Parketnummer: 21-000002-12
Uitspraak d.d.: 19 november 2012
TEGENSPRAAK
Promis
Verkort arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken
gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Arnhem van 20 december 2011 in de in eerste aanleg gevoegde strafzaken, parketnummers 05-700535-11
en 05-702077-11, tegen
[naam verdachte] ,
geboren te [woonplaats] op [geboortedatum] 1960,
thans verblijvende in de P.I. [verblijfplaats]
De verdachte heeft tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld.
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen van het hof van 3 mei 2012 en 5 november 2012 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422 van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal. Deze vordering is na voorlezing aan het hof overgelegd (zie voor de inhoud van de vordering bijlage I).
Het hof heeft voorts kennis genomen van hetgeen door verdachte en zijn raadsman,
mr J.A. Schadd, naar voren is gebracht.
Het vonnis waarvan beroep
Het hof zal het vonnis waarvan beroep vernietigen omdat tijdens de procedure in hoger beroep getuigen zijn gehoord en sprake is van een aanvullende bewijsoverweging.
Het hof zal daarom opnieuw rechtdoen.
Aan verdachte is tenlastegelegd dat:
Zaak met parketnummer 05-700535-11:
primair:
hij op of omstreeks 20 maart 2011 te Arnhem, in elk geval in de gemeente Arnhem, althans in Nederland, ter uitvoering van het voornemen en het misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk [naam slachtoffer] van het leven te beroven, opzettelijk die [naam slachtoffer] meermalen, althans eenmaal met een mes, althans een soortgelijk scherp steek- en/of snijvoorwerp in het lichaam (borst en/of onderrug en/of zijde) heeft gestoken en/of gesneden, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
subsidiair:
hij op of omstreeks 20 maart 2011 te Arnhem, in elk geval in de gemeente Arnhem, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, aan een persoon genaamd [naam slachtoffer], opzettelijk zwaar lichamelijk letsel (een steekwond in diens borst en/of een steekwond ter hoogte van diens nieren en/of een steekwond in de buik waardoor darmen gedeeltelijk buiten het lichaam traden), heeft toegebracht, door deze opzettelijk meermalen, althans eenmaal met een mes, althans een soortgelijk scherp steek- en/of snijvoorwerp in het lichaam (borst en/of onderrug en/of buik en/of zijde) te steken en/of te snijden.
meer subsidiair:
hij op of omstreeks 20 maart 2011 te Arnhem, in elk geval in de gemeente Arnhem, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, ter uitvoering van het voornemen en het misdrijf om aan [naam slachtoffer] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, verdachte en/of verdachtes mededader(s) opzettelijk die [naam slachtoffer] meermalen, althans eenmaal met een mes, althans een soortgelijk scherp steek- en/of snijvoorwerp in het lichaam (onderrug en/of zijde en/of buik en/of borst) heeft/hebben gestoken en/of gesneden, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
meest subsidiair:
hij op of omstreeks 20 maart 2011 te Arnhem, in elk geval in de gemeente Arnhem, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk mishandelend een persoon (te weten [naam slachtoffer]), meermalen, althans eenmaal met een mes, althans een soortgelijk scherp steek- en/of snijvoorwerp in het lichaam (borst en/of onderrug en/of zijde en/of buik) heeft gestoken en/of gesneden, tengevolge waarvan deze zwaar lichamelijk letsel (een steekwond ter hoogte van de nieren en/of een steekwond in de buik waardoor de ingewanden/darmen gedeeltelijk naar buiten kwamen), althans enig lichamelijk letsel, heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden.
Zaak met parketnummer 05-702077-11 (gevoegd):
primair:
hij op of omstreeks 02 november 2011 te Putten, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening in/uit een personenauto (kenteken [nummer kenteken]) heeft weggenomen een tas (met inhoud), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [naam slachtoffer] en/of zijn dochter, in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), waarbij verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft/hebben verschaft en/of de/het weg te nemen goed(eren) onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak, verbreking en/of inklimming (het inslaan/vernielen van een of meerdere ruiten van die auto).
Indien in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Ontvankelijkheid van het Openbaar Ministerie.
De raadsman van verdachte heeft in hoger beroep de niet-ontvankelijkheid van het Openbaar Ministerie bepleit ten aanzien van het onder parketnummer 05-700535-11 tenlastegelegde omdat tijdens het voorbereidend onderzoek in de zaak sprake is geweest van - onherstelbare - vormverzuimen in de zin van artikel 359a van het Wetboek van Strafvordering.
De raadsman heeft in verband hiermee - hier kort weergegeven - aangevoerd dat:
1. in strijd met de beginselen van de behoorlijke procesorde buiten aanwezigheid van de verdediging getuigen zijn gehoord, te weten [naam getuige] [naam getuige] en [naam getuige], terwijl de verdediging en de rechtbank daarvan voorafgaand aan de verhoren niet in kennis zijn gesteld;
2. in strijd met de beginselen van de behoorlijke procesorde sprake is geweest van beïnvloeding van getuigen en het mededelen van onderzoeksinformatie tijdens voornoemd verhoor van getuige [naam getuige] en [naam getuige]. Verdachte is hierdoor ernstig in zijn belangen geschaad.
3. alternatieve scenario’s niet serieus zijn genomen.
Het hof overweegt hieromtrent als volgt.
Voor de beoordeling van het verweer is van belang of er sprake is geweest van een zodanig ernstige schending van beginselen van een behoorlijke procesorde, dat dit tot niet-ontvankelijkheidverklaring van het Openbaar Ministerie dient te leiden (HR 19 december 1995, NJ 1996/249, “Zwolsman”). Een dergelijke sanctie komt eerst dan aan de orde indien sprake is van ernstige inbreuken op beginselen van een behoorlijke procesorde, waardoor doelbewust of met grove veronachtzaming van de belangen van verdachte aan diens recht op een eerlijke behandeling van zijn zaak is tekortgedaan.
Ad 1
- Uit het dossier blijkt, onder meer uit het "Verbatim"-verhoor van getuige [naam getuige] van 30 juni 2011 en het verhoor van die getuige bij de rechter-commissaris op 10 augustus 2011 dat [naam getuige] uit zichzelf naar de politie is gegaan om zijn verhaal te doen. Het feit dat daaraan voorafgaand mogelijk sprake is geweest van telefonisch contact - als aangevoerd door de raadsman - doet daar naar het oordeel van het hof niet aan af.
Het hof volgt de raadsman in zoverre in zijn betoog dat de politie alvorens deze getuige te horen contact had moeten opnemen met de verdediging en de rechter-commissaris om hen in kennis te stellen van het naderende verhoor zodat de raadsman bij het verhoor aanwezig had kunnen zijn en de rechter-commissaris ervan op de hoogte was. In dit opzicht is sprake van een vormverzuim. Het hof ziet echter geen reden om te oordelen dat met dit verzuim doelbewust of met grove veronachtzaming van de belangen van verdachte aan diens recht op een eerlijke behandeling van zijn zaak is tekortgedaan. Daarbij neemt het hof in aanmerking dat tijdens de procedure in hoger beroep de verantwoordelijk zaaksofficier bij de rechter-commissaris heeft verklaard dat het geenszins de bedoeling was dat [naam getuige] – toen hij zich bij de politie meldde – zou worden gehoord, in die zin dat de politie hem (aanvullende) vragen zou stellen.
Volgens de zaaksofficier was het de bedoeling dat de politie [naam getuige] alleen maar zijn verhaal zou laten doen. Voorts is getuige [naam getuige] in opdracht van het hof nogmaals bij de rechter-commissaris gehoord in aanwezigheid van de verdediging, zodat naar het oordeel van het hof er geen sprake van is dat verdachte nadeel heeft ondervonden. Gelet op het voorgaande volstaat het hof met de constatering dat sprake is geweest van een vormverzuim.
- Ten aanzien van de getuige [naam getuige] geldt dat uit het proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [naam verbalisant] blijkt dat ook deze getuige zichzelf bij de politie meldde, bij welke gelegenheid hij spontaan enkele mededelingen deed omtrent de zaak.
- Ten aanzien van [naam getuige] geldt dat deze op 6 juli 2011 als verdachte werd gehoord in het kader van het onderzoek met betrekking tot een ander feit dan het feit waarvoor verdachte was aangehouden, te weten de beschadiging van een auto. Weliswaar is sprake van samenhang tussen de verschillende zaken, echter het hof volgt niet de stelling van de raadsman dat de verdediging louter om die reden van het verhoor van [naam getuige] op de hoogte had moeten worden gesteld. Het hof is van oordeel dat hier geen sprake is van een vormverzuim.
Ad 2
Het hof volgt de raadsman in zoverre in zijn betoog dat de wijze waarop het verhoor van de getuige [naam getuige] is afgenomen ongepast is. Nadat de getuige zijn verhaal had verteld, heeft de verbalisant vragen gesteld en informatie verstrekt. In dit opzicht is sprake van een vormverzuim. Het hof volstaat met de vaststelling daarvan, nu niet is gebleken dat de getuige zijn verklaring naar aanleiding van de vragen en/of informatie heeft bijgesteld. Aan het recht van verdachte op een eerlijke behandeling van zijn zaak is daarom niet tekortgedaan. Bovendien is getuige [naam getuige] zowel tijdens de procedure in eerste aanleg als in hoger beroep opnieuw gehoord bij de rechter-commissaris in aanwezigheid van de verdediging, waarbij de raadsman in de gelegenheid is gesteld om vragen te stellen. De getuige is bij zijn aanvankelijke verklaring gebleven.
Ad 3
Zowel tijdens de procedure in eerste aanleg als in hoger beroep is sprake geweest van een verwijzing naar de rechter-commissaris teneinde op verzoek van de verdediging getuigen te horen om het relaas van verdachte te kunnen toetsen. Gelet hierop is het hof met de advocaat-generaal van oordeel dat geen sprake is van een procedure waarbij alternatieve scenario's niet serieus zijn genomen.
Bij de beoordeling van het verweer heeft het hof rekening gehouden met het belang dat het geschonden voorschrift dient, de ernst van het verzuim en het nadeel dat door het verzuim is veroorzaakt.
Het verweer wordt verworpen.
Overweging met betrekking tot het bewijs
Het hof is van oordeel dat het door verdachte gevoerde verweer strekkende tot vrijspraak van het onder parketnummer 05-700535-11 en 05-702077-11 tenlastegelegde wordt weersproken door de gebezigde bewijsmiddelen, zoals deze later in de eventueel op te maken aanvulling op dit arrest zullen worden opgenomen. Het hof heeft geen reden om aan de juistheid en betrouwbaarheid van de inhoud van die bewijsmiddelen te twijfelen.
Het hof overweegt daarbij in het bijzonder als volgt.
Ten aanzien van parketnummer 05-700535-11:
De raadsman heeft vrijspraak bepleit wegens gebrek aan bewijs omdat een behoorlijke waarheidsvinding niet mogelijk is geweest nu een aantal getuigen bij het afleggen van hun verklaringen hebben zitten ‘draaien’.
Het hof overweegt als volgt.
Met de rechtbank en de advocaat-generaal is het hof van oordeel dat het scenario zoals dat volgt uit de verklaringen van getuige [naam getuige] zoals hij deze heeft afgelegd tijdens zijn verhoren op 30 juni 2011 en 4 juli 2011, bij de rechter-commissaris op 8 augustus 2011 en - in hoger beroep bij de rechter-commissaris - op 24 oktober 2012 voor waar moeten worden gehouden. Het hof acht deze verklaringen voldoende betrouwbaar nu deze worden ondersteund door de (later) afgelegde verklaringen van de getuigen [naam getuige] (tevens aangever), [naam getuige], [naam getuige] - die allen aanwezig waren ten tijde van het incident - en getuige [naam getuige], die niet bij het incident betrokken is geweest.
Uit de (latere) verklaringen van [naam getuige], [naam getuige] en [naam slachtoffer/ getuige] blijkt dat er enige tijd is gesproken over een deal, waarbij door verdachte aan [naam slachtoffer/getuige] een groot geldbedrag zou worden betaald wanneer hij - ondanks het feit dat [naam slachtoffer/getuige] wist dat verdachte de dader was - twijfel zou zaaien over de vraag wie hem nu precies had gestoken. [Naam getuige] heeft overigens erkend dat hij kort na het incident tegen zijn oom, verdachte, heeft gezegd dat hij hem wel de schuld mocht geven. Ook getuige [naam slachtoffer/getuige] heeft verdachte enige tijd de hand boven het hoofd gehouden, omdat hij in familierelatie staat tot verdachte, zo blijkt uit diens latere verklaringen. Om de deal tot stand te brengen heeft [naam getuige] bemiddeld, echter de deal kwam uiteindelijk niet tot stand en verdachte heeft vervolgens ter terechtzitting in eerste aanleg zijn neef [naam getuige] valselijk als dader aangewezen.
Bij de rechter-commissaris hebben de getuigen [naam slachtoffer/getuige] en [naam getuige] vervolgens de waarheid gesproken nadat zij hadden vernomen dat [naam getuige] mogelijk valselijk werd beschuldigd en daarbij alsnog belastend verklaard ten aanzien van verdachte. Het hof acht voornoemde verklaringen betrouwbaar, gelet op de onderlinge consistentie en de gedetailleerdheid van de verklaringen op het punt van de te sluiten deal.
Het verweer wordt verworpen.
Ten aanzien van parketnummer 05-702077-11:
De raadsman heeft vrijspraak bepleit omdat op basis van de bewijsmiddelen niet kan worden geconcludeerd dat verdachte de auto-inbraak heeft gepleegd en een tas heeft weggenomen.
Het hof overweegt als volgt. Verdachte is op 2 november 2011 door de politie met zijn auto (een roze Suzuki Alto) gesignaleerd op een parkeerplaats waar - naar later bleek - even daarvoor een auto-inbraak was gepleegd, waarbij een "groenige" tas met bloemen erop werd gestolen. Verbalisant [naam verbalisant] is de roze Suzuki met daarin verdachte en een bijrijder gevolgd. Zowel verbalisant [naam verbalisant] als een getuige namen even later waar dat uit die roze auto een groene tas met bloemmotief (die naar later bleek aangever toebehoorde) werd geworpen.
Onder deze omstandigheden acht het hof, mede gelet op het uitblijven van een aannemelijke verklaring van de kant van verdachte hoe de tas van aangeefster kort na de diefstal in zijn auto gekomen is, wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het tenlastegelegde.
Door wettige bewijsmiddelen, waarbij de inhoud van elk bewijsmiddel -ook in onderdelen- slechts wordt gebezigd tot het bewijs van dat tenlastegelegde feit waarop het blijkens de inhoud kennelijk betrekking heeft, en waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt, heeft het hof de overtuiging verkregen en acht het hof wettig bewezen, dat verdachte het in de zaak met parketnummer 05-700535-11 onder 1 primair en in de zaak met parketnummer 05-702077-11 onder 1 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande, dat:
Zaak met parketnummer 05-700535-11:
primair:
hij op of omstreeks 20 maart 2011 te Arnhem, in elk geval in de gemeente Arnhem, althans in Nederland, ter uitvoering van het voornemen en het misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk [naam slachtoffer] van het leven te beroven, opzettelijk die [naam slachtoffer] meermalen, althans eenmaal met een mes , althans een soortgelijk scherp steek- en/of snijvoorwerp in het lichaam (borst en/of onderrug en/of zijde) heeft gestoken en/of gesneden, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
Zaak met parketnummer 05-702077-11 (gevoegd):
hij op of omstreeks 02 november 2011 te Putten, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening in/uit een personenauto (kenteken [kenteken]) heeft weggenomen een tas (met inhoud), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [naam slachtoffer] en/of zijn dochter, in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), waarbij verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft/hebben verschaft en/of de/het weg te nemen goed(eren) onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak verbreking en/of inklimming (het inslaan/vernielen van een of meerdere ruiten van die auto).
Het hof acht niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard, zodat deze daarvan behoort te worden vrijgesproken.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
het in de zaak met parketnummer 05-700535-11 onder 1 primair bewezen verklaarde levert op:
poging tot doodslag.
het in de zaak met parketnummer 05-702077-11 onder 1 bewezen verklaarde levert op:
diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak.
Strafbaarheid van de verdachte
Verdachte is strafbaar aangezien geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die verdachte niet strafbaar zou doen zijn.
Oplegging van straf en/of maatregel
De hierna te melden strafoplegging is in overeenstemming met de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon van verdachte, zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Verdachte heeft tijdens een hoog opgelopen ruzie in een uitgaansgelegenheid een ander, de peetoom van zijn dochter, een levensbedreigende verwonding toegebracht door met een mes op vitale plaatsen in zijn lichaam te steken. Het hof is van oordeel dat verdachte zich door aldus te handelen schuldig heeft gemaakt aan een bijzonder ernstig en gewelddadig feit. Het slachtoffer heeft na de steekpartij enige tijd in het ziekenhuis gelegen. Dat het slachtoffer deze agressieve daad van verdachte heeft overleefd, heeft hij niet aan verdachte te danken.
Daarnaast heeft verdachte zich schuldig gemaakt aan een auto-inbraak.
Verdachte is blijkens een hem betreffend uittreksel justitiële documentatie van 5 november 2012 in het verleden vaker veroordeeld terzake van – onder meer – vermogensmisdrijven.
Gelet op de ernst van het onder parketnummer 05/700535-11 tenlastegelegde en thans bewezenverklaarde feit acht het hof de oplegging van een onvoorwaardelijke vrijheidsbenemende straf van vier jaar passend en geboden.
Anders dan de rechtbank honoreert het hof het beroep op strafvermindering wegens vormverzuim tijdens het strafproces niet, nu dat verzuim tijdens de procedure in eerste aanleg en in hoger beroep nagenoeg is hersteld.
Daarbij houdt het hof rekening met het feit dat verdachte tijdens het strafproces heeft getracht om door middel van listigheden, waaronder omkoping en valse beschuldigingen aan het adres van zijn neef, onder zijn verantwoordelijkheid uit te komen. Door het slachtoffer geld toe te zeggen heeft hij gepoogd deze ertoe te bewegen zijn aanvankelijk belastende verklaring te wijzigen. Verdachte heeft er alles aan gedaan om te trachten de gevolgen van zijn handelen te verhullen.
Gelet op het voorgaande wijst het hof het beroep op strafvermindering af.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Het hof heeft gelet op de artikelen 27, 45, 57, 287 en 311 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het in de zaak met parketnummer 05-700535-11 onder 1 primair en in de zaak met parketnummer 05-702077-11 onder 1 ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het in de zaak met parketnummer 05-700535-11 onder 1 primair en in de zaak met parketnummer 05-702077-11 onder 1 bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 4 (vier) jaren.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Aldus gewezen door
mr P. van Kesteren, voorzitter,
mr J.H.C. van Ginhoven en mr M.A.F. Cools-Weebers, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr J.M. van Westerlaak, griffier,
en op 19 november 2012 ter openbare terechtzitting uitgesproken.