Parketnummer: 21-000742-12
Uitspraak d.d.: 15 november 2012
TEGENSPRAAK
Promis
Verkort arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken
gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Alkmaar van 10 november 2010 in de strafzaak tegen
De officier van justitie heeft tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld.
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van het hof van 1 november 2012 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422 van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal. Deze vordering is na voorlezing aan het hof overgelegd (zie voor de inhoud van de vordering bijlage I).
Het hof heeft voorts kennis genomen van hetgeen namens verdachte door zijn raadsman,
mr P.C.M. Ouwens, naar voren is gebracht.
Het vonnis waarvan beroep
Het hof zal het vonnis waarvan beroep voorzover aan het oordeel van het hof onderworpen vernietigen omdat het tot een andere bewijsbeslissing komt en daarom opnieuw rechtdoen.
Aan verdachte is -na wijziging van de tenlastelegging ter terechtzitting in hoger beroep- tenlastegelegd dat:
hij op of omstreeks 28 augustus 2010 in de gemeente [plaatsnaam 1] met een ander of anderen, op of aan de openbare weg [straatnaam 1] en/of [straatnaam 2] en/of [straatnaam 3] en/of [straatnaam 4], in elk geval op of aan één of meer openbare weg(en) en/of een voor het publiek toegankelijke plaats, openlijk in vereniging geweld heeft gepleegd tegen personen en/of goederen,
- door dreigend op te dringen in de richting van café “[naam café]” en/of
- door een of meer ramen en/of het houtwerk van café "[naam café]" en/of flessen drank die zich in dat café bevonden kapot te slaan en/of
- door met stoel(en) en/of tafel(s) en/of barkruk(ken) (tegen en/of in de richting van één of meerdere personen en/of café “[naam café]”) te gooien en/of
- door een of meerdere tafel(s) en/of stoel(en) en/of fietsen, althans een of meerdere voorwerp(en) te gooien op een of meerdere kermisattractie(s) van [aangever 1] en/of door met een of meerdere (terras)stoel(en) van (die) [aangever 1] te gooien en/of
- door [aangever 2] tegen het lichaam te slaan en/of te schoppen en/of
- door tegen het lichaam van [aangever 3] te schoppen en/of te slaan en/of aan een arm van die [aangever 3] te trekken en/of
- door enig voorwerp tegen het hoofd van [aangever 4] te gooien en/of
- door een barkruk, althans enig voorwerp tegen het hoofd, althans tegen het lichaam van [aangever 5] te gooien en/of
- door (met een voorwerp) tegen het hoofd en/of in het gezicht van [aangever 6] te slaan en/of
- door tegen het hoofd en/of de nek en/of de rug, althans tegen het lichaam van [aangever 7] te slaan en/of
- door in het gezicht van [aangever 8] te slaan en/of
- door met stoelen en/of tafels (tegen en/of in de richting van een of meer personen) te gooien en/of
- door (met) één of meer fiets(en) en/of bromfiets(en) (omver) te gooien en/of
- door met een voorwerp tegen de (auto)bus in gebruik bij de officier van dienst, althans van de politie, te gooien.
Indien in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Overweging met betrekking tot het bewijs
De raadsman heeft ter terechtzitting in hoger beroep vrijspraak bepleit, nu verdachte geen wezenlijke of significante bijdrage heeft geleverd aan het openlijke geweld. De gedraging van verdachte heeft niet bestaan uit het bijdragen aan de ontremmende sfeer, maar hij is daarvan juist weggerend en hij heeft zich gedistantieerd, aldus de raadsman.
Het hof is van oordeel dat het namens verdachte gevoerde verweer strekkende tot vrijspraak van het tenlastegelegde wordt weersproken door de gebezigde bewijsmiddelen, zoals deze later in de eventueel op te maken aanvulling op dit arrest zullen worden opgenomen. Het hof heeft geen reden om aan de juistheid en betrouwbaarheid van de inhoud van die bewijsmiddelen te twijfelen.
Het hof overweegt daarbij in het bijzonder als volgt.
Uit het dossier en het verhandelde ter terechtzitting in hoger beroep blijken de navolgende feiten en omstandigheden omtrent de gebeurtenissen in [plaatsnaam] op 28 augustus 2010.
Uit met name de verklaringen van [medeverdachte 1] (C03), [medeverdachte 2] (C06), [medeverdachte 3] (C13) en [medeverdachte 4] (C22) volgt dat op zaterdagavond 28 augustus 2010 een groep van 30-35 personen, voornamelijk Feyenoord-aanhangers, is samengekomen op een parkeerplaats in [plaatsnaam 2]. Deze groep is vervolgens met ongeveer 7 auto’s naar [plaatsnaam 1] gereden. Bij een ziekenhuis in [plaatsnaam 1] zijn de auto’s op dezelfde parkeerplaats geparkeerd.
Uit de verklaring van [medeverdachte 5] (C24) volgt dat op die parkeerplaats in [plaatsnaam 1] ook andere auto’s, met daarin Feyenoord-aanhangers, die direct vanuit [plaatsnaam 3] naar [plaatsnaam 1] zijn gereden, parkeerden.
De aldus ontstane groep is ook als groep richting het centrum van [plaatsnaam 1] – in de richting van het café “[naam café]” – gelopen. Van dat café is bekend, dat daar aanhangers van de voetbalclub AZ komen. Door diverse verontruste personen is gebeld naar de meldkamer van de politie met de mededeling dat een groep personen van ongeveer 30-40 man, deels met capuchons op en voorzien van knuppels, zwijgend en min of meer in colonne richting het centrum loopt. Het optreden van de groep werd als vreemd en beangstigend ervaren. Door één van de bellers wordt verteld dat hij de indruk heeft dat de groep een vechtafspraak heeft (B13).
Uit de meldingen aan de meldkamer (B13), het relaas van ter plaatsen aanwezige verbalisanten, de verklaringen van de getuigen waaronder getuige [getuige 1] (G01) en getuige [getuige 2] (G04), alsmede de camerabeelden blijkt, dat de groep, nadat daartoe een teken is gegeven, vervolgens in versnelde pas in de richting van het café “[naam café]” op de [straatnaam 1] loopt, waarbij er leuzen als “Feyenoord, Rotterdam Hooligans” worden gescandeerd en waarbij door een aantal leden van de groep de armen gestrekt omhoog wordt gehouden.
Blijkens de aangifte van de eigenaar van het café “[naam café]” (Z01), de aangifte van de eigenaar van de kermisattractie ([aangever 1]), de aangiften van [aangever 5], (Z02), [aangever 4] (Z03) [aangever 3] (Z04) [aangever 2] (Z06), [aangever 8] (Z07), [aangever 6] (Z08) [aangever 7] (Z09), de diverse getuigen, het relaas van verbalisanten en de camerabeelden voornoemd, worden vervolgens in en rondom het café personen aangevallen en worden vernielingen aangericht aan het café en een kermisattractie. De gehele groep is hierna weggerend in de richting van de [straatnaam 2]. Uit het relaas van verbalisanten en de camerabeelden is gebleken dat in de [straatnaam 2] de groep zich nog eenmaal heeft omgekeerd en dat er enkele goederen (fietsen en een bromfiets) worden vernield. Tenslotte is blijkens het relaas van ter plaatse aanwezige verbalisanten, toen de groep bij de [straatnaam 3] aan kwam en links af de [straatnaam 4] in sloeg, op het moment dat de brigadier van dienst met zijn autobus de [straatnaam 4] voor de groep blokkeerde, er door één van de leden van de groep een voorwerp tegen die bus gegooid, waarna de groep door de politie is aangehouden.
Ten aanzien van het openlijk geweld overweegt het hof als volgt.
Vooropgesteld moet worden dat van ‘in vereniging’ plegen van geweld in de zin van artikel 141, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht sprake is indien de betrokkene een voldoende significante of wezenlijke bijdrage levert aan het geweld, zij het dat deze bijdrage zelf niet van gewelddadige aard behoeft te zijn. De enkele omstandigheid dat iemand aanwezig is in een groep die openlijk geweld pleegt, is dus niet zonder meer voldoende om hem te kunnen aanmerken als iemand die ‘in vereniging’ geweld pleegt (vgl. HR 12 oktober 2010, LJN: BM 2474 en LJN 8 februari 2011, LJN: BO9823). Gedragingen die als een voldoende significante of wezenlijke bijdrage aan geweld zijn aan te merken, naast de omstandigheid dat verdachte zelf geweld heeft gebruikt, zijn onder meer het welbewust opzoeken van de confrontatie en bovendien vervolgens enige tijd meegaan in een aanvalsgolf (HR 20 maart 2012 LJN: BV2862).
Verdachte is met een groep van 30-40 personen in meerdere auto’s naar [plaatsnaam 1] gegaan en is met die groep, waarvan sommigen waren voorzien van knuppels, vanaf dezelfde parkeerplaats naar het centrum van [plaatsnaam 1] gelopen op een wijze die door omstanders werd omschreven als beangstigend en waarbij, in het centrum nabij het café “[naam café]” aangekomen, leuzen werden geroepen als “Feyenoord, Rotterdam Hooligans”. Verdachte heeft zich niet losgemaakt van de groep door zich aan de groep te onttrekken. Vanuit deze groep is het geweld gepleegd.
Het hof is van oordeel dat verdachte gelet op de grimmige sfeer waarin de groep doelgericht naar het centrum en het betreffende café liep, op zijn minst genomen bewust geweest is van de aanmerkelijke kans dat hij in het geweld bij en rondom het café terecht zou komen en dat hij zich hiervan niet heeft gedistantieerd, ondanks dat hij daartoe voldoende mogelijkheden heeft gehad.
Verdachte heeft welbewust gekozen voor de groep die, naar uiterlijke kenmerken kennelijk uit was op een gewelddadige confrontatie en heeft aldus door zijn voortgezette aanwezigheid in de groep blijk gegeven van zijn intentie die was gericht op (het uitlokken van) geweld, waarbij het dreigend in versnelde pas met de groep meelopen in de richting van het café heeft bijgedragen aan de sfeer van ontremming.
Nu verdachte in de groep is aangehouden in de [straatnaam 4] nadat een voorwerp tegen de autobus van de brigadier van dienst was gegooid, de groep vanaf de geweldsexplosie bij het café steeds is gevolgd en verdachte daarvan bij voortduring deel van heeft uitgemaakt, heeft verdachte zich ook na de eerste geweldsexplosie niet gedistantieerd van de groep die vervolgens op de [straatnaam 2] en de [straatnaam 4] opnieuw geweld tegen goederen heeft gepleegd.
Gelet hierop is er naar het oordeel van het hof sprake van een voldoende significante en wezenlijke bijdrage door verdachte aan het openlijk geweld.
Door wettige bewijsmiddelen, waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt, heeft het hof de overtuiging gekregen en acht het hof wettig bewezen, dat verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 28 augustus 2010 in de gemeente [plaatsnaam 1] met anderen, op of aan de openbare weg, [straatnaam 1] en [straatnaam 2] en [straatnaam 3] en [straatnaam 4], openlijk in vereniging geweld heeft gepleegd tegen personen en goederen,
- door dreigend op te dringen in de richting van café “[naam café]” en
- door een of meer ramen en/of het houtwerk van café "[naam café]" en/of flessen drank die zich in dat café bevonden kapot te slaan en
- door met stoel(en) en/of tafel(s) en/of barkruk(ken) (tegen en/of in de richting van één of meerdere personen en/of café “[naam café]”) te gooien en
- door een of meerdere tafel(s) en/of stoel(en) en/of fietsen, althans een of meerdere voorwerp(en) te gooien op een of meerdere kermisattractie(s) van [aangever 1] en/of door met een of meerdere (terras)stoel(en) van (die) [aangever 1] te gooien en
- door [aangever 2] tegen het lichaam te slaan en/of te schoppen en
- door tegen het lichaam van [aangever 3] te schoppen en/of te slaan en/of aan een arm van die [aangever 3] te trekken en
- door enig voorwerp tegen het hoofd van [aangever 4] te gooien en
- door een barkruk, althans enig voorwerp tegen het hoofd, althans tegen het lichaam van [aangever 5] te gooien en
- door (met een voorwerp) tegen het hoofd en/of in het gezicht van [aangever 6] te slaan en
- door tegen het hoofd en/of de nek en/of de rug, althans tegen het lichaam van [aangever 7] te slaan en
- door in het gezicht van [aangever 8] te slaan en
- door met stoelen en/of tafels (tegen en/of in de richting van een of meer personen) te gooien en
- door (met) één of meer fiets(en) en/of bromfiets(en) (omver) te gooien en
- door met een voorwerp tegen de (auto)bus in gebruik bij de officier van dienst, althans van de politie, te gooien.
Het hof acht niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard, zodat deze daarvan behoort te worden vrijgesproken.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het bewezen verklaarde levert op:
openlijk in vereniging geweld plegen tegen personen en goederen.
Strafbaarheid van de verdachte
Verdachte is strafbaar aangezien geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die verdachte niet strafbaar zou doen zijn.
Oplegging van straf en/of maatregel
De hierna te melden strafoplegging is in overeenstemming met de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon van verdachte, zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Verdachte is samen een grote groep Feyenoord-aanhangers vanuit [plaatsnaam 2] naar [plaatsnaam 1] gereden om daar deel te nemen aan een openlijke geweldpleging in en rond een uitgaansgelegenheid, het café “[naam café]”. Dit café is het stamcafé van AZ-supporters. Hierbij zijn cafébezoekers en onschuldige voorbijgangers geslagen en geschopt, is er met tafels en stoelen gegooid en zijn er kermisattracties vernield. Verschillende mensen zijn gewond geraakt en er is materiële schade ontstaan. Dergelijke feiten brengen grote gevoelens van onveiligheid en onrust bij anderen teweeg, terwijl uitgaansgelegenheden bestemd zijn om aan de bezoekers juist plezier en/of ontspanning te bieden. Het hof rekent dit verdachte aan.
Wat betreft de persoon van verdachte heeft het hof gelet op het Uittreksel Justitiële Documentatie, gedateerd 16 oktober 2012, waaruit blijkt dat verdachte de laatste vijf jaren niet in aanraking is geweest met justitie. In het voordeel van verdachte laat het hof tevens meewegen dat sprake is van een feit van oudere datum. Gelet hierop ziet het hof aanleiding om een lagere werkstraf op te leggen dan door de advocaat-generaal is gevorderd. Daarnaast zal het hof aan verdachte een voorwaardelijke gevangenisstraf opleggen voor de duur van één maand, teneinde verdachte ervan te weerhouden zich in de toekomst wederom schuldig te maken aan strafbare feiten. Anders dan de advocaat-generaal ziet het hof geen aanleiding om hier thans nog bijzondere voorwaarden aan te verbinden.
Benadeelde partijen [benadeelde partij 1/aangever 7] en [benadeelde partij 2/aangever 4]
De benadeelde partijen [benadeelde partij 1/aangever 7] en [benadeelde partij 2/aangever 4] hebben zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze vorderingen zijn bij vonnis waarvan beroep niet-ontvankelijk verklaard en de benadeelde partijen hebben zich in hoger beroep niet opnieuw gevoegd. Deze vorderingen zijn derhalve in hoger beroep niet meer aan de orde.
Vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij 3/aangever 2]
De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt € 640,00. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep niet-ontvankelijk verklaard. De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep opnieuw gevoegd voor het bedrag van haar oorspronkelijke vordering.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is voldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van het bewezenverklaarde handelen van verdachte rechtstreeks schade heeft geleden. Verdachte is tot vergoeding van die schade gehouden zodat de vordering zal worden toegewezen. Het hof zal de vergoeding hoofdelijk toewijzen.
Om te bevorderen dat de schade door verdachte wordt vergoed, zal het hof de maatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht opleggen op de hierna te noemen wijze.
Vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij 4/aangever 3]
De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep niet-ontvankelijk verklaard. De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep opnieuw gevoegd voor het bedrag van haar oorspronkelijke vordering.
Het hof heeft geconstateerd dat het dossier twee van elkaar afwijkende voegingsformulieren bevat, beide opgemaakt op 2 oktober 2010, waarbij tevens twee van elkaar afwijkende schade-onderbouwingsformulieren zijn gevoegd, beide opgemaakt op 5 oktober 2010. Gelet hierop is naar het oordeel van het hof niet duidelijk geworden op welk bedrag de vordering van de benadeelde partij precies ziet.
Het hof is van oordeel dat behandeling van de vordering een onevenredige belasting van het strafgeding oplevert. De benadeelde partij kan daarom thans in haar vordering niet worden ontvangen en kan haar vordering slechts bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Het hof heeft gelet op de artikelen 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 36f, en 141 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.
Vernietigt het vonnis voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen en doet in zoverre opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 1 (één) maand.
Bepaalt dat de gevangenisstraf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
2 (twee) jaren aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Veroordeelt de verdachte tot een taakstraf voor de duur van 80 (tachtig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door 40 (veertig) dagen hechtenis.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde taakstraf in mindering zal worden gebracht, volgens de maatstaf van twee uren taakstraf per in voorarrest doorgebrachte dag, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij 3/aangever 2]
Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [benadeelde partij 3/aangever 2] ter zake van het bewezen verklaarde tot het bedrag van € 640,00 (zeshonderdveertig euro) bestaande uit € 190,00 (honderdnegentig euro) materiële schade en € 450,00 (vierhonderdvijftig euro) immateriële schade en veroordeelt de verdachte die, evenals zijn mededaders, hoofdelijk voor het gehele bedrag aansprakelijk is, met dien verstande dat indien en voor zover de een aan zijn betalingsverplichting heeft voldaan, de een of meer anderen daarvan in zoverre zullen zijn bevrijd, om dit bedrag tegen een behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan de benadeelde partij.
Bepaalt dat voormeld toegewezen bedrag aan materiële en immateriële schadevergoeding vermeerderd wordt met de wettelijke rente vanaf 28 augustus 2010 tot aan de dag der algehele voldoening.
Verwijst de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [benadeelde partij 3/aangever 2], een bedrag te betalen van € 640,00 (zeshonderdveertig euro) bestaande uit € 190,00 (honderdnegentig euro) materiële schade en € 450,00 (vierhonderdvijftig euro) immateriële schade, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 12 (twaalf) dagen hechtenis, met dien verstande dat de toepassing van die hechtenis de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet opheft.
Bepaalt dat de verplichting tot betaling van schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer voor de verdachte komt te vervallen indien en voor zover mededaders hebben voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer.
Bepaalt dat voormelde betalingsverplichting ter zake van de materiële en immateriële schade vermeerderd wordt met de wettelijke rente vanaf 28 augustus 2010 tot aan de dag der algehele voldoening.
Bepaalt dat, indien de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat daarmee zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee zijn verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen.
Bepaalt dat indien en voor zover de mededaders van de verdachte voormeld bedrag hebben betaald, verdachte in zoverre is bevrijd van voornoemde verplichtingen tot betaling aan de benadeelde partij of aan de Staat.
Vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij 4/aangever 3]
Verklaart de benadeelde partij [benadeelde partij 4/aangever 3] in haar vordering tot schadevergoeding niet-ontvankelijk en bepaalt dat zij haar vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Verwijst de benadeelde partij in de door verdachte gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Aldus gewezen door
mr A.W.M. Elders, voorzitter,
mr A.E. Harteveld en mr J.H.C. van Ginhoven, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr E.C.M. Steeghs, griffier,
en op 15 november 2012 ter openbare terechtzitting uitgesproken.