ECLI:NL:GHARN:2012:BY6607

Gerechtshof Arnhem

Datum uitspraak
8 november 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
P12/0358
Instantie
Gerechtshof Arnhem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • C. Caminada
  • Y.A.J.M. van Kuijck
  • J.P. Balkema
  • W.J. Schudel
  • E. Harmsen
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vaststelling gemaximeerde terbeschikkingstelling door verlengingsrechter na omzetting TBS met voorwaarden

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem op 8 november 2012 uitspraak gedaan in hoger beroep over de terbeschikkingstelling van een verdachte, die oorspronkelijk door de rechtbank Groningen was opgelegd op 16 december 2004. De terbeschikkingstelling was aanvankelijk met voorwaarden, maar werd later omgezet in een terbeschikkingstelling met verpleging van overheidswege. De terbeschikkinggestelde verzocht om beëindiging van de terbeschikkingstelling, omdat deze volgens hem gemaximeerd zou zijn. Het hof oordeelde dat het motiveringsvoorschrift van artikel 359, zevende lid, van het Wetboek van Strafvordering alleen van toepassing is bij de oplegging van terbeschikkingstelling met dwangverpleging, en niet bij terbeschikkingstelling met voorwaarden. Het hof concludeerde dat de verlengingsrechter in hoger beroep moet oordelen of er sprake is van een geweldsdelict, wat in dit geval het geval was. De advocaat-generaal steunde de verlenging van de terbeschikkingstelling, verwijzend naar de positieve rapportages van de kliniek en de voortgang van het resocialisatietraject. Het hof bevestigde de beslissing van de rechtbank Groningen om de terbeschikkingstelling met een jaar te verlengen, en wees het verzoek om aanhouding en onderzoek naar een voorwaardelijke beëindiging van de verpleging af. Het hof oordeelde dat de rechtbank op goede gronden had beslist en bevestigde de beslissing van de rechtbank.

Uitspraak

TBS P12/0358
Beslissing d.d. 8 november 2012
De kamer van het hof als bedoeld in artikel 67 van de Wet op de rechterlijke organisatie heeft te beslissen op het beroep van
[naam terbeschikkinggestelde] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum],
verblijvende in [kliniek].
Het beroep is ingesteld tegen de beslissing van de rechtbank Groningen van 1 augustus 2012, houdende verlenging van de terbeschikkingstelling met een termijn van een jaar.
Het hof heeft gelet op de stukken, waaronder:
- het proces-verbaal van het onderzoek in eerste aanleg;
- de beslissing waarvan beroep;
- de akte van beroep van de terbeschikkinggestelde van 1 augustus 2012;
- de aanvullende informatie van [kliniek] van 9 oktober 2012;
- de wettelijke aantekeningen van [kliniek] van 5 juli 2012 tot en met 9 oktober 2012;
- de door de terbeschikkinggestelde ter zitting overgelegde stukken.
Het hof heeft ter zitting van 25 oktober 2012 gehoord de terbeschikkinggestelde bijgestaan door zijn raadsman mr H.P. Eckert, advocaat te Groningen en de advocaat-generaal, mr J.W. Rijkers.
Overwegingen
Het standpunt van de terbeschikkinggestelde en zijn raadsman
De rechtbank Groningen heeft bij vonnis van 16 december 2004 een terbeschikkingstelling met voorwaarden opgelegd. De rechtbank ging er van uit dat de maatregel slechts een beperkte duur zou hebben. Nadien werd de terbeschikkingstelling met voorwaarden omgezet in een terbeschikkingstelling met verpleging van overheidswege. In beginsel is dan ook sprake van een gemaximeerde dwangverpleging, tenzij expliciet in de omzettingsbeslissing anders is overwogen. Het is niet aan de verlengingsrechter om hierover te beslissen. Nu de duur van de dwangverpleging de termijn van vier jaren overschrijdt, heeft de raadsman primair verzocht om beëindiging van de terbeschikkingstelling.
Indien het hof tot het oordeel komt dat de terbeschikkingstelling niet gemaximeerd is, dan wordt inhoudelijk nog het volgende opgemerkt. Uit de rapportages van de kliniek blijkt dat de terbeschikkinggestelde de afgelopen periode grote vooruitgang heeft geboekt en dat de behandeling thans met name is gericht op het onderhouden van de samenwerkingsrelatie ten behoeve van het resocialisatietraject. De terbeschikkinggestelde volgt geen therapie meer en het recidiverisico wordt als laag ingeschat. Voor de resocialisatie is verlenging van de terbeschikkingstelling niet nodig. Subsidiair heeft de raadsman verzocht om op grond hiervan de terbeschikkingstelling te beëindigen.
Meer subsidiair is verzocht om aanhouding van de behandeling van de zaak teneinde de reclassering onderzoek te laten verrichten naar de mogelijkheden van een voorwaardelijke beëindiging van de verpleging van overheidswege.
Het standpunt van het openbaar ministerie
De advocaat-generaal heeft zich op het standpunt gesteld dat geen sprake is van een in duur gemaximeerde terbeschikkingstelling en heeft verwezen naar recente jurisprudentie van het hof (Hof Arnhem 1 oktober 2012, LJN: BX8788).
Uit de rapportages blijkt dat het resocialisatietraject voortvarend verloopt en dat sprake is van een goede samenwerking tussen de terbeschikkinggestelde en de kliniek. De kliniek is voornemens om de aankomende periode meer nadruk te leggen op de hechtingsproblematiek van de terbeschikkinggestelde. Het resocialisatietraject dient zorgvuldig te worden voortgezet. Gelet hierop is een verlenging van de maatregel voor de duur van een jaar geïndiceerd. Het verzoek om aanhouding dient te worden afgewezen, omdat het voor een voorwaardelijke beëindiging van de dwangverpleging nog te vroeg is.
De advocaat-generaal heeft geconcludeerd tot bevestiging van de beslissing van de rechtbank.
Het oordeel van het hof
Gemaximeerde terbeschikkingstelling?
In het onderhavige geval is bij vonnis van de rechtbank Groningen van 16 december 2004 een terbeschikkingstelling met voorwaarden opgelegd. Bij beslissing van dit hof van
1 september 2008 is alsnog de verpleging van overheidswege bevolen. In die beslissing is niet overwogen dat sprake is van een in duur gemaximeerde terbeschikkingstelling. In de beslissing van de rechtbank van 1 augustus 2012, waarvan beroep, waarbij de terbeschikkingstelling met verpleging van overheidswege is verlengd met één jaar, is overwogen dat sprake is van een geweldsdelict als bedoeld in artikel 38e van het Wetboek van Strafrecht.
Op de tenuitvoerlegging van een terbeschikkingstelling zijn na een beslissing tot omzetting van de terbeschikkingstelling met voorwaarden in een terbeschikkingstelling met dwangverpleging de bepalingen over de verlenging van de terbeschikkingstelling met dwangverpleging van overeenkomstige toepassing. Op grond van artikel 38e, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht is de totale duur van de terbeschikkingstelling met bevel tot verpleging van overheidswege beperkt tot vier jaar, tenzij de terbeschikkingstelling is opgelegd ter zake van een misdrijf dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen ("een geweldsmisdrijf").
Nu het motiveringsvoorschrift van artikel 359, zevende lid, van het Wetboek van Strafvordering alleen van toepassing is bij de oplegging van de maatregel van terbeschikkingstelling met dwangverpleging, derhalve niet bij de oplegging van een terbeschikkingstelling met voorwaarden, moet als bedoeling van de wetgever worden aangenomen dat het, in een geval als waarvan in deze zaak sprake is, aan de verlengingsrechter (in hoger beroep) is om te oordelen of al dan niet sprake is van een geweldsdelict. De verlengingsbeslissing van het hof van 14 november 2011 bevat reeds de overweging dat de indexdelicten geweldsdelicten betreffen en ook de beslissing waarvan beroep bevat een dergelijke overweging. Het namens de terbeschikkinggestelde gedane verzoek tot beëindiging van de terbeschikkingstelling omdat deze zou zijn gemaximeerd wordt derhalve afgewezen.
Afwijzing verzoek
Het verzoek om de reclassering onderzoek te laten doen naar de mogelijkheden van een voorwaardelijke beëindiging van de verpleging van overheidswege wordt afgewezen, omdat het hof het daarvoor nog te vroeg acht.
Bevestiging
Het hof is van oordeel dat de rechtbank op goede gronden heeft geoordeeld en op juiste wijze heeft beslist. Daarom zal de beslissing waarvan beroep met overneming van die gronden worden bevestigd.
Het hof overweegt nog het volgende. De terbeschikkinggestelde heeft ter zitting aangetoond hoe zeer hij zich inzet om het resocialisatieproces gestalte te geven. Het feit dat thans nog geen rapport van de reclassering wordt gevraagd, dient niet te worden opgevat als een negatief oordeel over die inzet van de terbeschikkinggestelde.
Beslissing
Het hof:
wijst af het verzoek tot aanhouding van de behandeling van de zaak teneinde onderzoek te laten verrichten naar de mogelijkheden van een voorwaardelijke beëindiging van de verpleging van overheidswege.
bevestigt de beslissing van de rechtbank Groningen van 1 augustus 2012 met betrekking tot de terbeschikkinggestelde [naam terbeschikkinggestelde].
Aldus gedaan door
mr C. Caminada als voorzitter,
mr Y.A.J.M. van Kuijck en mr J.P. Balkema als raadsheren,
en prof. dr. W.J. Schudel en drs. E. Harmsen als raden,
in tegenwoordigheid van mr C.M.M. van der Waerden als griffier,
en op 8 november 2012 in het openbaar uitgesproken.
Mr Balkema en de raden zijn buiten staat deze beslissing mede te ondertekenen.