In deze zaak gaat het om de beoordeling van een machtiging tot gesloten jeugdzorg voor een minderjarige, geboren in 1997, die momenteel verblijft in een accommodatie voor gesloten jeugdzorg. De minderjarige is in hoger beroep gekomen tegen een beschikking van de kinderrechter van 28 december 2012, waarin Jeugdzorg gemachtigd werd om hem op te nemen in een gesloten accommodatie. De minderjarige, bijgestaan door zijn advocaat, betwist de noodzaak van deze maatregel en stelt dat hij voldoende meewerkt aan de hulpverlening. Hij heeft aangegeven dat hij in zijn huidige situatie geen hulp ontvangt en dat hij in staat is om zelfstandig te functioneren in de maatschappij.
Jeugdzorg daarentegen stelt dat er ernstige zorgen zijn over de veiligheid van de minderjarige en zijn omgeving. Er zijn signalen van een verstoorde thuissituatie, middelengebruik en politiecontacten. Jeugdzorg heeft verzocht om de machtiging tot gesloten plaatsing, omdat de minderjarige niet in staat lijkt om de hulpverlening in een vrijwillig kader te accepteren. Tijdens de zitting is de minderjarige vergezeld door zijn advocaat en zijn begeleider, terwijl de vader en vertegenwoordigers van Jeugdzorg ook aanwezig waren.
Het hof heeft de feiten en omstandigheden van de zaak zorgvuldig gewogen. Het hof concludeert dat de minderjarige ernstige opgroei- en opvoedingsproblemen heeft die zijn ontwikkeling belemmeren. De minderjarige heeft in het verleden meerdere keren met politie en justitie te maken gehad en heeft diverse vormen van hulpverlening ontvangen, maar zonder het gewenste resultaat. Het hof oordeelt dat de machtiging tot gesloten jeugdzorg noodzakelijk is om te voorkomen dat de minderjarige zich aan de zorg onttrekt. De bestreden beschikking wordt dan ook bekrachtigd.