ECLI:NL:GHDHA:2013:1798

Gerechtshof Den Haag

Datum uitspraak
26 april 2013
Publicatiedatum
23 juni 2013
Zaaknummer
BK-11/00951
Instantie
Gerechtshof Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verhogingen en boetebeschikkingen in vermogensbelasting na verwijzing door de Hoge Raad

In deze zaak, behandeld door het Gerechtshof Den Haag, betreft het een beroep van belanghebbende [X] tegen de uitspraken van de Inspecteur van de Belastingdienst Amsterdam over navorderingsaanslagen in de vermogensbelasting voor de jaren 1992 tot en met 1998. De zaak is ontstaan na een verwijzing door de Hoge Raad, die op 2 december 2011 het beroep van belanghebbende in cassatie gegrond verklaarde en de eerdere uitspraak van het Gerechtshof Amsterdam vernietigde. De Hoge Raad verwees de zaak terug naar het Gerechtshof Den Haag voor verdere behandeling.

Tijdens de mondelinge behandeling op 11 januari 2013 heeft belanghebbende verklaard dat hij het eens is met de Inspecteur over de verhogingen voor de jaren 1992 tot en met 1994, die vastgesteld moeten worden op 64 procent van de belasting zoals eerder door het Gerechtshof Amsterdam is vastgesteld. De overige verhogingen en de boeten voor de jaren 1999 en 2000 moeten volgens belanghebbende vervallen. Het Gerechtshof heeft deze verklaring in overweging genomen en geconcludeerd dat het beroep gegrond is.

Het Hof heeft de Inspecteur veroordeeld in de proceskosten van belanghebbende, vastgesteld op € 1.416, waarbij rekening is gehouden met de samenhang met een andere zaak. De uitspraak is op 26 april 2013 in het openbaar uitgesproken. Zowel de belanghebbende als de Inspecteur hebben de mogelijkheid om binnen zes weken na de verzenddatum van deze uitspraak beroep in cassatie in te stellen bij de Hoge Raad der Nederlanden.

Uitspraak

GERECHTSHOF DEN HAAG
Team Belastingrecht
meervoudige kamer
nummer BK-11/00951

Uitspraak van 26 april 2013

in het geding tussen:

[X] te [Z], belanghebbende,

en
de directeur van de Belastingdienst Amsterdam(dan wel Holland-Noord), de Inspecteur,
op het beroep van belanghebbende tegen de uitspraken van de Inspecteur betreffende de hierna vermelde navorderingsaanslagen en beschikkingen.

Navorderingsaanslagen, kwijtscheldingsbesluiten, boetebeschikkingen en bezwaar

1.1.1. Aan belanghebbende zijn over de jaren 1992 tot en met 1998 navorderingsaanslagen in de vermogensbelasting opgelegd. De navorderingsaanslagen zijn opgelegd met een verhoging van 100 percent van de belasting/premie, van welke verhoging geen kwijtschelding is verleend.
1.1.2. Aan belanghebbende zijn over de jaren 1999 en 2000 navorderingsaanslagen in de vermogensbelasting opgelegd en bij beschikkingen boeten van 100 percent.
1.2. De navorderingsaanslagen, de kwijtscheldingsbesluiten en de boetebeschikkingen zijn, na daartegen gemaakt bezwaar, bij uitspraken van de Inspecteur gehandhaafd.

Loop van het geding

2.1. Bij uitspraak van 10 februari 2011, nummer 10/00756, heeft het Gerechtshof Amsterdam  voor zover hier van belang  de door belanghebbende tegen de uitspraken van de Inspecteur ingestelde beroepen gegrond verklaard, de uitspraken van de Inspecteur vernietigd, de navorderingsaanslagen en de boeten verminderd en de verhogingen gedeeltelijk kwijtgescholden.
2.2. Bij arrest van 2 december 2011, nummer 11/01416, heeft de Hoge Raad het door belanghebbende tegen de uitspraak van het Gerechtshof Amsterdam ingestelde beroep in cassatie gegrond verklaard, de hofuitspraak uitsluitend wat betreft de verhogingen voor de jaren 1992 tot en met 1998 en de boeten voor de jaren 1999 en 2000 vernietigd en het geding verwezen naar het Gerechtshof Den Haag ter verdere behandeling en beslissing van de zaak met inachtneming van het arrest.
2.3. Partijen hebben zich over het arrest van de Hoge Raad (het verwijzingsarrest) uitgelaten, belanghebbende bij brieven van 14 februari 2012 en 10 mei 2012, de Inspecteur bij brieven van 8 februari 2012 en 27 april 2012. Zij hebben van elkaars schrifturen, waarvan de inhoud als hier ingelast wordt beschouwd, kunnen kennis nemen.
2.4. De mondelinge behandeling van de zaak heeft plaatsgehad ter zitting van het Hof van 11 januari 2013, gehouden te Den Haag. Partijen zijn verschenen. Ter zitting is tevens de zaak met het kenmerk BK-11/00950 behandeld.

Beoordeling van het beroep na verwijzing

3.1. Ter zitting heeft belanghebbende verklaard alsnog met de Inspecteur van opvatting te zijn dat de verhogingen over de jaren 1992 tot en met 1994 moeten worden vastgesteld op 64 percent van de belasting zoals die door het Gerechtshof Amsterdam is vastgesteld en dat de overige verhogingen en de boeten moeten vervallen.
3.2. Dat voert het Hof tot de conclusie dat het beroep gegrond is. Bijgevolg moet worden beslist zoals hierna is vermeld.

Proceskosten

Het Hof ziet reden de Inspecteur te veroordelen in de door belanghebbende in beroep na verwijzing gemaakte proceskosten. Het Hof stelt de kosten wegens beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 1.416: 2 punten à € 472 x 1,5 (gewicht), van welk bedrag wegens samenhang met de zaak BK-11/00950 de helft, ofwel € 708, aan die zaak wordt toegerekend. Voor een hogere vergoeding acht het Hof geen termen aanwezig.

Beslissing

Het Gerechtshof:
  • vernietigt de uitspraken op bezwaar die zien op een verhoging of een boete;
  • vernietigt de kwijtscheldingsbesluiten;
  • vermindert de navorderingsaanslagen voor de jaren 1992 tot en met 1994 aldus, dat de verhogingen, na kwijtschelding, worden vastgesteld op 64 percent van de door het Gerechtshof Amsterdam vastgestelde bedragen aan belasting;
  • vermindert de navorderingsaanslagen voor de jaren 1995 tot en met 1998 aldus, dat telkens de verhoging vervalt;
  • vernietigt de boetebeschikkingen; en
  • veroordeelt de Inspecteur in de proceskosten na verwijzing aan de zijde van belanghebbende, vastgesteld op € 708.
De uitspraak is vastgesteld door mrs. U.E. Tromp, J.T. Sanders en W.M.G. Visser, in tegenwoordigheid van de griffier mr. R.W. Otto. De beslissing is op 26 april 2013 in het openbaar uitgesproken.
De griffier was verhinderd deze uitspraak mede te ondertekenen.
aangetekend aan
partijen verzonden:
Zowel de belanghebbende als het daartoe bevoegde bestuursorgaan kanbinnen zes wekenna de verzenddatum van deze uitspraak beroep in cassatie instellen bij de Hoge Raad der Nederlanden. Daarbij moet het volgende in acht worden genomen:
1.
Bij het beroepschrift wordt een kopie van deze uitspraak gevoegd.
2.
Het beroepschrift wordt ondertekend en bevat ten minste:
  • de naam en het adres van de indiener;
  • de dagtekening;
  • de vermelding van de uitspraak waartegen het beroep in cassatie is gericht;
  • de gronden van het beroep in cassatie.
Het beroepschrift moet worden gezonden aan de Hoge Raad der Nederlanden (belastingkamer), Postbus 20303, 2500 EH Den Haag.
De partij die beroep in cassatie instelt is griffierecht verschuldigd en zal daarover bericht ontvangen van de griffier van de Hoge Raad. In het cassatieberoepschrift kan worden verzocht de wederpartij te veroordelen in de proceskosten.