ECLI:NL:GHDHA:2013:1738

Gerechtshof Den Haag

Datum uitspraak
22 maart 2013
Publicatiedatum
23 juni 2013
Zaaknummer
BK-12/00052
Instantie
Gerechtshof Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vernietiging naheffingsaanslag en boetebeschikking motorrijtuigenbelasting

In deze zaak, behandeld door het Gerechtshof Den Haag op 22 maart 2013, gaat het om een hoger beroep van belanghebbende [X] tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag van 30 november 2011. De rechtbank had de naheffingsaanslag in de motorrijtuigenbelasting van € 2.284 en een boete van € 2.284 gehandhaafd. De belanghebbende had bezwaar aangetekend tegen deze beslissingen van de Inspecteur van de Belastingdienst, die de naheffingsaanslag en boetebeschikking in eerste instantie had opgelegd voor het tijdvak van 30 oktober 2009 tot en met 29 oktober 2010.

Tijdens de procedure in hoger beroep heeft de Inspecteur zijn standpunt gewijzigd en meegedeeld dat hij van mening is dat zowel de naheffingsaanslag als de boete niet in stand kunnen blijven. Het Hof heeft de mondelinge behandeling op 22 februari 2013 gehouden, waarbij de belanghebbende aanwezig was, maar de Inspecteur niet. Het Hof heeft de argumenten van de belanghebbende gehoord en geconcludeerd dat de naheffingsaanslag en de boetebeschikking vernietigd dienen te worden.

Het Hof heeft de proceskosten aan de zijde van de belanghebbende vastgesteld op € 300 en heeft de Inspecteur veroordeeld tot vergoeding van de griffierechten van in totaal € 153 aan de belanghebbende. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn geïnformeerd over hun recht om binnen zes weken beroep in cassatie in te stellen bij de Hoge Raad der Nederlanden. De beslissing van het Hof houdt in dat de eerdere uitspraak van de rechtbank en de beslissingen van de Inspecteur worden vernietigd, en dat de belanghebbende in het gelijk is gesteld.

Uitspraak

GERECHTSHOF DEN HAAG
Team Belastingrecht
meervoudige kamer
nummer BK-12/00052

Uitspraak van 22 maart 2013

in het geding tussen:

[X] te [Z], belanghebbende,

en
de directeur van de Belastingdienst Centrale Administratie(kantoor [P]), de Inspecteur,
op het hoger beroep van belanghebbende tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag van 30 november 2011, nummer AWB 11/5064, betreffende de hierna vermelde naheffingsaanslag en beschikking.

Naheffingsaanslag, boetebeschikking, bezwaar en geding in eerste aanleg

1.1. Aan belanghebbende zijn over het tijdvak van 30 oktober 2009 tot en met 29 oktober 2010 een naheffingsaanslag in de motorrijtuigenbelasting van € 2.284 en bij beschikking een boete van € 2.284 opgelegd.
1.2. Bij uitspraken op bezwaar heeft de Inspecteur de naheffingsaanslag en de boetebeschikking gehandhaafd.
1.3. Tegen de uitspraken van de Inspecteur heeft belanghebbende beroep bij de rechtbank ingesteld. Een griffierecht van € 41 is geheven.
1.4. De rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard.

Geding in hoger beroep

2.1. Belanghebbende is van de uitspraak van de rechtbank in hoger beroep gekomen bij het Hof. Een griffierecht van € 112 is geheven.
2.2. De Inspecteur heeft een verweerschrift ingediend.
2.3. De Inspecteur heeft het Hof bij faxbericht van 20 februari 2013 meegedeeld dat hij alsnog van oordeel is dat de naheffingsaanslag en de boete niet in stand kunnen blijven, dat hij belanghebbende daarvan in kennis heeft gesteld en dat hij de zitting niet zal bijwonen.
2.4. De mondelinge behandeling van de zaak heeft plaatsgehad ter zitting van het Hof van 22 februari 2013, gehouden te Den Haag. Belanghebbende is verschenen, de Inspecteur, zoals aangekondigd, niet.

Beoordeling van het hoger beroep

3.1. De Inspecteur heeft zijn standpunt in zoverre gewijzigd dat de naheffingsaanslag en de boetebeschikking dienen te worden vernietigd. Het Hof sluit zich daarbij aan.
3.2. Belanghebbende heeft van het nadere bericht van de Inspecteur kennisgenomen en heeft zich ter zitting daarover uitgelaten. Hij heeft te kennen gegeven dat de Inspecteur ook hem een brief heeft gestuurd. Desgevraagd is belanghebbende kort ingegaan op die brief. Hij heeft te kennen gegeven dat hij zich verenigt met de uitkomst dat de naheffing en de boete vervallen, doch dat hij zich niet in de motivering kan vinden, reeds omdat nu niet (meer) wordt toegekomen aan een inhoudelijke beoordeling, hetgeen te meer klemt nu de Inspecteur wat dat aangaat bij zijn standpunt blijft.
3.3. Nu wat deze procedure betreft het gelijk aan de zijde van belanghebbende is, moet worden beslist als hierna is vermeld.

Proceskosten en griffierechten

4.1. Het Hof ziet reden de Inspecteur te veroordelen in de proceskosten aan de zijde van belanghebbende. Het Hof stelt de kosten, op de voet van artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht in verbinding met het Besluit proceskosten bestuursrecht en de daarbij behorende bijlage, vast  conform het verzoek van belanghebbende  op € 300 (2 x € 150) wegens reis en verletkosten in verband met het bijwonen van de zitting bij de rechtbank en van de zitting bij het Hof. Voor een hogere vergoeding acht het Hof geen termen aanwezig.
4.2. De Inspecteur dient de voor de behandeling van de zaak in beroep en in hoger beroep betaalde griffierechten, in totaal € 153, aan belanghebbende te vergoeden.

Beslissing

Het Gerechtshof:
  • vernietigt de uitspraak van de rechtbank;
  • vernietigt de uitspraken van de Inspecteur;
  • vernietigt de naheffingsaanslag en de boetebeschikking;
  • veroordeelt de Inspecteur in de proceskosten aan de zijde van belanghebbende, vastgesteld op € 300; en
  • gelast de Inspecteur de griffierechten van in totaal € 153 aan belanghebbende te vergoeden.
De uitspraak is vastgesteld door mrs. U.E. Tromp, J.T. Sanders en W.M.G. Visser, in tegenwoordigheid van de griffier E. Kalač. De beslissing is op 22 maart 2013 in het openbaar uitgesproken.
aangetekend aan
partijen verzonden:
Zowel de belanghebbende als het daartoe bevoegde bestuursorgaan kanbinnen zes wekenna de verzenddatum van deze uitspraak beroep in cassatie instellen bij de Hoge Raad der Nederlanden. Daarbij moet het volgende in acht worden genomen:
1.
Bij het beroepschrift wordt een kopie van deze uitspraak gevoegd.
2.
Het beroepschrift wordt ondertekend en bevat ten minste:
  • de naam en het adres van de indiener;
  • de dagtekening;
  • de vermelding van de uitspraak waartegen het beroep in cassatie is gericht;
  • de gronden van het beroep in cassatie.
Het beroepschrift moet worden gezonden aan de Hoge Raad der Nederlanden (belastingkamer), Postbus 20303, 2500 EH Den Haag.
De partij die beroep in cassatie instelt is griffierecht verschuldigd en zal daarover bericht ontvangen van de griffier van de Hoge Raad. In het cassatieberoepschrift kan worden verzocht de wederpartij te veroordelen in de proceskosten.