ECLI:NL:GHARN:2012:BY5964

Gerechtshof Arnhem

Datum uitspraak
30 november 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
21-001048-11
Instantie
Gerechtshof Arnhem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijwillige terugtred bij poging tot diefstal met bedreiging

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem op 30 november 2012 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Arnhem. De verdachte was beschuldigd van poging tot diefstal met bedreiging met geweld. De tenlastelegging betrof een incident op 17 februari 2010, waarbij de verdachte met een stanleymes dreigde tijdens een poging om geld af te persen van een slachtoffer in een tankstation in de gemeente Lingewaard. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte de poging tot diefstal niet heeft voltooid, omdat het slachtoffer door de dreiging van de verdachte is geschrokken en is teruggedeinst. De advocaat-generaal stelde dat de verdachte geen beroep op vrijwillige terugtred toekwam, omdat hij geen andere keuze had dan te stoppen. De raadsman van de verdachte betoogde echter dat de verdachte vrijwillig is teruggetreden. Het hof oordeelde dat de verdachte wel degelijk een beroep op vrijwillige terugtred toekwam, omdat hij de keuze had om het misdrijf voort te zetten maar ervoor koos om niet verder te gaan. Het hof vernietigde het vonnis waarvan beroep en sprak de verdachte vrij van het primair tenlastegelegde, omdat dit niet strafbaar was. Het subsidiair bewezen verklaarde, bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht, werd wel als strafbaar gekwalificeerd. De verdachte werd veroordeeld tot een taakstraf van 60 uren, met de mogelijkheid van vervangende hechtenis.

Uitspraak

Sector strafrecht
Parketnummer: 21-001048-11
Uitspraak d.d.: 30 november 2012
TEGENSPRAAK
Promis
Verkort arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken
gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Arnhem van 10 maart 2011 in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum],
wonende te [woonplaats], [adres]
Het hoger beroep
De officier van justitie heeft tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van het hof van 16 november 2012 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422 van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal. Deze vordering is na voorlezing aan het hof overgelegd. Het hof heeft voorts kennis genomen van hetgeen door verdachte en zijn raadsman, mr R.A.C Frijns, naar voren is gebracht.
Het vonnis waarvan beroep
Het hof zal het vonnis waarvan beroep vernietigen omdat het tot een andere strafoplegging komt. Het hof zal daarom opnieuw rechtdoen.
De tenlastelegging
Aan verdachte is tenlastegelegd dat:
primair:
hij op of omstreeks 17 februari 2010 te [plaats], gemeente Lingewaard, ter uitvoering van het voornemen en het misdrijf om met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening weg te nemen enig geldbedrag, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [bedrijf], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, de [bedrijf] is binnengegaan en/of naar de toonbank is gelopen, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid, welke poging tot diefstal werd vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen [slachtoffer], gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en/of bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat verdachte op het moment dat voornoemde [slachtoffer] de kassalade open had een stanleymes heeft gepakt en/of (vervolgens) het voornoemde stanleymes aan voornoemde [slachtoffer] heeft getoond en/of het voornoemde stanleymes nabij het lichaam van voornoemde [slachtoffer] heeft gehouden; artikel 312 lid 1 Wetboek van Strafrecht artikel 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht
en/of
hij op of omstreeks 17 februari 2010 te [plaats], gemeente Lingewaard, ter uitvoering van het voornemen en het misdrijf om met het oogmerk om zich of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld [slachtoffer] te dwingen tot de afgifte van enig geldbedrag, in elk geval van enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [bedrijf], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, met voormeld oogmerk op het moment dat voornoemde [slachtoffer] de kassalade open had een stanleymes heeft gepakt en/of (vervolgens) het voornoemde stanleymes aan voornoemde [slachtoffer] heeft getoond en/of het voornoemde stanleymes nabij het lichaam van voornoemde [slachtoffer] heeft gehouden, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
subsidiair:
hij op of omstreeks 17 februari 2010 te [plaats], gemeente Lingewaard, [slachtoffer] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling, door opzettelijk dreigend een stanleymes te pakken en/of (vervolgens) voornoemde stanleymes aan voornoemde [slachtoffer] te tonen en/of (vervolgens) voornoemde stanleymes nabij het lichaam van voornoemde [slachtoffer] te houden;
Indien in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Bewezenverklaring
Door wettige bewijsmiddelen, waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt, heeft het hof de overtuiging gekregen en acht het hof wettig bewezen, dat verdachte het primair en subsidiair tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
primair:
hij op 17 februari 2010 te [plaats], gemeente Lingewaard, ter uitvoering van het voornemen en het misdrijf om met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening weg te nemen enig geld toebehorende aan [bedrijf], de [bedrijf] is binnengegaan en naar de toonbank is gelopen, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid, welke poging tot diefstal werd vergezeld van bedreiging met geweld tegen [slachtoffer], gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken welke bedreiging met geweld hierin bestond dat verdachte op het moment dat [slachtoffer] de kassalade open had een stanleymes heeft gepakt en/of (vervolgens) het stanleymes aan [slachtoffer] heeft getoond en het stanleymes nabij het lichaam van [slachtoffer] heeft gehouden;
of
hij op 17 februari 2010 te [plaats], gemeente Lingewaard, ter uitvoering van het voornemen en het misdrijf om met het oogmerk om zich wederrechtelijk te bevoordelen door bedreiging met geweld [slachtoffer] te dwingen tot de afgifte van enig geld toebehorende aan [bedrijf], met voormeld oogmerk op het moment dat voornoemde [slachtoffer] de kassalade open had een stanleymes heeft gepakt en het stanleymes aan [slachtoffer] heeft getoond en het stanleymes nabij het lichaam van voornoemde [slachtoffer] heeft gehouden, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
subsidiair:
hij op 17 februari 2010 te [plaats], gemeente Lingewaard, [slachtoffer] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, door opzettelijk dreigend een stanleymes te pakken en voornoemde stanleymes aan voornoemde [slachtoffer] te tonen en voornoemde stanleymes nabij het lichaam van voornoemde [slachtoffer] te houden;
Het hof acht niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard, zodat deze daarvan behoort te worden vrijgesproken.
Strafbaarheid van het primair bewezenverklaarde
Het primair bewezen verklaarde levert op:
poging tot diefstal vergezeld van bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken of poging tot afpersing.
Beroep op vrijwillige terugtred
De advocaat-generaal heeft zich op het standpunt gesteld dat aan verdachte ter zake van het primair tenlastegelegde geen beroep op vrijwillige terugtred toekomt nu verdachte geen andere keuze had dan te stoppen met de door hem voorgenomen wederrechtelijke toe-eigening van enig geld. De beslissing van verdachte is niet vrijwillig genomen, maar was het gevolg van het terugdeinzen door aangever.
De raadsman heeft bepleit dat de poging niet strafbaar is omdat de verdachte vrijwillig is teruggetreden.
Het hof overweegt hieromtrent het volgende.
Verdachte loopt een tankstation binnen waar hij een blikje cola afrekent. Op het moment dat aangever wisselgeld aan verdachte wil geven, buigt verdachte zich over de toonbank waarbij hij met een stanleymes in zijn hand aangever probeert vast te pakken. Aangever schrikt hiervan en deinst achteruit. Verdachte steekt het stanleymes in zijn rechterzak, aangever geeft hem het wisselgeld en verdachte vertrekt.
Over deze gang van zaken bestaat geen verschil van mening tussen het openbaar ministerie en de verdediging.
Of gedragingen van de verdachte de gevolgtrekking wettigen dat het misdrijf niet is voltooid ten gevolge van omstandigheden die van zijn wil afhankelijk zijn, hangt af van de concrete omstandigheden van het geval. Van buiten komende factoren, die er mede toe hebben geleid dat het misdrijf niet is voltooid, behoeven aan vrijwillige terugtred niet in de weg te staan (vgl. HR 22 december 2009, NJ 2010/28 en HR 19 december 2006, NJ 2007/29).
Verdachte had in het hier aan de orde zijnde geval de mogelijkheid om het door hem in gang gezette misdrijf voort te zetten, maar heeft de keuze gemaakt om niet verder te gaan. De enkele omstandigheid dat de aangever is teruggedeinsd, doet niet af aan verdachtes eigen keuze. Het terugdeinzen van aangever maakte immers een greep in de kassa alleen maar eenvoudiger.
Anders dan de advocaat-generaal is het hof van oordeel dat verdachte een beroep op vrijwillige terugtred toekomt. Hij zal daarom ten aanzien van het primair tenlastegelegde worden ontslagen van alle rechtsvervolging.
Strafbaarheid van het subsidiair bewezenverklaarde
het subsidiair bewezen verklaarde levert op:
bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht.
Strafbaarheid van de verdachte
Verdachte is strafbaar aangezien geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die verdachte niet strafbaar zou doen zijn.
Oplegging van straf en/of maatregel
De hierna te melden strafoplegging is in overeenstemming met de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon van verdachte, zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
In het bijzonder in aanmerking genomen hetgeen omtrent de persoon van verdachte is gebleken, is het hof van oordeel dat oplegging van een taakstraf, bestaande uit een werkstraf van de hierna aan te geven duur, passend en geboden is. Hij heeft geen strafblad en heeft spijt betuigd voor zijn optreden.
Daarbij heeft het hof nog ten gunste van de verdachte rekening gehouden met het uittreksel justitiële documentatie van 29 oktober 2012, waaruit is gebleken dat verdachte niet eerder is veroordeeld voor een strafbaar feit.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Het hof heeft gelet op de artikelen 22c, 22d en 285 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.
BESLISSING
Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het primair en subsidiair ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het primair bewezen verklaarde niet strafbaar en ontslaat de verdachte te dier zake van alle rechtsvervolging.
Verklaart het subsidiair bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een taakstraf voor de duur van 60 (zestig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door 30 (dertig) dagen hechtenis.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde taakstraf in mindering zal worden gebracht, volgens de maatstaf van twee uren taakstraf per in voorarrest doorgebrachte dag, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Aldus gewezen door
mr J.D. den Hartog, voorzitter,
mr H. Abbink en mr M.L.H.E. Roessingh-Bakels, raadsheren,
in tegenwoordigheid van B. Moorlag, griffier,
en op 30 november 2012 ter openbare terechtzitting uitgesproken.