ECLI:NL:GHARN:2012:BX2709

Gerechtshof Arnhem

Datum uitspraak
24 juli 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
200.073.350/01
Instantie
Gerechtshof Arnhem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Derdenbeslag en de gevolgen van betalingen in weerwil van beslag

In deze zaak, die voor het Gerechtshof Arnhem werd behandeld, ging het om een hoger beroep van Stichting Actium tegen SGU Services B.V. inzake een derdenbeslag. Actium had in eerste aanleg een vordering ingesteld tegen SGU, die als werkgever van de schuldenaar Wildeboer fungeerde. Het hof oordeelde dat SGU, ondanks het gelegde beslag, betalingen aan Wildeboer had gedaan, wat in strijd was met de regels van het beslagrecht. De zaak begon met een vonnis van de rechtbank Zwolle-Lelystad, waarin de vorderingen van Actium werden afgewezen. Actium stelde dat SGU verplicht was om de beslagen bedragen te reserveren vanaf de datum van beslaglegging, terwijl SGU betoogde dat deze verplichting pas ontstond na het afleggen van een derdenverklaring. Het hof bevestigde dat het beslag een blokkerende werking heeft en dat betalingen die in weerwil van het beslag zijn gedaan, niet tegen de beslaglegger kunnen worden ingeroepen. Het hof vernietigde het vonnis van de rechtbank en oordeelde dat SGU de beslagen gelden over de periode van april 2009 tot en met september 2009 aan Actium moest betalen, maar dat Actium geen recht meer had op de hoofdsom omdat deze inmiddels door Wildeboer was voldaan. De kosten van de procedure werden toegewezen aan Actium, waarbij SGU als in het ongelijk gestelde partij werd aangemerkt. Het arrest werd uitgesproken op 24 juli 2012.

Uitspraak

Arrest d.d. 24 juli 2012
Zaaknummer 200.073.350/01
(zaaknummer rechtbank: 472616 CV EXPL 09-6193)
HET GERECHTSHOF TE ARNHEM
Nevenzittingsplaats Leeuwarden
Arrest van de tweede kamer voor burgerlijke zaken in de zaak van:
Stichting Actium,
gevestigd te Assen,
appellante,
in eerste aanleg: eiseres,
hierna te noemen: Actium,
advocaat: mr. J.J.G. Pieper, kantoorhoudende te Almelo,
tegen
SGU Services B.V.,
gevestigd te Zwolle,
geïntimeerde,
in eerste aanleg: gedaagde,
hierna te noemen: SGU,
niet verschenen.
Het geding in eerste instantie
In eerste aanleg is geprocedeerd en beslist zoals weergegeven in de vonnissen uitgesproken op 29 december 2009 en 22 juni 2010 door de rechtbank
Zwolle-Lelystad, sector kanton, locatie Zwolle.
Het geding in hoger beroep
Bij exploot van 13 augustus 2010, hersteld bij exploot van 23 augustus 2010, is door Actium hoger beroep ingesteld van het vonnis d.d. 22 juni 2010 met dagvaarding van SGU tegen de zitting van 14 september 2010.
De conclusie van de memorie van grieven luidt:
"bij arrest, uitvoerbaar bij voorraad, het vonnis van de rechtbank Zwolle-Lelystad, sector kanton, locatie Zwolle d.d. 22 juni 2010 onder rolnummer 472616 CV EXPL 09-6193 te vernietigen en opnieuw recht doende de vordering van Actium toe te wijzen, met dien verstande dat de bronvordering inmiddels is voldaan door schuldenaar Wildeboer, zodat Actium geen recht en belang meer heeft bij veroordeling tot betaling van de gevorderde hoofdsom van € 7.718,67, doch wel bij veroordeling in de kosten van de procedure in beide instanties."
Ten slotte heeft Actium de stukken overgelegd voor het wijzen van arrest.
De grieven
Actium heeft drie grieven opgeworpen.
De beoordeling
Met betrekking tot de feiten
1. Tegen de weergave van de vaststaande feiten in rechtsoverweging 1.1 tot en met 1.3 van het vonnis van 22 juni 2010 is geen grief ontwikkeld, zodat het hof ook in hoger beroep van die feiten zal uitgaan. Het hof zal die feiten voorzover relevant voor de beslissing in hoger beroep hierna weergeven.
1.1 Op 8 april 2009 heeft Actium ten laste van Wildeboer, uit hoofde van een tussen Actium als eiseres en Wildeboer als gedaagde door de rechtbank Assen gewezen vonnis van 18 maart 2008, onder SGU als werkgeefster van Wildeboer executoriaal derdenbeslag laten leggen voor een bedrag van in totaal € 8.718,67.
1.2 Op 14 oktober 2009 heeft SGU de verklaring derdenbeslag als bedoeld in artikel 476a Rv afgelegd. Volgens die verklaring valt maandelijks € 566,76 onder het beslag. SGU is daarbij uitgegaan van een aan Wildeboer toekomend netto-salaris van € 1.375, 59 en een beslagvrije voet van € 808, 83.
1.3 Op 14 oktober 2009 heeft SGU een bedrag van € 1.328,27 aan Actium betaald, waarvan € 1.000,00 aan hoofdsom en € 328,27 aan proceskosten. Voorts heeft Actium met ingang van de maand oktober 2009 steeds € 566,76 aan SGU afgedragen.
Het geding in eerste aanleg
2. Actium heeft in eerste aanleg onder meer primair gevorderd SGU te veroordelen tot betaling aan haar van een bedrag van € 7.718,67, vermeerderd met de wettelijke rente van 4 % per maand over € 1.740,00 vanaf 8 april 2009 tot de dag der betaling en subsidiair dat SGU op de voet van het bepaalde in artikel 477a lid 2 Rv gerechtelijke verklaring doet en wordt veroordeeld tot betaling van hetgeen volgens vaststelling door de rechter aan Actium zal blijken toe te komen.
De rechtbank heeft de vorderingen afgewezen. Hiertegen richten zich de grieven.
Met betrekking tot de grieven
3. Grief 1
3.1 In deze grief wordt geklaagd dat de kantonrechter ten onrechte in rechtsoverweging 2.3 van het beroepen vonnis heeft overwogen dat er geen rechtsgrond is op basis waarvan Actium jegens SGU aanspraak kan maken op uitbetaling van het door het beslag getroffen loon van Wildeboer vanaf 8 april 2009.
3.2 Het geschil tussen partijen in hoger beroept spitst zich toe op de vraag naar de datum met ingang waarvan SGU de beslagen geldbedragen ten behoeve van Actium heeft moeten reserveren. SGU stelt zich op het standpunt dat zij eerst nadat zij verklaring ex artikel 476 b Rv heeft gedaan, in casu op 14 oktober 2009 verplicht is de volgens die verklaring verschuldigde geldsommen te reserveren en te voldoen, Actium stelt dat SGU verplicht is tot het reserveren van betalingen vanaf de datum van de beslaglegging, in casu 8 april 2009.
3.3 Het overweegt dienaangaande dat als uitgangspunt in het beslagrecht de regel geldt dat het beslag blokkerende werking heeft. Artikel 475h Rv, gelezen in relatie met artikel 475 lid onder a Rv, bepaalt hierover met betrekking tot het derdenbeslag dat een in weerwil van het beslag gedane betaling nadat het beslag is gelegd, niet tegen de beslaglegger kan worden ingeroepen.
3.4 Vaststaat dat SGU na de datum van beslaglegging aan haar werknemer Wildeboer diens volledige salaris en vakantiegeld heeft doorbetaald en pas met ingang van
14 oktober 2009 maandelijks € 566,76 aan Actium heeft afgedragen. Het moge zijn, zoals SGU stelt, dat de daadwerkelijke afdrachtplicht pas ontstaat nadat zij derdenverklaring ex artikel 476a Rv heeft gedaan, maar dat laat naar 's hofs oordeel onverlet dat vanaf dat moment de verplichting tot afdracht van de beslagen gelden aan Actium zich met terugwerkende kracht uitstrekt over de gelden die SGU gehouden was vanaf het moment van beslaglegging onder zich te houden. Dit betekent dat SGU gehouden is de beslagen gelden over de periode april 2009 tot en met september 2009, alsmede het vakantiegeld aan Actium te betalen. Nu Actium echter geen recht en belang meer heeft bij veroordeling tot de betaling van de hoofdsom omdat de schuldenaar Wildeboer deze inmiddels aan Actium heeft voldaan, zal het hof een veroordeling in die zin als in eerste aanleg gevorderd achterwege laten.
3.5 De grief is terecht voorgedragen.
4. Grief 2
4.1 In de toelichting op de grief wordt terecht opgemerkt dat de rechtbank in rechtsoverweging 2.5 een kennelijke verschrijving heeft begaan waar zij in de eerste en tweede regel de namen van partijen heeft verwisseld. Het hof is van oordeel dat het evident is dat de overweging zo dient te worden gelezen als door Actium onder punt 13 van de memorie van grieven geformuleerd. Voor het overige ligt de klacht in deze grief in het verlengde van die in de eerste grief en is ook deze gegrond.
5. Grief 3 is gericht tegen de proceskostenveroordeling in eerste aanleg en is gelet op het slagen van de grieven 1 en 2 eveneens gegrond.
6. Slotsom
De grieven zijn gegrond. Het vonnis in eerste aanleg dient te worden vernietigd. Een veroordeling tot betaling van de aanvankelijk gevorderde hoofdsom zal echter, gelet op het onder 3.4 overwogene achterwege blijven. Wel zal SGU als de in het ongelijk te stellen partij worden veroordeeld in de kosten van het geding in eerste aanleg en in hoger beroep, voorzover het betreft het te liquideren salaris van de advocaat in eerste aanleg vast te stellen op € 1.152,-- ( 3 punten, tarief I) en in hoger beroep op € 632,--
(1 punt, tarief I).
De beslissing
Het gerechtshof:
vernietigt het vonnis waarvan beroep;
en opnieuw rechtdoende:
veroordeelt SGU in de kosten van het geding in beide instanties en begroot die tot aan deze uitspraak aan de zijde van Actium:
in eerste aanleg op € 382,98 aan verschotten en € 1.152,-- aan geliquideerd salaris voor de advocaat,
in hoger beroep op € 350,92 aan verschotten en € 632,-- aan geliquideerd salaris voor de advocaat;
verklaart dit arrest tot zover uitvoerbaar bij voorraad.
Aldus gewezen door mrs. M.W. Zandbergen, voorzitter, W. Breemhaar en K.M. Makkinga en uitgesproken door de rolraadsheer ter openbare terechtzitting van dit hof van dinsdag 24 juli 2012 in bijzijn van de griffier.