een dergelijk (slag)voorwerp, op en/of tegen het hoofd heeft/hebben geslagen, tengevolge waarvan die [slachtoffer 1] zwaar lichamelijk letsel (verbrijzeld aangezichtsbeen en/of jukbeen en/of voorhoofdsbeen en/of een schedelfractuur en/of gescheurd hersenvlies) heeft bekomen;
meest subsidiair:
hij op of omstreeks 21 november 2009 te Nijkerk, ter uitvoering van het voornemen en het misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening weg te nemen goederen en/of geld, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 1], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), en daarbij die voorgenomen diefstal te doen voorafgaan en/of te doen vergezellen en/of te doen volgen van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer 1], te plegen met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan (een) andere deelnemer(s) van dat misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, tezamen en in vereniging met verdachtes mededader(s), althans alleen, de woning van die [slachtoffer 1] is binnengegaan en/of vervolgens die [slachtoffer 1] met een (klauw)hamer, althans een dergelijk (slag)voorwerp, op en/of tegen het hoofd heeft geslagen, tengevolge waarvan die [slachtoffer 1] zwaar lichamelijk letsel (verbrijzeld aangezichtsbeen en/of jukbeen en/of voorhoofdsbeen en/of een schedelfractuur en/of gescheurd hersenvlies) heeft bekomen, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
Zaak met parketnummer 05-702374-10 (gevoegd):
1:
hij op of omstreeks 21 november 2009 te Nijkerk, ter uitvoering van het voornemen en het misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening weg te nemen goederen (horloges)en/of geld, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 2], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), en daarbij die voorgenomen diefstal te doen voorafgaan en/of te doen vergezellen en/of te doen volgen van geweld en/of bedreiging met geweld tegen [slachtoffer 2], te plegen met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan (een) andere deelnemer(s) van dat misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, tezamen en in vereniging met verdachtes mededader(s), althans alleen, met een plan is/zijn gekomenom die [slachtoffer 2] te overvallen, en/of dat plan met mededader(s) heeft/hebben besproken, en/of met mededader(s) naar de woning van die [slachtoffer 2] is/zijn gereden, en/of, de mededader, met een schroevendraaier, althans een dergelijk voorwerp, naar de woning van de [slachtoffer 2] is gelopen en/of heeft aangebeld en/of op de voordeur heeft geklopt en/of aan die [slachtoffer 2] heeft gevraagd of hij even mocht bellen in verband met autopech en/of heeft gezegd: "Ik wil naar binnen Jan", althans woorden van dergelijke aard of strekking, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
2:
hij op of omstreeks 22 november 2009 te Bunschoten-Spakenburg tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening in/uit een winkel [bedrijf 1] heeft weggenomen een dressuurzadel , in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 3], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), waarbij verdachte en/of zijn mededader(s) met een plan is/zijn gekomen om in die winkel in te breken, en/of dat plan met mededader(s) heeft/hebben besproken, en/of met mededader(s) naar die winkel is/zijn gereden, en zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft/hebben verschaft en/of de/het weg te nemen goed(eren) onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak, verbreking en/of inklimming (het inslaan van een etalageruit (met behulp van een hamer)).
Indien in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Vrijspraak
Het hof heeft uit het onderzoek ter terechtzitting niet door de inhoud van wettige bewijsmiddelen de overtuiging bekomen dat verdachte het in de zaak met parketnummer
05-900291-10 primair tenlastegelegde heeft begaan, zodat verdachte daarvan behoort te worden vrijgesproken.
De advocaat-generaal is van oordeel dat het medeplegen van de poging tot gekwalificeerde doodslag kan worden bewezen en sluit zich aan bij de motivering van de rechtbank. Deze luidt, kort en zakelijk weergegeven, als volgt:
De rechtbank is dan van oordeel dat verdachte wist dat [medeverdachte 1] de overval zou plegen met de klauwhamer en dat hij die indien nodig ook zou gebruiken. Eveneens was daarbij bekend dat het slachtoffer een oudere man betrof. Onder deze omstandigheid was de kans aanmerkelijk dat als [medeverdachte 1] de hamer tijdens de overval daadwerkelijk zou gebruiken, hij hiermee [slachtoffer 1] dusdanig zou kunnen verwonden dat deze hieraan zou komen te overlijden, nu algemeen bekend is dat een slag met een hamer -zeker op een hoofd- tot dodelijk letsel zou kunnen leiden. Verdachte heeft deze kans bewust aanvaard. Om die reden acht de rechtbank het primair ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen.
De raadsman van verdachte heeft bepleit dat zijn cliënt dient te worden vrijgesproken van al het hem tenlastegelegde. De opzet op de dood van [slachtoffer 1], ook in voorwaardelijke vorm, ontbreekt.
Hoewel verdachte weliswaar wist dat [medeverdachte 1] een hamer mee nam naar de te overvallen [slachtoffer 1], gaat het naar het oordeel van het hof te ver om te concluderen dat verdachte daarmee de aanmerkelijke kans, dat [medeverdachte 1] [slachtoffer 1] zo zou toetakelen als hij heeft gedaan, bewust heeft aanvaard. Een hamer kan immers ook worden gebruikt als middel om te dreigen, en kan ook worden gebruikt op een minder heftige manier, en tegen een minder kwetsbare plaats als het hoofd.
Het hof zal verdachte derhalve vrijspreken van het onder parketnummer 05-900291-10 primair tenlastegelegde.
Overweging met betrekking tot het bewijs
Het hof is van oordeel dat het door verdachte gevoerde verweer strekkende tot vrijspraak van het overig tenlastegelegde wordt weersproken door de gebezigde bewijsmiddelen, zoals deze later in de eventueel op te maken aanvulling op dit arrest zullen worden opgenomen. Het hof heeft geen reden om aan de juistheid en betrouwbaarheid van de inhoud van die bewijsmiddelen te twijfelen.
Vaststaande feiten
Op 21 november 2009 rond 22.55 uur kreeg personeel van de centrale meldkamer van de
Regiopolitie Gelderland-Midden een melding binnen dat er in de woning aan de [adres] te [woonplaats] een manspersoon met een hoofdwond was aangetroffen. Ter plaatse troffen agenten op aanwijzing van de getuigen [getuige 1] en [getuige 2] in het keukengedeelte van de woning een hevig aan zijn hoofd bloedende manspersoon aan. In een later stadium bleek deze man [slachtoffer 1] te zijn. Het letsel bestond uit indeukingsbotbreuken van de schedel, een hersenkneuzing en een bloeding onder het harde hersenvlies, een botbreuk van de voorhoofdsholte tot het zeefbeen en van de binnenste oogkasrand aan beide kanten en van het oogkasdak en de buitenzijde van de linkeroogkas. Het letsel was volgens het NFI zeer waarschijnlijk veroorzaakt door hevig stomp en of kantig botsend mechanisch geweld met een contactoppervlak van een relatief kleine afmeting.
Verdachte heeft, evenals zijn medeverdachten, ter terechtzitting van het hof herhaald dat zij op 21 november 2009 vanaf ongeveer 19.00 of 20.00 uur de hele avond met z’n drieën samen zijn geweest.
Die avond trof [medeverdachte 2] verdachte bij de moeder van [medeverdachte 2]. Ze zijn toen met de bus van verdachte rond gaan rijden. Vervolgens hebben ze [medeverdachte 1] opgehaald in Bunschoten- Spakenburg. Ze zijn die avond zowel in Nijkerk als in Bunschoten-Spakenburg geweest. [medeverdachte 1] heeft in Spakenburg een pizza gehaald en in de bus opgegeten. Voor de overval op [slachtoffer 1] zijn verdachte, [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] met z’n drieën in de bus van verdachte naar Nijkerk gereden. Aldaar hebben ze de bus geparkeerd bij een weilandje en is er bij cokedealer [betrokkene 3] (het hof begrijpt: [betrokkene 3]) cocaïne besteld en door [betrokkene 3] even later geleverd. [medeverdachte 1] is op enig moment naar de woning van [slachtoffer 1] gegaan om daar een overval te plegen. [medeverdachte 2] en verdachte hebben in de bus op [medeverdachte 1] gewacht. [medeverdachte 1] had een hamer bij zich. In de woning van [slachtoffer 1] is er een worsteling ontstaan tussen [medeverdachte 1] en [slachtoffer 1], waarbij [medeverdachte 1][slachtoffer 1] met de hamer op het hoofd heeft geslagen en het bovengenoemde letsel heeft toegebracht.
Op 21 november 2009 is [medeverdachte 1] naar de woning van [slachtoffer 2] aan de
[adres] te Nijkerk gelopen en heeft daar aangebeld of op de deur geklopt. [medeverdachte 1] zei tegen [slachtoffer 2] dat hij autopech had of ‘ik wil naar binnen, [slachtoffer 2]’. [medeverdachte 1] had een schroevendraaier bij zich. [medeverdachte 1] was voornemens [slachtoffer 2] om zijn dure horlogeverzameling te vragen en hem zonodig te bedreigen met de schroevendraaier. [slachtoffer 2] heeft [medeverdachte 1] echter niet binnengelaten.
Op 22 november 2009 rond 00.55 uur heeft [medeverdachte 1] een dressuurzadel weggenomen uit een winkel, te weten [bedrijf 1], gevestigd aan de [adres] te Bunschoten
Spakenburg. Eigenaar van de winkel is [slachtoffer 3]. [medeverdachte 1] is de winkel binnengegaan door met een moker een etalageruit in te slaan.
Verklaringen [medeverdachte 1]
Medeverdachte [medeverdachte 1] heeft dertien keer een verklaring afgelegd ten overstaan van de politie en tweemaal een getuigenverklaring afgelegd in de zaak tegen [medeverdachte 2] en verdachte, namelijk ter terechtzitting in eerste aanleg en bij het hof. [medeverdachte 1] heeft
aanvankelijk enige betrokkenheid met de tenlastegelegde feiten ontkend, maar gaandeweg de verhoren is [medeverdachte 1] -geconfronteerd met belastende verklaringen in het dossier- steeds meer gaan bekennen.
In het zesde verhoor zegt [medeverdachte 1] dat hij die dag rond 20.00 uur door verdachte en [medeverdachte 2] is opgehaald en dat [medeverdachte 2] toen het voorstel heeft gedaan om de paardenzadels te stelen en dat verdachte op enig moment heeft voorgesteld om zowel [slachtoffer 2] als [slachtoffer 1] te beroven. [medeverdachte 1] moest bij [slachtoffer 1] naar binnen, omdat verdachte en [medeverdachte 2] hem zouden kennen. [medeverdachte 1] stelde voor om [betrokkene 1] mee te nemen, omdat hij niet alleen naar binnen wilde en [betrokkene 1] eens had voorgesteld om mee te doen met een overval. Die avond is [betrokkene 1] gebeld, maar die nam niet op. [medeverdachte 1] is uiteindelijk niet meegegaan om de delicten te plegen, omdat hij naar huis is gegaan, zo verklaart hij. [medeverdachte 1] houdt deze lezing enkele verklaringen vol en vult daarbij aan dat hij mogelijk degene is die met het idee van de overval is gekomen, en dat hij weliswaar tegen [betrokkene 2] en [betrokkene 1] heeft verteld dat hij de overval heeft gepleegd, maar dat hij dit heeft gezegd om stoer te doen. Er heeft volgens [medeverdachte 1] wel die avond een voorverkenning plaatsgevonden, waarbij [medeverdachte 2] hem de woning van [slachtoffer 1] heeft aangewezen en hem heeft gezegd dat hij gewoon achterom moest gaan, naar binnen moest gaan en [slachtoffer 1] moest pakken. Verdachte zou [medeverdachte 2] elke keer een beetje hebben aangevuld.
Op het moment dat [medeverdachte 1] wordt geconfronteerd met de verklaring van [medeverdachte 2] dat [medeverdachte 1] bij [slachtoffer 1] naar binnen is geweest, legt [medeverdachte 1] een uitgebreidere verklaring af (12e verhoor). Hij zegt dat hij de middag van de overval in de woning van [medeverdachte 1] met [medeverdachte 2] heeft gesproken over de overval op [slachtoffer 1], verdachte was daar niet bij. Die avond is hij opgehaald door [medeverdachte 2] en verdachte in de bus van verdachte. Er is toen onderling gesproken over geld verdienen en hoeveel geld [slachtoffer 1] zou hebben. Vervolgens is besproken hoe [slachtoffer 1] gepakt zou worden. [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] spraken erover en verdachte vulde dit steeds aan. Ze zijn toen eerst naar Nijkerk gereden, tussen 20.00 en 20.30 uur, en toen is [betrokkene 1] gebeld om mee te doen met de overval, maar die nam niet op. Ook is de cokedealer [betrokkene 3] gebeld en zijn ze met z’n drieën naar het weitje in Nijkerk gereden, waar [betrokkene 3] de coke tussen 20.00 en 21.00 uur heeft afgeleverd. Ze zijn nog langs de woning van [slachtoffer 1] gereden. [medeverdachte 2] wees de woning aan [medeverdachte 1] aan. In Spakenburg gingen ze naar een pizzeria en vervolgens reden ze terug naar de woning van [slachtoffer 1]. [medeverdachte 1] gaat daar naar binnen en haalt een six-pack bier, terwijl verdachte en [medeverdachte 2] in de bus bij het weitje zijn blijven wachten. Het was toen al de bedoeling om de overval te plegen, maar [medeverdachte 1] wilde eerst de situatie bekijken. Terug in de bus stelde verdachte [slachtoffer 2] voor. Daar is [medeverdachte 1] aan de deur geweest, maar de [slachtoffer 2] deed niet open. Vervolgens zijn ze wederom naar [slachtoffer 1] gereden en heeft verdachte zijn bus weer bij het weitje stilgezet. [medeverdachte 1] heeft toen eerst aan [medeverdachte 2] gevraagd of hij een pistool had om [slachtoffer 1] mee te bedreigen. [medeverdachte 2] had dit niet maar zei ‘pak gewoon wat of zo’. [medeverdachte 1] pakte toen de hamer die toevallig naast hem lag en [medeverdachte 2] zei ‘pak maar’. [medeverdachte 1] ging naar de woning van [slachtoffer 1] en deed daarbij alsof hij aan het bellen was, zodat hij minder op zou vallen. Eenmaal binnen vroeg hij eerst om sigaretten en daarna om geld. Er ontstond een worsteling met [slachtoffer 1], waarbij [slachtoffer 1] hem vastpakte. Omdat hij [slachtoffer 1] niet loskreeg, heeft [medeverdachte 1] hem een of twee keer een klap met de hamer op het hoofd gegeven. [slachtoffer 1] viel neer en [medeverdachte 1] dacht dat hij dood was. Daarop is [medeverdachte 1] weggerend. Terug in de bus zei [medeverdachte 1] tegen [medeverdachte 2] en verdachte ‘het is fout, volgens mij heb ik die man doodgeslagen joh’. Verdachte werd toen stil en [medeverdachte 2] zei ‘het komt wel goed, we praten er gewoon niet meer over’. Vervolgens is de hamer weggegooid in een sloot. Daarna hebben ze met z’n drieën nog een inbraak gepleegd in de [adres] in Spakenburg, waarbij [medeverdachte 1] met een hamer een raam kapot heeft geslagen en twee paardenzadels heeft meegenomen. De zadels heeft [medeverdachte 1] in de bus van verdachte gelegd. Dit is gedaan zodat ze toch nog wat hadden.
In het daarop volgende (13e) verhoor verklaart [medeverdachte 1] dat verdachte en [medeverdachte 2] hem samen tussen 19.30 en 20.00 uur kwamen ophalen. Toen heeft [medeverdachte 1] samen met [medeverdachte 2][medeverdachte 1][betrokkene 1] proberen te bellen, terwijl verdachte in de bus bleef. In de bus is gesproken over geld maken bij [slachtoffer 1] en verdachte vond dit wel goed, hij begon hard te lachen om dit verhaal. Tussen 20.00 en 21.00 uur vond de coke-deal met [betrokkene 3] plaats en intussen is [medeverdachte 1] bier gaan halen bij [slachtoffer 1]. Daarna zijn ze naar de woning van [betrokkene 1] gereden om te vragen of hij mee deed aan de overval. Daarvoor was al gebeld naar [betrokkene 1], maar hij nam toen niet op. [betrokkene 1] was niet thuis en daarna zijn [medeverdachte 1], verdachte en [medeverdachte 2] naar de pizzeria gegaan. Toen is door verdachte het idee van de [slachtoffer 2] genoemd; hij zei dat [medeverdachte 1] niets mee hoefde te nemen, het zou heel makkelijk gaan. Vervolgens zijn ze naar die [slachtoffer 2] gereden, waar een [merk auto] op de oprit stond. [medeverdachte 1] is met een schroevendraaier, die hij uit het bakje in de bus van verdachte heeft gepakt naar de deur gegaan. Verdachte heeft gezien dat [medeverdachte 1] de schroevendraaier meenam. Verdachte en [medeverdachte 2] zijn in de bus blijven wachten, en [medeverdachte 1] zou [slachtoffer 2] om horloges vragen en als hij die niet kreeg, zou hij hem bedreigen met de schroevendraaier. [medeverdachte 1] zei tegen [slachtoffer 2] dat hij autopech had en vroeg of hij naar binnen mocht, maar de man deed de deur niet open. Toen zijn ze met z’n drieën weer naar [slachtoffer 1] gereden. Daar pakte [medeverdachte 1] de hamer van de grond van de bus en verdachte heeft toen eerst de hamer met de mouw van z’n trui schoongemaakt. Verdachte zei dat hij zeker moest weten dat er geen vingerafdrukken van hem op de hamer zouden staan. [medeverdachte 2] zei [medeverdachte 1] het ‘nu wel goed te doen’. Toen [medeverdachte 1] terug kwam van de overval zei [medeverdachte 2] dat hij er met niemand over moest praten. Daarna kwam [medeverdachte 2] met het idee van de diefstal van de paardenzadels en heeft hij de winkel aangewezen.
Ter terechtzitting in eerste aanleg herhaalt [medeverdachte 1] zijn tijdens het twaalfde verhoor afgelegde verklaring. Hij weet 100% zeker dat alles van te voren in de bus is besproken en dat [medeverdachte 2] en verdachte wisten van de overval op [slachtoffer 1], de klokjesman en de inbraak in de ruiterwinkel. Hij heeft toen [slachtoffer 1] op de grond lag geld uit zijn zakken weggenomen.
Ook ter terechtzitting van het hof is [medeverdachte 1] als getuige gehoord en heeft [medeverdachte 1] wederom verklaard conform zijn eerder afgelegde verklaringen.
Hij benadrukte nog eens dat toen hij bij verdachte en [medeverdachte 2] in de bus stapte, er meteen werd gesproken over het plan om [slachtoffer 1] te overvallen. [medeverdachte 1] kende [slachtoffer 1] niet. [medeverdachte 2] is met de naam [slachtoffer 1] gekomen. Hij zou ‘gemakkelijk’ te overvallen zijn. [betrokkene 1] zou meedoen aan de overval. [medeverdachte 1] en [betrokkene 1] zouden samen bij [slachtoffer 1] naar binnengaan. Nadat ze [betrokkene 1] de bewuste avond gebeld hadden en hij niet opnam zijn ze naar zijn woning gegaan. [betrokkene 1] was er niet. Hierop zijn ze naar Nijkerk gereden. Ze reden langs de woning van [slachtoffer 1] waar verdachte de bus even stopte en [medeverdachte 2] de woning aan [medeverdachte 1] aanwees. Vervolgens zijn ze een paar meter doorgereden en zijn ze bij een weilandje gestopt. [medeverdachte 1] is naar de woning van [slachtoffer 1] gegaan met de intentie hem te overvallen. Eenmaal bij [slachtoffer 1] aangekomen durfde [medeverdachte 1] het niet en heeft hij een six-pack bier gekocht en is weer teruggegaan naar de bus. Hij vertelde verdachte en [medeverdachte 2] dat het te link was. Met betrekking tot de door verdachte geopperde overval op [slachtoffer 2] nuanceert [medeverdachte 1] zijn verklaring in die zin dat hij denkt dat verdachte en [medeverdachte 2] niet hebben gezien dat hij een schroevendraaier uit de bus van verdachte meenam. Hij weet wel zeker dat [medeverdachte 2] en verdachte van de hamer wisten. [medeverdachte 1] zat op de achterbank en zag een hamer liggen, die hij pakte. Verdachte vroeg om de hamer en veegde met zijn mouw de hamer schoon, om te voorkomen dat zijn vingerafdrukken nog op de hamer zouden zitten. [medeverdachte 2] zat naast verdachte op de passagiersstoel en zei tegen [medeverdachte 1] dat ‘als [slachtoffer 1] niet mee zou werken, hij hem wel een tik kon geven’. Toen [slachtoffer 1] op de grond lag heeft hij geld uit de broekzakken van [slachtoffer 1] gehaald en is hij terug naar de bus gerend. [medeverdachte 2] wist in Spakenburg nog een winkel waar ze paardenzadels konden wegnemen. [medeverdachte 1] heeft met een moker uit de bus van verdachte de etalage ingeslagen, een zadel weggenomen en bij verdachte in de bus gelegd. Verdachte zou het zadel verkopen en het geld verdelen.
Betrouwbaarheid verklaringen [medeverdachte 1]
Met betrekking tot de betrouwbaarheid van voornoemde verklaringen van [medeverdachte 1] is een deskundigenrapport opgemaakt. Anders dan de rechtbank daaromtrent, kennelijk abusievelijk, vermeldt concludeert de deskundige daarin onder andere dat niet kan worden gesteld dat de bekentenis in het twaalfde verhoor niet door beïnvloeding van verbalisanten is ontstaan. De bekennende verklaring van [medeverdachte 1] lijkt het gevolg te zijn van (langdurig) op hem inpraten door de verhoorders, zo stelt de deskundige. Of daarmee ongeoorloofde druk is uitgeoefend staat niet ter beoordeling aan de gedragswetenschapper maar aan de rechter, aldus de deskundige.
De deskundige heeft alleen de beschikking gehad over de dvd’s van de verhoren van [medeverdachte 1] en de uitgewerkte processen-verbaal van die verhoren. Zij kan mede daarom geen oordeel geven over de inhoudelijke juistheid van de verklaringen van [medeverdachte 1]. Over de totstandkoming van de verklaringen merkt de deskundige met betrekking tot de werkwijze van de verhoorders onder meer op, dat zij voldoende neutraal reageren op antwoorden van [medeverdachte 1], dat zij niet door positieve of negatieve feedback de verdachte sturen naar een bekentenis, dat zij de verdachte in de verhoren voldoende ruimte laten, en dat het tempo en het taalgebruik tijdens de verhoren voldoende is afgestemd op [medeverdachte 1].
Ook het hof komt tot deze conclusies. Weliswaar wordt door de verhoorders voortdurend aangedrongen op nadere antwoorden, maar dat gebeurt niet op zodanige wijze dat er sprake zou zijn van ongeoorloofde druk. Het voortdurend aandringen op nadere antwoorden heeft zeker ook te maken met de wijze waarop [medeverdachte 1] vaak antwoord geeft, namelijk uitermate bondig en zonder nadere details, zo kon ook ter zitting worden vastgesteld.
Evenals de rechtbank is het hof dan ook van oordeel dat de verklaringen van [medeverdachte 1] betrouwbaar en accuraat zijn, daar de verklaringen op diverse feitelijke punten worden ondersteund door ander bewijsmateriaal in het dossier.
Steunbewijs voor de verklaringen van [medeverdachte 1]
De verklaringen van getuigen [betrokkene 1] en [betrokkene 2]
[betrokkene 1] heeft naar aanleiding van de uitzending van Opsporing Verzocht op 19 januari 2010, op 20 januari 2010 contact gezocht met de politie en verteld dat [medeverdachte 1] de overval op [slachtoffer 1] heeft gepleegd. Hij was die middag rond 16.30 uur in de woning van [medeverdachte 1], waar ook [medeverdachte 2] en [betrokkene 2] aanwezig waren. [medeverdachte 1] zei toen dat hij geld nodig had, waarop [medeverdachte 2] zei dat hij [slachtoffer 1] in Nijkerk kende die aardig wat geld op zak had. [medeverdachte 1] stelde toen voor om hem te pakken en stelde voor er die avond naar toe te gaan. [medeverdachte 2] vond het goed, [betrokkene 1] en [betrokkene 2] zeiden nee. [medeverdachte 1] zei dat hij die avond eerst een six-pack zou kopen en dan [slachtoffer 1] zou overmeesteren. Ze zouden laat gaan, omdat het dan lekker rustig was. [medeverdachte 2] zei dat hij [betrokkene 1] om 20.00 uur zou bellen, of hij mee zou doen met de overval. [betrokkene 1] heeft de telefoon uitgezet zodat verdachte hem niet kon bereiken.
Ook [betrokkene 2] bevestigt het verhaal van [betrokkene 1] en [medeverdachte 1] dat hij die middag samen met hen beiden en [medeverdachte 2] in de woning van [medeverdachte 1] was en dat [medeverdachte 2] zei dat hij iemand in Nijkerk wist die je best zou kunnen pakken omdat die veel geld heeft en dat [medeverdachte 1] zei dat hij dit ging doen. [betrokkene 1] en [betrokkene 2] besloten niet mee te doen met de overval.
Gelet op het voorgaande is het hof van oordeel dat de verklaring van [medeverdachte 1] op essentiële punten wordt ondersteund door de verklaringen van [betrokkene 1] en [betrokkene 2].
• Overzicht belcontacten en telecomanalyse
Het voorgaande vindt ook zijn bevestiging in het overzicht van belcontacten. Hieruit blijkt dat met de vaste lijn bij [medeverdachte 2] thuis (die schuinboven [medeverdachte 1] woont) inderdaad, zoals [medeverdachte 1] stelt om 19.45 en 19.46 uur getracht is te bellen naar [betrokkene 1]. Vervolgens is om 20.38 uur driemaal met een ander nummer gebeld naar het nummer van [betrokkene 1]. Dit nummer behoort toe aan verdachte. Verdachte had de telefoon die avond bij zich. De telefoon van [betrokkene 1] stond inderdaad op de voicemail, zoals [betrokkene 1] verklaart.
[medeverdachte 1] heeft voorts verklaard dat hij verspreid over de avond van 21 november 2009 eenmaal bij en tweemaal in de woning van [slachtoffer 1] in Nijkerk is geweest. De eerste keer om de situatie te verkennen waarbij verdachte de bus kort stopte en [medeverdachte 2] de woning aanwees, vervolgens om cocaïne geleverd te krijgen (waarbij naar cokedealer [betrokkene 3] is gebeld) en bier te kopen en de derde keer om daadwerkelijk de overval te plegen.
Deze verklaring van [medeverdachte 1] wordt ondersteund door de mastgegevens van de telefoon van verdachte ([telefoonnummer van verdachte]) en die van [medeverdachte 2] ([telefoonnummer van medeverdachte 2]). Hieruit valt af te leiden dat met de telefoon van verdachte om 20.07 uur vanuit Nijkerk naar de cokedealer [betrokkene 3] is gebeld. Vervolgens is om 20.09 en om 20.16 uur door deze [betrokkene 3] gebeld naar het nummer van verdachte. Om 20.38 uur wordt met de telefoon van verdachte vanuit Nijkerk naar [betrokkene 1] gebeld, en op datzelfde tijdstip wordt [medeverdachte 2] gebeld door zijn vaste woonaansluiting. Zowel de telefoon van [medeverdachte 2] als die van verdachte stralen dan nog steeds masten in Nijkerk aan. Daarna verplaatsen de telefoons zich naar Bunschoten, waar tussen 21.07 en 21.16 uur de telefoon van [medeverdachte 2] de mast Irenestraat Bunschoten aanstraalt. Onder deze mast bevindt zich de pizzeria. Dit komt overeen met de gegevens in het proces-verbaal van bevindingen. Thans is ook uit nader onderzoek door deskundige Van der Knijff gebleken dat het telefoonnummer van [medeverdachte 2] om 22.07 uur niet is geregistreerd via een mast van Vodafone. Op dat tijdstip was er geen verbinding met de telefoon van [medeverdachte 2]. Uit onderzoek blijkt dat het moment waarop [medeverdachte 2] een sms-bericht ontving niet 22.07 uur is maar 21.07 uur. Dit heeft te maken met de verkeerde instelling van de server. De server geeft een uur later aan dan het zou moeten zijn. Het op de telefoon van [medeverdachte 2] ontvangen sms-bericht is in werkelijkheid dus van 21.07 uur en op dat moment werd de eerdergenoemde mast in Bunschoten aangestraald. Hiermee is in het betreffende proces-verbaal van bevindingen reeds rekening gehouden.
Anders dan de rechtbank concludeerde blijkt derhalve uit de telecomanalyse dat alleen de telefoon van verdachte om 22.07 uur een mast in Nijkerk aanstraalt. Dit betreft de mast aan de Bloemendaalseweg te Nijkerk. Kort daarna, om 22.16 uur, straalt de telefoon van verdachte de mast aan de [adres] te Nijkerk aan. Dit betreft de mast waaronder ook de woning van [slachtoffer 1] zich bevindt. Aangezien verdachten zelf verklaren de hele avond samen te zijn geweest, bevinden zij zich op dat tijdstip dus allemaal in Nijkerk in de buurt van de woning van [slachtoffer 1]. Om 22.40 uur is er vervolgens ook contact met de telefoon van [medeverdachte 2] en straalt ook zijn telefoon de mast aan de [adres] te Nijkerk aan.
Door voornoemde mastgegevens wordt de verklaring van [medeverdachte 1] dat ze meermalen naar de woning van [slachtoffer 1] in Nijkerk zijn gereden, bevestigd.
• Verklaring [slachtoffer 2] en proces-verbaal bevindingen autorit
[medeverdachte 1] heeft verklaard dat, vóór de overval op [slachtoffer 1] eerst gepoogd is om de [slachtoffer 2] te beroven en dat toen een Porsche Cayenne op de oprit stond. Verdachte kwam met het idee en [medeverdachte 2] was ervan op de hoogte. [medeverdachte 1] heeft na deze verklaring in een rondrit met de politie de locatie aangewezen waar [slachtoffer 2] zou wonen en ziet op de oprit een man staan die hij herkent als de man die hij heeft gepoogd te beroven.
Dit punt wordt ondersteund door de verklaring van de desbetreffende [slachtoffer 2]. Hij geeft
overeenkomstig de verklaring van [medeverdachte 1] aan dat op 21 november 2009 ’s avonds een onguur ‘junkachtig’ type aan de deur stond en naar binnen wilde, maar dat hij dat geweigerd heeft. Het betrof een lange slanke man. Voorts verklaart [slachtoffer 2] dat er die avond een [merk auto] onder de carport stond. Ook bevestigt hij dat er in zijn woonkamer een glazen vitrine staat met daarin horloges. Hij heeft achteraf, dus na het vernemen van nieuws en de details met betrekking tot de overval op [slachtoffer 1], gereconstrueerd dat de man na bij hem aan de deur te zijn geweest naar [slachtoffer 1] moet zijn gegaan.
Dit klopt met de verklaring van [medeverdachte 1].
• Aangifte [slachtoffer 3] en verklaring getuige [getuige 3]
De verklaring van [medeverdachte 1] dat hij diezelfde avond met verdachte en [medeverdachte 2] na de overval op [slachtoffer 1] naar een winkel is gegaan waar hij een zadel heeft weggenomen, vindt bevestiging in de aangifte van de eigenaresse [slachtoffer 3] van [bedrijf 1]. Zij werd de dag erna gebeld door de politie dat een inbraak in de winkel had plaatsgevonden en ter plaatse zag zij dat de etalageruit was vernield met een moker, die daar nog lag, en dat één zadel was weggenomen.
Voorts heeft de politie die nacht de melding gekregen van de inbraak van getuige [getuige 3], die verklaarde dat hij in de nacht van 21 op 22 november 2009 om 00.51 uur de politie heeft gebeld nadat hij een harde klap gehoord had en gezien had dat de ruit van de winkel kapot was.
Gelet op het voorgaande is het hof evenals de rechtbank van oordeel dat de verklaringen van [medeverdachte 1] betrouwbaar zijn en daarnaast ook accuraat, nu zijn verklaringen op diverse essentiële punten, zoals hierboven opgesomd, feitelijke bevestiging vinden in overig bewijsmateriaal in het dossier. Het verloop van de gebeurtenissen van de avond van 21 november 2009 zoals daar door [medeverdachte 1] over is verklaard, sluit nauwgezet aan bij de verschillende tijdstippen vermeld in de schematisch weergegeven tijdlijn die zich in het dossier bevindt.
Verweren
Verdachte heeft ter terechtzitting van het hof verklaard niets te maken te hebben met de hem tenlastegelegde feiten. Hij is met [medeverdachte 2] in zijn bestelbus rond gaan rijden. Ze hebben op enig moment [medeverdachte 1] opgehaald en zijn naar Nijkerk gereden. Ze zijn tijdens hun samenzijn die avond slechts eenmaal gestopt. Terwijl [medeverdachte 2] drugs bestelde bij cokedealer [betrokkene 3] ging [medeverdachte 1] bier halen bij [slachtoffer 1]. Verdachte zat met [medeverdachte 2] in de bus toen [medeverdachte 1] op een fiets terugkwam naar de bus en instapte. Toen [medeverdachte 1] instapte ontstond er paniek in de bus. Verdachte zag bloed op het shirt van [medeverdachte 1] en dacht dat hij een fietser mishandeld had. Zij zijn toen meteen naar huis gegaan.
Weliswaar is verdachte met medeverdachten [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] naar de woning van [slachtoffer 1] gegaan, maar verdachte dacht dat [medeverdachte 1] bij [slachtoffer 1] naar binnen ging om bier te halen. Verdachte wist niet dat [medeverdachte 1], met medenemen van een hamer, [slachtoffer 1] ging beroven.
Verdachte ontkent verder aanwezig te zijn geweest bij de poging overval op [slachtoffer 2] en bij de diefstal van het paardenzadel uit de ruiterzaak. De raadsman heeft benadrukt dat de rol van zijn cliënt en van medeverdachte [medeverdachte 2] strikt gescheiden moet worden. Dat [medeverdachte 2] liegt wil niet zeggen dat zijn cliënt ook liegt.
De verklaring van [medeverdachte 1] dat verdachte door vooraf gemaakte afspraken wist welke feiten die avond gepleegd zouden worden en dat verdachte wist dat [medeverdachte 1][slachtoffer 1] met een hamer heeft beroofd, dient als niet geloofwaardig terzijde te worden geschoven. [medeverdachte 1] heeft immers wisselende verklaringen afgelegd, waarbij hij ook gevoed is met informatie die hij van verbalisanten heeft gekregen. Hierdoor is de waarde van de uitspraken van [medeverdachte 1] over de rol van verdachte niet meer te bepalen. Voorts kan uit het rapport van Van der Sleen worden opgemaakt dat de 12e en 13e verklaring van [medeverdachte 1] door beïnvloeding van de verbalisanten tot stand is gekomen, zodat deze verklaringen van het bewijs moeten worden uitgesloten. De getuigenverklaringen in het dossier kunnen ten slotte niet als ondersteunend aan de verklaringen van [medeverdachte 1] worden aangemerkt. Gelet op deze omstandigheden is er naar de mening van de verdediging geen sprake van mededaderschap van verdachte van de tenlastegelegde feiten, zodat verdachte van al deze feiten dient te worden vrijgesproken.
Beoordeling hof
Het hof verwerpt de verweren en overweegt als volgt.
Het hof acht de verklaring van verdachte volstrekt onaannemelijk en aantoonbaar onjuist. Van groot belang daarbij is dat verdachte ter terechtzitting heeft verklaard dat, vanaf het moment dat [medeverdachte 2] en hij [medeverdachte 1] hebben opgehaald, hij steeds samen met [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] is geweest, tot zij na de overval naar huis gingen.
Voorts acht het hof, zoals reeds hiervoor overwogen, de verklaring van [medeverdachte 1] betrouwbaar. Uit het rapport van Van der Sleen kan naar het oordeel van het hof niet worden afgeleid dat zich op enig moment een situatie heeft voorgedaan waarin [medeverdachte 1] tegen zijn wil is gedwongen of anderszins is gestuurd op een bepaalde manier te verklaren. [medeverdachte 1] heeft uit eigen beweging zijn aandeel en dat van verdachte en [medeverdachte 2] in de overvallen naar voren gebracht. Het verhoor bevat indringende vragen en opmerkingen, ook over zijn medeverdachten, en is een verhoor met soms een confronterend karakter, maar dat alles is naar het oordeel van het hof niet als rechtens ongeoorloofd te beschouwen, mede gezien het belang van de waarheidsvinding met betrekking tot het ernstige feit waarvan verdenking bestond. Het hof is van oordeel dat er geen sprake is van ongeoorloofde beïnvloeding door de politie en dat de betreffende verklaringen niet behoren te worden uitgesloten van het bewijs. Het hof verwerpt dan ook het betreffende verweer.
[medeverdachte 1] heeft bij de politie in zijn zesde, twaalfde en dertiende verklaring de overval op [slachtoffer 1] en de andere feiten bekend. In de daaropvolgende verklaringen, ook ter terechtzitting van het hof, is hij bij deze bekentenis gebleven. Het hof is van oordeel dat deze door [medeverdachte 1] afgelegde verklaringen in onderling verband beschouwd consistent zijn en details bevatten die maken dat deze verklaringen als betrouwbaar kunnen gelden. Essentiële delen van voornoemde verklaringen van [medeverdachte 1], vinden voorts steun in de reeds hierboven genoemde bewijsmiddelen. Het hof realiseert zich dat [medeverdachte 1] niet alleen getuige is, maar ook medeverdachte. Als getuige is [medeverdachte 1] ook gewezen op zijn verschoningsrecht. Het hof heeft hierbij echter in aanmerking genomen dat [medeverdachte 1] door de overval en de andere feiten, samen met anderen gepleegd, te bekennen, niet alleen verdachte heeft belast maar (met name) ook zichzelf (zwaarder) heeft belast.
Verdachte heeft geen andere verklaring gegeven voor de met het nummer van [betrokkene 1] gepleegde telefonische contacten, dan door [medeverdachte 1] en [betrokkene 1] is verwoord. Ook dit onderstreept dat [medeverdachte 1], en dus ook [medeverdachte 2] en verdachte, tenminste tweemaal die avond in de directe omgeving van de woning van [slachtoffer 1] zijn geweest. Volgens verdachte zou de overval zijn gepleegd rond het moment dat [medeverdachte 2] belde met [betrokkene 3]. Dit is, gelet op het eerder genoemde proces-verbaal van bevindingen met betrekking tot telecommunicatie, aantoonbaar onjuist. Immers: de overval heeft plaatsgevonden rond 22.30 uur, terwijl [medeverdachte 2] om 20.07 uur naar [betrokkene 3] belde voor cocaïne. Voorts heeft verdachte verklaard dat hij met [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1], nadat laatstgenoemde was teruggekomen van [slachtoffer 1] die hij overvallen had, meteen naar huis is gegaan. Ook dit is onjuist, uitgaande van de verklaring van verdachte dat hij en [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] die avond steeds bij elkaar zijn gebleven tijdens het rondrijden. Zowel uit historische printgegevens van de telefonische contacten als uit de aangifte van de inbraak bij [bedrijf 1], en de getuigenverklaring daaromtrent, blijkt dat verdachte en zijn medeverdachten tot laat in de avond en begin van de nacht samen op pad zijn geweest en zich een aantal malen hebben verplaatst tussen Bunschoten-Spakenburg en Nijkerk. De verklaring van verdachte dat hij die avond slechts eenmaal bij [slachtoffer 1] is geweest, slechts eenmaal in Nijkerk is gestopt en geen enkele wetenschap heeft gehad van de overval op [slachtoffer 1] die avond, noch van de poging beroving op [slachtoffer 2] en de diefstal van het paardenzadel wordt weerlegd door andere bewijsmiddelen en derhalve door het hof beschouwd als volstrekt ongeloofwaardig.
Ten aanzien van de overval op [slachtoffer 1] staat vast dat [medeverdachte 1] [slachtoffer 1] meermalen met een (klauw)hamer heeft geslagen en dat [slachtoffer 1] daardoor ernstig hoofdletsel heeft opgelopen. Het hof is van oordeel dat verdachte en [medeverdachte 2] wetenschap hadden dat [medeverdachte 1] de overval met de hamer zou plegen en overweegt daartoe dat [medeverdachte 1] de uit verdachtes werkbus afkomstige hamer aan verdachte heeft gegeven. Verdachte heeft met zijn mouw de hamer eerst nog schoongemaakt. [medeverdachte 2] heeft dit volgens [medeverdachte 1] ook gezien. Overigens wordt in het midden gelaten of concrete wetenschap bij verdachte en [medeverdachte 2] met betrekking tot aanwezigheid van de hamer bij [medeverdachte 1] relevant is ten aanzien van de bewezenverklaring, ook al gelet op NJ 2007,263.
Het hof is verder van oordeel dat sprake is van een voltooide overval. Het hof heeft hierbij gelet op de verklaring van [medeverdachte 1] dat hij, toen [slachtoffer 1] op de grond lag, geld uit de broekzakken van [slachtoffer 1] heeft gehaald en meegenomen en het feit dat de technische recherche bij het aantreffen van [slachtoffer 1] in de keuken geld aantrof in de jaszakken, maar niet in zijn broekzakken.
Dit leidt tot de conclusie dat het hof, gelet op het voorgaande, bij de bewezenverklaring uitgaat van de juistheid van de verklaringen van [medeverdachte 1], en dat, mede gelet op de steun die deze verklaringen vinden in de overige bewijsmiddelen, de verklaring van verdachte als ongeloofwaardig en aantoonbaar onjuist buiten beschouwing gelaten moet worden. Aldus blijkt dat verdachte die bewuste avond van 21 november 2009, samen met [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2], rijdend in de bus van verdachte een tocht heeft gemaakt die tot doel had door overvallen of inbraken geld en goed te verkrijgen. Deels, voor wat betreft de overval op [slachtoffer 1], was dat doel tevoren gepland, deels werden doelen - de gang naar [slachtoffer 2] en naar [bedrijf 1] - al rijdende bepaald. Besproken werd tussen verdachte en de medeverdachten wat er zou gaan gebeuren, waar en bij wie, en wie de uitvoeringshandelingen zou plegen, een en ander afhankelijk van de vraag, of men herkend kon worden. Op deze wijze samenwerkend kan gesproken worden van een nauwe en intensieve en tevens bewuste samenwerking tussen verdachte en de medeverdachten, zodat wettig en overtuigend kan worden bewezen, dat verdachte samen met [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] de overval op [slachtoffer 1], de poging overval op [slachtoffer 2] en de inbraak bij [bedrijf 1] heeft gepleegd.
Bewezenverklaring
Door wettige bewijsmiddelen, waarbij de inhoud van elk bewijsmiddel -ook in onderdelen- slechts wordt gebezigd tot het bewijs van dat tenlastegelegde feit waarop het blijkens de inhoud kennelijk betrekking heeft, en waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt, heeft het hof de overtuiging verkregen en acht het hof wettig bewezen, dat verdachte het in de zaak met parketnummer 05-900291-10 onder 1 subsidiair en in de zaak met parketnummer 05-702374-10 onder 1 en 2 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande, dat:
Zaak met parketnummer 05-900291-10:
subsidiair:
hij op 21 november 2009 te Nijkerk, tezamen en in vereniging met anderen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een geldbedrag toebehorende aan [slachtoffer 1], welke diefstal werd voorafgegaan en vergezeld van geweld tegen die [slachtoffer 1], gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken, welk geweld hierin bestond dat verdachtes mededader die [slachtoffer 1] meermalen met een (klauw)hamer, op en/of tegen het hoofd heeft geslagen, tengevolge waarvan die [slachtoffer 1] zwaar lichamelijk letsel (verbrijzeld aangezichtsbeen en/of jukbeen en/of voorhoofdsbeen en/of een schedelfractuur en/of gescheurd hersenvlies) heeft bekomen;
Zaak met parketnummer 05-702374-10 (gevoegd):
hij op 21 november 2009 te Nijkerk, ter uitvoering van het voornemen en het misdrijf om tezamen en in vereniging met anderen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening weg te nemen goederen (horloges)en/of geld, toebehorende aan [slachtoffer 2], en daarbij die voorgenomen diefstal te doen voorafgaan en/of te doen vergezellen en/of te doen volgen van geweld en/of bedreiging met geweld tegen [slachtoffer 2], te plegen met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken, tezamen en in vereniging met verdachtes mededaders, een plan om die [slachtoffer 2] te overvallen heeft besproken, en met mededaders naar de woning van die [slachtoffer 2] is gereden, en de mededader, met een schroevendraaier, naar de woning van die [slachtoffer 2] is gelopen en heeft aangebeld en op de voordeur heeft geklopt en/of aan die [slachtoffer 2] heeft gevraagd of hij even mocht bellen in verband met autopech en heeft gezegd: "Ik wil naar binnen [roepnaam slachtoffer 2]", althans woorden van dergelijke aard of strekking, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
2:
hij op 22 november 2009 te Bunschoten-Spakenburg tezamen en in vereniging met anderen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening uit een winkel ([bedrijf 1]) heeft weggenomen een dressuurzadel, toebehorende aan [slachtoffer 3], waarbij verdachte en zijn mededaders een plan om in die winkel in te breken hebben besproken, en naar die winkel zijn gereden en zich de toegang tot de plaats des misdrijfs hebben verschaft door middel van braak, (het inslaan van een etalageruit (met behulp van een hamer)).
Het hof acht niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard, zodat deze daarvan behoort te worden vrijgesproken.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
het in de zaak met parketnummer 05-900291-10 onder 1 subsidiair bewezen verklaarde levert op:
diefstal, voorafgegaan en vergezeld van geweld tegen personen, geleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken, gepleegd door twee of meer verenigde personen, terwijl het feit zwaar lichamelijk letsel ten gevolge heeft;
het in de zaak met parketnummer 05-702374-10 onder 1 bewezen verklaarde levert op:
poging tot diefstal, voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken, door twee of meer verenigde personen;
het in de zaak met parketnummer 05-702374-10 onder 2 bewezen verklaarde levert op:
diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak.
Strafbaarheid van de verdachte
Verdachte is strafbaar aangezien geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die verdachte niet strafbaar zou doen zijn.
Oplegging van straf en/of maatregel
De hierna te melden strafoplegging is in overeenstemming met de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon van verdachte, zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van zes jaren.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat verdachte wordt veroordeeld tot dezelfde straf als is opgelegd door de rechtbank.
Het hof heeft bij de straftoemeting in het bijzonder in aanmerking genomen -en vindt daarin de redenen die tot de keuze van een onvoorwaardelijke vrijheidsstraf van de hierna aan te geven duur leiden- dat verdachte zich samen met zijn mededaders schuldig heeft gemaakt aan een gewelddadige overval op [slachtoffer 1]. Verdachte is die avond in zijn bus samen met [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] naar de woning van [slachtoffer 1] gereden. Aldaar hebben hij en [medeverdachte 2], omdat [slachtoffer 1] verdachte en [medeverdachte 2] zou kunnen herkennen, [medeverdachte 1] naar de woning van [slachtoffer 1] gestuurd om de overval te plegen. [medeverdachte 1] heeft hierbij een hamer meegenomen uit de bus van verdachte, hetgeen verdachte wist. Hij en medeverdachte [medeverdachte 2] hebben in de bus van verdachte op [medeverdachte 1] gewacht. De overval is uit de hand gelopen waarbij medeverdachte [medeverdachte 1] met een hamer meermalen op het hoofd van [slachtoffer 1] heeft geslagen. [slachtoffer 1] heeft hierdoor zwaar hoofdletsel opgelopen en zal nooit meer de oude worden. Niet alleen [slachtoffer 1] is hierdoor getroffen, maar ook zijn familie. Uit de meest recente informatie van de instelling waar [slachtoffer 1] thans verblijft, volgt dat de stoornissen die [slachtoffer 1] nog ondervindt met name cognitief van aard zijn. Het korte termijn geheugen is gestoord, hij is in tegenstelling tot voorheen snel overprikkeld, ontremd en achterdochtig en is zich deels bewust van deze belastende gedragsverandering. Dit zorgt ervoor dat [slachtoffer 1] tot zijn grote verdriet en boosheid niet meer zelfstandig kan wonen, en niet meer in staat is voor zijn vader te zorgen, zoals hij al jaren deed.
Verdachte heeft hiermee - enkel en alleen gedreven door zijn hebzucht naar geld - een zeer zware inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van het slachtoffer en het slachtoffer ondervindt hier zijn gehele verdere leven de lichamelijke en psychische consequenties van. Dat verdachte hiervoor geen enkele verantwoordelijkheid neemt rekent het hof verdachte zeer zwaar aan. Bovendien hebben de verdachten tijdens hun rooftocht tevens nog een poging diefstal met geweld en een inbraak in een winkel gepleegd.
Voorts heeft het hof gelet op de rapportages omtrent de persoon van verdachte. Bij verdachte is sprake van narcistische en achterdochtige trekken in zijn persoonlijkheid. Tevens blijkt dat verdachte zwakbegaafd is en zich snel laat leiden door derden. Ten tijde van het plegen van het delict was verdachte niet voldoende bij machte om op te komen voor zichzelf. Als verdachte zich niet weer inlaat met een negatief sociaal netwerk, wordt de kans op recidive als laag ingeschat.
Het hof heeft ten positieve rekening gehouden met het verdachte betreffende Uittreksel Justitiële Documentatie waaruit blijkt dat hij, lang geleden, slechts eenmaal eerder is veroordeeld (in 2003 door de kinderrechter, wegens mishandeling).
Gelet op de ernst van de feiten, met name het feit met betrekking tot slachtoffer [slachtoffer 1], is het hof van oordeel dat geen andere straf in aanmerking komt dan een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van lange duur. In tegenstelling tot de rechtbank en ondanks het door de advocaat-generaal aangevoerde komt het hof niet tot een bewezenverklaring van het tenlastegelegde medeplegen van de poging tot gekwalificeerde doodslag. Toch acht het hof een geheel onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van zes jaren passend en geboden, met name gezien de ernst van de gevolgen voor het slachtoffer [slachtoffer 1].
Het hof is van oordeel dat met deze strafduur tevens recht wordt gedaan aan het verschil in aandeel en ook het verschil in justitiële achtergrond tussen de drie verdachten.
Vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 1]
De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt € 40.153,31 waarvan een bedrag groot
€ 2.775,08 buitengerechtelijke kosten en proceskosten betreft. De immateriële schade ten bedrage van € 35.000 is gevorderd als voorschot. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep toegewezen tot een bedrag van € 12.777,23. De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep opnieuw gevoegd voor het bedrag van haar oorspronkelijke vordering.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is voldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van het in de zaak met parketnummer 05-901056-09 subsidiair bewezenverklaarde handelen van verdachte rechtstreeks schade heeft geleden. Verdachte is tot vergoeding van die schade gehouden zodat de vordering zal worden toegewezen met uitzondering van het bedrag met betrekking tot buitengerechtelijke kosten en proceskosten zoals gevorderd. Het hof heeft bij de vaststelling van de door de benadeelde partij gemaakte kosten met betrekking tot de rechtsbijstand gelet op het liquidatietarief rechtbanken en gerechtshoven.
Om te bevorderen dat de schade door verdachte wordt vergoed, zal het hof de maatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht opleggen op de hierna te noemen wijze.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Het hof heeft gelet op de artikelen 36f, 45, 57, 311 en 312 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.
BESLISSING
Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het in de zaak met parketnummer 05-900291-10 primair ten laste gelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het in de zaak met parketnummer 05-900291-10 onder subsidiair en in de zaak met parketnummer 05-702374-10 onder 1 en 2 ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het in de zaak met parketnummer 05-900291-10 onder subsidiair en in de zaak met parketnummer 05-702374-10 onder 1 en 2 bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 6 (zes) jaren.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 1]
Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij, [slachtoffer 1], terzake van het in de zaak met parketnummer 05-900291-10 subsidiair bewezen verklaarde tot het bedrag van € 37.378,23 (zevenendertigduizend driehonderdachtenzeventig euro en drieëntwintig cent) bestaande uit € 2.378,23 (tweeduizend driehonderdachtenzeventig euro en drieëntwintig cent) materiële schade en € 35.000,00 (vijfendertigduizend euro) immateriële schade en veroordeelt de verdachte die, evenals zijn mededaders, hoofdelijk voor het gehele bedrag aansprakelijk is, met dien verstande dat indien en voor zover de een aan zijn betalingsverplichting heeft voldaan, de een of meer anderen daarvan in zoverre zullen zijn bevrijd, om dit bedrag tegen een behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan de benadeelde partij.
Bepaalt dat voormeld toegewezen bedrag aan materiële en immateriële schadevergoeding vermeerderd wordt met de wettelijke rente vanaf 21 november 2009 tot aan de dag der algehele voldoening.
Verwijst de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op
€ 579,00 (vijfhonderdnegenenzeventig euro).
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [slachtoffer 1], een bedrag te betalen van € 37.378,23 (zevenendertigduizend driehonderdachtenzeventig euro en drieëntwintig cent) bestaande uit € 2.378,23 (tweeduizend driehonderdachtenzeventig euro en drieëntwintig cent) materiële schade en € 35.000,00 (vijfendertigduizend euro) immateriële schade, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 221 (tweehonderdeenentwintig) dagen hechtenis, met dien verstande dat de toepassing van die hechtenis de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet opheft.
Bepaalt dat de verplichting tot betaling van schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer voor de verdachte komt te vervallen indien en voor zover mededaders hebben voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer.
Bepaalt dat voormelde betalingsverplichting ter zake van de materiële en immateriële schade vermeerderd wordt met de wettelijke rente vanaf 21 november 2009 tot aan de dag der algehele voldoening.
Bepaalt dat, indien de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat daarmee zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee zijn verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen.
Bepaalt dat indien en voor zover de mededaders van de verdachte voormeld bedrag hebben betaald, verdachte in zoverre is bevrijd van voornoemde verplichtingen tot betaling aan de benadeelde partij of aan de Staat.
Aldus gewezen door
mr H.G.W. Stikkelbroeck, voorzitter,
mr W.R. Rosingh en mr E.G. Smedema, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr B.T.H. Janssen, griffier,
en op 18 juni 2012 ter openbare terechtzitting uitgesproken.