Parketnummer: 21-002493-10
Uitspraak d.d.: 18 september 2012
TEGENSPRAAK
Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken
gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Arnhem van 2 juli 2010 in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [1938],
wonende te [woonplaats], [adres].
De verdachte heeft tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld.
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen van het hof van onderscheidenlijk 17 juni 2011, 19 oktober 2011, 13 januari 2012, 1 juni 2012, 22 juni 2012, 5 juli 2012 en 4 september 2012 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422 van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal. Deze vordering is na voorlezing aan het hof overgelegd (zie voor de inhoud van de vordering bijlage I). Het hof heeft voorts kennis genomen van hetgeen namens verdachte door haar raadsvrouw, mr S.G.E. Koumans, advocate te Maastricht, naar voren is gebracht.
Het vonnis waarvan beroep
Het hof zal het vonnis waarvan beroep vernietigen omdat het tot een andere strafoplegging komt. Het hof zal daarom opnieuw rechtdoen.
Aan verdachte is tenlastegelegd dat:
zij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 1 januari 2009
tot en met 21 april 2009 (in ieder geval 6 data in februari en/of op 16
en/of 17 februari 2009) te [plaats 1], in elk geval in de gemeente [plaats 1] en/of elders
in Nederland, althans in Nederland,
tezamen en in vereniging met (een) ander(en), althans alleen,
(telkens) opzettelijk heeft geteeld en/of bereid en/of vervoerd en/of bewerkt
en/of verwerkt en/of verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt, in elk geval
(telkens) opzettelijk aanwezig heeft gehad grote (handels)hoeveelheden
hennepplanten en/of gedeeltes van hennepplanten, in elk geval hoeveelheden/een
hoeveelheid van meer dan 30 gram van een materiaal bevattende hennep, zijnde
hennep een middel, vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II.
Indien in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
De standpunten van de advocaat-generaal en de verdediging
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof het vonnis van de eerste rechter zal vernietigen en te dien aanzien opnieuw rechtdoende zal bewezen verklaren hetgeen aan verdachte is tenlastegelegd en verdachte zal veroordelen tot eenzelfde straf als aan verdachte in eerste aanleg is opgelegd.
De verdediging heeft vrijspraak bepleit wegens gebrek aan wettig en overtuigend bewijs waaruit enige strafbare betrokkenheid van verdachte zou moeten blijken. De raadsvrouw stelt dat verdachte wel contact heeft gehad met [betrokkene 1], doch die contacten waren er omdat verdachte bij [betrokkene 1] ging poetsen. Verder blijkt niet, volgens de raadsvrouw, dat verdachte op de betreffende avonden in de [bedrijf] aan de [adres] is geweest om hennep te knippen.
Overweging met betrekking tot het bewijs
Op grond van de bewijsmiddelen wordt het navolgende, dat niet ter discussie heeft gestaan, deels in overeenstemming met de door de rechtbank gebezigde bewoordingen vastgesteld.
Op 8 april 2009 om ongeveer 15.40 uur controleert de politie een woning aan de [adres] te [plaats 3]. Er worden in totaal 391 hennepplanten en 197 hennepstekken alsmede de daarbij gebruikelijke bedrijfsmiddelen in beslag genomen. Monsters van deze planten zijn getest en blijken een positieve reactie te vertonen voor hennep. De planten worden door de verbalisant ook herkend als hennepplanten. In de woning worden ook enkele peuken en bierflesjes aangetroffen, veiliggesteld en bemonsterd.
Bij één van de veiliggestelde monsters van de peuken wordt het DNA-profiel van [betrokkene 2] vastgesteld. De woning wordt van de gemeente [gemeente] gehuurd door [bedrijf], gevestigd te [adres], [plaats 2], als tijdelijke woonruimte. [betrokkene 3] is blijkens de huurovereenkomst enig bestuurder van deze vennootschap. De woning is vanaf 2 april 2008 voor onbepaalde tijd gehuurd en is bestemd voor tijdelijke woonruimte. Als telefoonnummer van [bedrijf] is vermeld: [telefoonnummer]. De kosten van de illegaal afgenomen energie van Enexis, ten bedrage van € 3.750,70 zijn gefactureerd aan [betrokkene 3].
Op 7 april 2009 voeren verbalisanten een stelselmatige observatie uit en zien daarbij het volgende:
- een Nissan Interstar met kenteken [kenteken] rijdt om 12.08 uur het perceel aan de [adres] te [plaats 3] op. [betrokkene 1] en NN2-man stappen uit. Op het terrein staat eveneens een rode Volvo, type station met kenteken [kenteken] en een groene Volvo. Verbalisanten zien dat [betrokkene 1], NN2, NN3 en NN4 uit de rode Volvo negen dozen pakken en deze in de Nissan zetten. Beide Volvo’s verlaten het terrein en maken een ritje naar het perceel aan [adres] te Leek. In één van de Volvo's zitten 4 personen. Om 13.28 uur wordt waargenomen dat de Volvo [kenteken] het perceel [adres] oprijdt, [betrokkene 1], NN2 en NN3 stappen uit en lopen naar de woning.
- Later herkennen de verbalisanten de NN2man als [betrokkene 5] (geboren op [1964]).
De Nissan Interstar met kenteken [kenteken] staat op naam van [betrokkene 4]. De Volvo, type station, met kenteken [kenteken] staat op naam van [betrokkene 3].
Onder de Nissan Interstar met kenteken [kenteken] is in de periode 27 februari 2009 tot en met 22 april 2009 plaatsbepalingapparatuur geplaatst. Uit de bakengegevens blijkt de Nissan Interstar op de volgende dagen op het adres [adres] te [plaats 3] stilgestaan te hebben op onderscheidenlijk dinsdag 17 maart 2009 van 07.48 uur tot 08.03 uur, maandag 23 maart 2009 van 22.12 uur tot 22.42 uur en dinsdag 7 april 2009 van 12.08 uur tot 13.31 uur. Op zaterdag 18 april 2009 is de Nissan Interstar op de Zuiderweg te [plaats 3] geweest. uur.
Tijdens het onderzoek is bij telefoongesprekken en opgenomen verklaringen veelal gebruik gemaakt van roep- of bijnamen.
- [betrokkene 4] wordt genoemd: [betrokkene 4] of [betrokkene 4] of [betrokkene 4] of [betrokkene 4] of [betrokkene 4];
- [betrokkene 6] (geboren op [1979]) wordt genoemd: [betrokkene 6] of [betrokkene 6] of [betrokkene 6];
- [betrokkene 1] wordt genoemd: [betrokkene 1] of [betrokkene 1];
- [betrokkene 7] wordt genoemd: [betrokkene 7] of [betrokkene 7] of Spitse;
- [betrokkene 5] (geboren op [1964]) wordt genoemd: [betrokkene 5] of [betrokkene 5] of [betrokkene 5];
- [betrokkene 3] wordt genoemd: [betrokkene 3] of [betrokkene 3].
Op 6 februari zijn diverse gesprekken afgeluisterd.
- Om 11.51 uur belt [betrokkene 1] naar [betrokkene 4]. [betrokkene 1] zegt: “ik ben daar” en dan zegt [betrokkene 4] even later “dan neem ze maar gewoon mee”. De telefoon van [betrokkene 1] maakt dan gebruik van de zendmast aan de [adres] te [plaats 3].
- Om 12.03 uur ontvangt [betrokkene 1] een sms-bericht van de telefoon [telefoonnummer] in gebruik bij [betrokkene 4] waarin [betrokkene 4] vraagt: “ben je al bezig?” [betrokkene 1] antwoordt om 12.04 uur met “ja”. Waarop [betrokkene 4] een sms-bericht terug stuurt “ok ga ik die lip bele laat die puist het schoonmaken”. De telefoon van [betrokkene 1] maakt dan nog steeds in gebruik van de zendmast aan de [adres].
- Om 12.11 uur stuurt [betrokkene 4] een sms-bericht aan de telefoon [telefoonnummer] in gebruik bij [betrokkene 8] waarin hij vraagt “bel ff”. Vervolgens wordt [betrokkene 4] gebeld door een onbekend nummer waarin [betrokkene 4] zegt tegen [betrokkene 8]: “dinge was er heen gegaan nou en die is ze er af aan het eh… takelen”. [betrokkene 8] zegt hierop: “ja, waarom dan”. [betrokkene 4] zegt: “Ja, die zal wel iets gezien hebben dat niet in orde was, als hun da zeg… eigenlijk was de planning een week later te doen.” [betrokkene 8] zegt: “ja, ik ben er gisteren geweest man” en later in het gesprek zegt [betrokkene 8]: “gisteren heb ik alles bekeken” [betrokkene 4] zegt even later in het gesprek: “ja, eentje gewoon hij, hij is alleen bij die puist he. Dat andere was nog niet interessant zei hij dus, die was nog niet klaar”.
- Om 12.16 uur ontvangt [betrokkene 1] een sms-bericht van de telefoon [telefoonnummer] in gebruik bij [betrokkene 4] met de tekst “Had die lip aan de lijn zei dat ie er gistere was geweest”. De telefoon van [betrokkene 1] maakt dan nog steeds gebruik van de zendmast aan de [adres].
Op 7 februari 2009, om 01.02 uur stuurt [betrokkene 4] een sms-bericht naar [betrokkene 1] waarin hij vraagt “laat ff weten hoeveel het is”. [betrokkene 1] antwoordt daarop om 01.41 uur “49200”.
Op 19 maart 2009 is in de schuur achter een woning gelegen aan het adres [adres] te [plaats 2] een in werking zijnde hennepkwekerij aangetroffen met in totaal 817 hennepplanten.
De woning was eigendom van [betrokkene 3]. In april 2008 is met de opbouw begonnen van deze hennepkwekerij. In de periode van april 2008 tot 19 maart 2009 is er twee keer geoogst, waaronder op 16 februari 2009.
Gelet op de aangehaalde feiten met betrekking tot 6 en 16 februari 2009, is het hof van oordeel dat [betrokkene 1] met anderen betrokken is bij de teelt van hennep en dat op 6 februari 2009 in [plaats 3] en op 16 februari 2009 in [plaats 2] is geoogst.
Het hof is van oordeel dat de betreffende tapgesprekken, gevoerd op 6 en 16 februari 2009, zijn gevoerd met het telefoonnummer [telefoonnummer]. Dit nummer staat ten name van [verdachte], [adres] te [plaats 1], hetgeen ook wordt bevestigd door verdachte. Niet aannemelijk is geworden dat iemand anders met de telefoon - die op naam van verdachte is gesteld - contact heeft gehad met [betrokkene 1] op die dagen. Het hof is van oordeel dat het niet anders kan dan dat de NNvrouw in die gesprekken verdachte is. Evenmin is naar het oordeel van het hof twijfel er over dat de “[verdachte]” waarover in een sms-bericht en een telefoongesprek (zie hierna) wordt gesproken verdachte betreft.
Voorts is het hof op grond van het volgende van oordeel dat de hennepoogst van beide kwekerijen is geknipt in de [bedrijf] Vof aan de [adres] is [plaats 1]. Het hof neemt daarbij in overweging:
- uit het proces-verbaal van bevindingen van de doorzoeking van die [bedrijf] aan de [adres] te [plaats 1] op 21 april 2009 blijkt dat tijdens de doorzoeking manden en scharen met hennepresten aangetroffen;
- Op 6 februari 2009 heeft [betrokkene 1] veelvuldig sms-verkeer met het telefoonnummer [telefoonnummer] in gebruik bij [bedrijf], [adres] in [plaats 1], waarin wordt gesms’t: “Oké”, “Ben er”, “Hoe laat ongeveer”, “uur”en ”Ben er”.
- Op 17 februari 2009 heeft [betrokkene 1] veelvuldig sms-verkeer met het telefoonnummer [telefoonnummer] in gebruik bij [bedrijf], [adres] in [plaats 1], waarin wordt gesms’t: “Hoe laat word het”, “Uur anderhalf uur”, Als ik nu lang kom kan jullie [betrokkene 9] dan straks nel weg brengen”, “Ja” en “Ben er”.
Verder leidt het hof, evenals de rechtbank, de betrokkenheid van verdachte bij het knippen van de oogst van de kwekerij in [plaats 3] af uit de inhoud van de hieronder aangehaalde tapgesprekken van 6 februari 2009:
- Om 15.01 uur belt [betrokkene 1] met verdachte waarin hij zegt dat hij haar rond een uur of zes op komt halen. Zij vraagt nog aan hem of hij die andere ook komt halen en hij vindt dat goed.
- Om 16.59 uur belt [betrokkene 1] met verdachte waarin hij vraagt of het nog gelukt is. Verdachte antwoordt dat die andere vrouw weer niet mee kan. [betrokkene 1] zegt daarop dat hij verdachte om zes uur komt ophalen en wil weten of verdachte aan de andere vrouw heeft verteld waar het is. Verdachte heeft hierover niets gezegd;
- Om 17.23 uur belt [betrokkene 1] weer met deze telefoon waarin hij zegt dat hij er is, aan de achterkant.
- Op 6 februari 2009 om 17.32 uur, 21.20 uur en op 7 februari 2009 om 00.29 uur, 00.30 uur en 01.01 uur heeft [betrokkene 1] sms-contact met de telefoon [telefoonnummer] ten name van [bedrijf], [adres] te [plaats 1]. Dat contact hield voornamelijk korte berichten in waarin werd doorgegeven hoe laat [betrokkene 1] er zou zijn.
- Om 01.38 uur belt [betrokkene 6] (geboren op [1979]) met [betrokkene 1] waarin [betrokkene 1] tegen [betrokkene 6] zegt dat [betrokkene 6] [verdachte] (het hof begrijpt: verdachte) toch nog moet afzetten;
- Op 7 februari 2009 om 08.55 uur stuurt [betrokkene 9] een sms-bericht naar de telefoon [telefoonnummer] op naam van [betrokkene 10], [adres] te [plaats 1], waarin zij zegt “Dat ene wat ik je aanbood en je toen over twee weken weer moet hebben heb ik vandaag weer kun je t kwijt”. Om 09.28 antwoordt [betrokkene 10] met “Weet niet wat je bedoelt” en hierop antwoordt [betrokkene 9] met “Afval”.
[betrokkene 10] is mede gehoord naar aanleiding van het sms-bericht van 7 februari 2009. Uit dat proces-verbaal blijkt dat [betrokkene 10] vaker heeft gesmst omtrent “afval”. In één van de smsjes stelt [betrokkene 10]: “Ben daar mee gestopt, koste alleen maar geld”. [betrokkene 10] wilde/kon geen verklaring omtrent deze smsjes. Wel verklaarde hij regelmatig sms-berichtjes van verdachte te hebben ontvangen.
Met betrekking tot de Citroën Berlingo, kenteken [kenteken], staat vast dat deze auto op naam stond van [betrokkene 11] . Deze [betrokkene 11] heeft verklaard dat hij in opdracht van [betrokkene 4] of [betrokkene 6] (1979) deze auto alleen op zijn naam heeft gezet en dat hij niet in de Berlingo mocht rijden. Deze “Caddy” is aangetroffen bij de kwekerijen in Leek en de kniplocatie aan de [adres]. Daarnaast is de Caddy op 16 februari 2009 waargenomen op de [adres]. Eveneens wordt in diverse tapgesprekken tussen verdachten onderling gesproken over zowel de Nissan (de bus) als de “Caddy” . Het is daarmee duidelijk dat de beide auto’s (Nissan en Berlingo) min of meer fungeerden als “bedrijfsauto”.
De betrokkenheid van verdachte bij het knippen van de oogst van de kwekerij in [plaats 2] is af te leiden aan de hieronder aangehaalde tapgesprekken van 16 februari 2009:
- Om 13.22 uur ontvangt [betrokkene 1] een sms-bericht van de telefoon [telefoonnummer] ten name van [betrokkene 12], [adres] te [plaats 4] waarin de verzender zegt: “[verdachte] (het hof begrijpt: verdachte)zit te wachten, hoe laat?”. Om 13.22 uur belt [betrokkene 1] met verdachte waarin hij tegen verdachte zegt dat het tussen 5 en 6 uur wordt.
- op 17 februari 2009 om 01.03 uur stuurt [betrokkene 1] een sms-bericht naar telefoon [telefoonnummer] ten name van [bedrijf], [adres] te [plaats 1] waarin hij vraagt: “Hoe laat word het”. Daarop krijgt hij het antwoord: “uur anderhalf uur”. Hierop stuurt [betrokkene 1] om 01.24 uur een bericht met de inhoud: “Als ik nu langs kom kan jullie [betrokkene 9] dan straks [verdachte] (het hof begrijpt: verdachte) weg brengen”. De ontvangende telefoon antwoordt om 01.26 uur met “Ja”.
Het verweer dat verdachte op de betrokken data heeft “gepoetst” bij [betrokkene 1] en dat de hierboven geciteerde telefonische mededelingen daarop betrekking zouden hebben acht het hof niet aannemelijk. Dit mede gelet op het late tijdstip waarop verdachte is thuisgebracht. Verder blijkt niet uit de tapgesprekken die [betrokkene 1] heeft gevoerd dat hij in de avonden van 6 en 16 februari 2009 verdachte ergens anders naartoe heeft gebracht dan naar de [bedrijf] aan de [adres] te [plaats 1].
Door wettige bewijsmiddelen, waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden
waarop de bewezenverklaring steunt, heeft het hof de overtuiging gekregen en acht het hof wettig bewezen, dat verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
zij op tijdstippen in de periode februari 2009 te [plaats 1],tezamen en in vereniging met anderen telkens opzettelijk heeft bewerkt en verwerkt grote handelshoeveelheden
hennep en/of gedeeltes van hennepplanten, zijnde hennep een middel, vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II.
Het hof acht niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard, zodat deze daarvan behoort te worden vrijgesproken.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het bewezen verklaarde levert op:
Medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3 onder B van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd.
Strafbaarheid van de verdachte
Verdachte is strafbaar aangezien geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die verdachte niet strafbaar zou doen zijn.
Oplegging van straf en/of maatregel
De hierna te melden strafoplegging is in overeenstemming met de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon van verdachte, zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Verdachte heeft een aantal keren zich schuldig gemaakt aan het knippen van hennep. De “organisatie” die deze henneplocaties heeft geëxploiteerd heeft verdachte benaderd om werkzaamheden te verrichten die bestonden aan het ver- en/of bewerken van de oogsten. Verdachte heeft ’s avonds/’s nachts samen met andere knipsters deze oogsten bewerkt.
Verdachte heeft de organisatie gefaciliteerd in haar, weliswaar kleine en sporadische, rol van knipster. Verdachte heeft met haar handelen bijgedragen tot de instandhouding van het illegale circuit betreffende de handel in softdrugs meet alle daarbij komende maatschappelijke problemen. Aannemelijk is dat verdachte voor eigen financieel gewin tot haar handelen is gekomen.
Uit het uittreksel Justitiële Documentatie betreffende verdachte blijkt dat zij reeds eerder voor een soortgelijk feit onherroepelijk tot straf is veroordeeld.
In het bijzonder in aanmerking genomen hetgeen omtrent de persoon van verdachte is gebleken en haar (beperkte) rol in deze zaak zal het hof deze zaak afdoen met oplegging van een taakstraf, bestaande uit een werkstraf, van de hierna aan te geven duur. Gelet op de relatieve ouderdom van de zaak en mede gelet op de leeftijd van verdachte zal het hof – anders dan door de advocaat-generaal is gevorderd – afzien van oplegging van een voorwaardelijke vrijheidsstraf.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Het hof heeft gelet op de artikelen 22c, 22d, 45 en 57 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 3 en 11 van de Opiumwet.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een werkstraf voor de duur van 50 (vijftig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door 25 (vijfentwintig) dagen hechtenis.
Aldus gewezen door
mr P.A.H. Lemaire, voorzitter,
mr P.R. Wery en mr J.I.M.W. Bartelds, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr L. Gereke, griffier,
en op 18 september 2012 ter openbare terechtzitting uitgesproken.