ECLI:NL:GHARN:2012:BX9811

Gerechtshof Arnhem

Datum uitspraak
9 oktober 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
200.091.460
Instantie
Gerechtshof Arnhem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Dekking van inboedelverzekering voor tijdelijk opgeslagen bedrijfsinventaris

In deze zaak gaat het om de vraag of schade aan goederen, die behoorden tot de inventaris van het bedrijf van de verzekeringnemer, onder de dekking van de inboedelverzekering valt. De verzekeringnemer, [geïntimeerde], had haar goederen tijdelijk opgeslagen bij Citybox en stelde dat de schade door een brand op 26 november 2009 gedekt was door haar inboedelverzekering bij ASR Schadeverzekeringen N.V. Het Gerechtshof Arnhem heeft in zijn arrest van 9 oktober 2012 geoordeeld dat de schade niet onder de dekking van de verzekering valt. Het hof overweegt dat de goederen niet deel uitmaakten van de huishouding van [geïntimeerde] en dat de voorwaarden van de verzekering niet in haar voordeel zijn. De rechtbank had eerder de vordering van [geïntimeerde] toegewezen, maar het hof vernietigt dit vonnis en wijst de vordering af. Het hof concludeert dat de verzekering niet dekt wat [geïntimeerde] claimt, omdat de goederen niet als inboedel kunnen worden beschouwd. De kosten van de procedure worden toegewezen aan ASR, die als in het ongelijk gestelde partij wordt aangemerkt.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM
Sector civiel recht
zaaknummer gerechtshof 200.091.460
(zaaknummer rechtbank 688050)
arrest van de eerste kamer van 9 oktober 2012
in de zaak van
de naamloze vennootschap
ASR Schadeverzekeringen N.V.,
gevestigd te Utrecht,
appellante,
hierna: ASR,
advocaat: mr. J.R. Meelker,
tegen:
[geïntimeerde],
wonende te [woonplaats],
geïntimeerde,
hierna: [geïntimeerde],
advocaat: mr. K. Roderburg.
1. Het verdere verloop van het geding in hoger beroep
1.1 Voor de procedure in eerste aanleg en het verloop van het geding in hoger beroep wordt verwezen naar het tussenarrest van dit hof van 13 september 2011.
In dit tussenarrest heeft het hof een comparitie van partijen gelast. Op eenparig verzoek van partijen heeft deze comparitie (na aanbrengen) geen doorgang gevonden en hebben partijen er voor gekozen om verder te procederen in hoger beroep.
1.2 Het verdere verloop van de procedure blijkt uit:
- de memorie van grieven, met producties,
- de memorie van antwoord.
1.3 Vervolgens hebben partijen de stukken voor het wijzen van arrest aan het hof overgelegd en heeft het hof arrest bepaald.
2. De vaststaande feiten
2.1 Het hof gaat in hoger beroep uit van de feiten zoals beschreven in de rechts¬overwegingen 2.1 tot en met 2.6 van het vonnis van de kantonrechter van 9 februari 2011.
3. De motivering van de beslissing in hoger beroep
3.1 [geïntimeerde] heeft in deze procedure gevorderd dat ASR zal worden veroordeeld tot betaling van € 3.212,40, met wettelijke rente en proceskosten. [geïntimeerde] heeft hieraan ten grondslag gelegd dat zij schade heeft geleden als gevolg van het verloren gaan van goederen door een brand bij City Box op 26 november 2009, en dat deze schade is gedekt door de inboedel¬verzekering die zij bij ASR heeft afgesloten. ASR heeft verweer gevoerd. De kanton¬rechter heeft, na een tussenvonnis van 9 februari 2011 waarbij een comparitie van partijen is gelast die heeft plaatsgevonden op 24 maart 2011, bij eindvonnis van 27 april 2011 de vordering van [geïntimeerde] toegewezen en ASR veroordeeld in de proceskosten. Daartegen komt ASR op in dit hoger beroep.
3.2 Met haar grieven keert ASR zich kort gezegd tegen de overwegingen van de kantonrechter dat onduidelijk is wat met de omschrijving “bedrijfsuitrusting/spullen van anderen” in de informatie op de website van ASR wordt bedoeld, dat [geïntimeerde] er in het licht van de gestelde feiten en omstandigheden gerechtvaardigd op mocht vertrouwen dat het risico waarvoor zij de verzekering had afgesloten was gedekt, en dat niet is gesteld of gebleken dat de bedrijfsinventaris daadwerkelijk langer dan drie maanden was opgeslagen bij City Box, zodat ASR gehouden is de schade te vergoeden.
3.3 Het hof zal eerst ingaan op de vraag of de schade aan de onderhavige goederen onder de dekking van de door [geïntimeerde] bij ASR afgesloten verzekering valt. Bij de beoordeling daarvan is het volgende van belang.
3.4 Vaststaat dat [geïntimeerde] de onderhavige inboedelverzekering via een online aanvraagformulier op www.ditzo.nl heeft afgesloten bij ASR. In de polis die naar aanleiding van deze aanvraag is opgemaakt (productie 1 bij conclusie van antwoord, tevens productie 1 bij memorie van grieven), is voor zover hier van belang het volgende vermeld:
“Je Ditzo Inboedelverzekering
(…)
Verzekeringnemer: [geïntimeerde]
[adres]
[woonplaats] (…)
Verzekerde adres: [adres]
[woonplaats]
(…)
Wat is verzekerd: Schade aan of verlies van je inboedel.
Voorwaarden: Voorwaarden (inzien & printen).
(…)
3.5 De “Voorwaarden Ditzo Inboedelverzekering” houden, voor zover hier van belang, het volgende in:
“Wat is verzekerd?
Je bent verzekerd voor plotselinge en onvoorziene schade aan of diefstal van je inboedel. (…)
Binnen je huis
Wel verzekerd Alle spullen van jou en je gezinsleden.
Er geldt een maximale vergoeding voor:
• (…)
• Bedrijfsuitrusting/spullen van anderen: € 7.500
• (…)
Niet verzekerd (…)
Let op (…)
Buiten je huis
Wel verzekerd Alle spullen van jou en je gezinsleden zijn buitenshuis verzekerd met een maximale vergoeding van € 10.000 per gebeurtenis. Dus ook op reis. Er geldt een lagere maximale vergoeding voor:
• (…)
• Bedrijfsuitrusting/spullen van anderen: € 7.500
• (…)
Niet verzekerd (…)
In een ander huis of gebouw
Wel verzekerd Alle spullen van jou en je gezinsleden zijn ook verzekerd in een ander huis of gebouw, bijvoorbeeld kantoor, kantine en vakantieadres.
Er geldt een maximale vergoeding voor:
• (…)
• Bedrijfsuitrusting/spullen van anderen: € 7.500
• (…)
Niet verzekerd Schade door:
• (…)
• Spullen die langer dan 3 maanden in het huis of gebouw liggen.
(…)
Wat bedoelen we met…?
• Inboedel: Alle roerende zaken die deel uitmaken van de huishouding (…).
• Woonhuis: het gebouw dat op de polis bij het risicoadres staat vermeld en alle zaken die daar logischerwijs bijhoren.
• (…)”
3.6 [geïntimeerde] heeft in eerste aanleg aangevoerd dat de voorwaarden haar pas na het schade-evenement bekend zijn geworden. Zij stelt dat, nu de voorwaarden slechts vanaf de website waren in te zien, deze haar niet in rechtens relevante zin ter hand zijn gesteld bij het aangaan van de overeenkomst. Voor zover [geïntimeerde] daarmee heeft bedoeld dat de (algemene) voorwaarden vernietigbaar zijn op grond van artikel 6:233 onder b BW, kan zij daarin echter niet worden gevolgd. Vaststaat immers dat de onderhavige overeenkomst langs elektronische weg is tot stand gekomen. Gelet op artikel 6:234 lid 2 BW kon ASR er dan ook mee volstaan de voorwaarden bij het sluiten van de overeenkomst langs elektronische weg aan [geïntimeerde] ter beschikking te stellen, op een zodanige wijze dat deze door haar konden worden opgeslagen en toegankelijk waren ten behoeve van latere kennisneming. Niet in geschil is dat ASR aan dit voorschrift heeft voldaan: [geïntimeerde] heeft immers niet betwist dat zij tijdens de aanvraagprocedure, alvorens een overeenkomst tot stand kwam, zich akkoord heeft moeten verklaren met de voorwaarden, die zij op dat moment via een hyperlink kon inzien, opslaan en printen. Ook daarna kon zij, via de link op het electronische polisblad, de voorwaarden (blijven) raadplegen. Het hof dient dan ook van de toepasselijkheid en geldigheid van deze voorwaarden uit te gaan.
3.7 Zoals in de polis en de polisvoorwaarden is omschreven, biedt de onderhavige inboedelverzekering dekking voor schade aan of verlies van inboedel. Blijkens de definitiebepalingen in de voorwaarden moet daarbij onder inboedel worden verstaan: alle roerende zaken die deel uitmaken van de huishouding. Uitgangspunt is daarbij het woonhuis, waarmee volgens de definitiebepalingen het op de polis vermelde risicoadres is bedoeld.
Uit de vermeldingen in de rubrieken ‘binnen je huis’, ‘buiten je huis’ en ‘in een ander huis of gebouw’ blijkt dat onder meer ook ‘bedrijfsuitrusting/spullen van anderen’ onder de verzekeringsdekking vallen, zij het dat daarvoor een maximumvergoeding geldt. Verder blijkt uit deze vermeldingen dat de goederen niet alleen binnenshuis verzekerd zijn, maar ook buitenshuis - zij het dat er dan maximale vergoedingen en zekere beperkingen gelden - en tevens in een ander huis of gebouw, mits de goederen daar niet langer dan drie maanden liggen. Met die laatste beperking is kennelijk beoogd dat alleen inboedelgoederen die zich tijdelijk in een ander huis of gebouw dan het woonhuis van de verzekeringnemer bevinden, onder de verzekeringsdekking vallen. Over deze betekenis kan ook bij [geïntimeerde] geen misverstand hebben bestaan, zeker nu zij makelaar is en dus geacht kan worden de mogelijkheden en beperkingen van dit soort verzekeringen te kennen en te begrijpen.
3.8 [geïntimeerde] heeft erkend dat de verbrande goederen nooit deel hebben uitgemaakt van de inboedel op haar woonadres (in [woonplaats]), maar behoorden tot de kantoorinventaris van haar bedrijf, In The City B.V., op het in de polis vermelde risicoadres (in [woonplaats]); volgens haar verklaring heeft zij deze goederen medio november 2009 naar City Box verhuisd, omdat zij de bedrijfsruimte per 1 december 2009 moest ontruimen. Gelet daarop kan niet worden gezegd dat deze zaken deel uitmaakten van haar huishouding, ook niet als zij onder het begrip ‘bedrijfsuitrusting/spullen van anderen’ vallen. Dat deze goederen niet meer voor het bedrijf van [geïntimeerde] werden gebruikt en dat het gaat om zaken als een tafel, stoelen en een pc, die - zoals [geïntimeerde] stelt - net zo goed in haar huis hadden kunnen staan, maakt ook niet dat deze goederen tot de inboedel van haar huis zijn gaan behoren in de zin van de polisvoorwaarden. Omdat het niet gaat om goederen die op enig moment deel uitmaakten van de huishouding van [geïntimeerde], vallen zij ook niet onder de dekking voor goederen die zich tijdelijk in een ander huis of gebouw bevinden. Of de goederen ten tijde van de brand al dan niet reeds langer dan drie maanden bij City Box B.V. waren opslagen, kan daarom verder in het midden blijven.
3.9 Het voorgaande betekent dat, naar het oordeel van het hof, de verzekering die [geïntimeerde] bij ASR heeft afgesloten de onderhavige schade niet dekt. De op die verzekering gebaseerde vorderingen van [geïntimeerde] kunnen dan ook niet worden toegewezen.
3.10 [geïntimeerde] heeft geen feiten gesteld die, indien bewezen, tot een ander oordeel zouden leiden. Aan haar bewijsaanbod gaat het hof daarom voorbij.
4. Slotsom
4.1 De grieven slagen, zodat het bestreden eindvonnis moet worden vernietigd. Het hof zal de vorderingen van [geïntimeerde] alsnog afwijzen. Tevens zal het hof, overeenkomstig de vordering van ASR, [geïntimeerde] veroordelen tot terugbetaling van hetgeen ASR haar ter nakoming van het bestreden vonnis heeft betaald.
4.2 Als de in het ongelijk te stellen partij zal het hof [geïntimeerde] veroordelen in de kosten van beide instanties. De kosten voor de procedure in eerste aanleg aan de zijde van ASR zullen worden vastgesteld op nihil voor verschotten en € 525,- voor salaris advocaat overeenkomstig het liquidatietarief (3 punten x € 175,-). De kosten voor de procedure in hoger beroep aan de zijde van ASR zullen worden vastgesteld op € 739,81 voor verschotten (€ 90,81 voor explootkosten en € 649,- voor griffierecht) en € 632,- voor salaris advocaat overeenkomstig het liquidatietarief (1 punt x tarief I).
4.3 Als niet weersproken zal het hof ook de gevorderde nakosten toewijzen zoals hierna vermeld.
5. De beslissing
Het hof, recht doende in hoger beroep:
vernietigt het vonnis van de kantonrechter te Utrecht van 27 april 2011 en doet opnieuw recht;
wijst de vorderingen van [geïntimeerde] af;
veroordeelt [geïntimeerde] tot terugbetaling van hetgeen ASR ter nakoming van het vonnis van de kantonrechter van 27 april 2011 aan [geïntimeerde] heeft betaald;
veroordeelt [geïntimeerde] in de kosten van beide instanties, tot aan de bestreden uitspraak aan de zijde van ASR wat betreft de eerste aanleg vastgesteld op nihil voor verschotten en op € 525,- voor salaris overeenkomstig het liquidatietarief en tot aan deze uitspraak wat betreft het hoger beroep vastgesteld op € 739,81 voor verschotten en op € 632,- voor salaris overeenkomstig het liquidatietarief;
veroordeelt [geïntimeerde] in de nakosten, begroot op € 131,-, met bepaling dat dit bedrag zal worden verhoogd met € 68,- in geval [geïntimeerde] niet binnen veertien dagen na aanschrijving aan deze uitspraak heeft voldaan én betekening heeft plaatsgevonden;
verklaart dit arrest uitvoerbaar bij voorraad.
Dit arrest is gewezen door mrs. L.M. Croes, L.J. de Kerpel-van de Poel en H.L. Wattel en is in tegenwoordigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken op 9 oktober 2012.