In deze zaak heeft het Gerechtshof Den Haag op 17 juni 2013 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Rotterdam. De verdachte, geboren in 1979, werd beschuldigd van het medeplegen van witwassen in de periode van 13 tot en met 14 juli 2009 te Rotterdam. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte samen met anderen een geldbedrag van ongeveer 82.950 euro heeft verworven, terwijl hij wist dat dit bedrag afkomstig was uit een misdrijf. De verdachte had een nauwe band met medeverdachten en was regelmatig aanwezig in een woning waar verdovende middelen en geld aanwezig waren. Ondanks het verweer van de raadsman dat er onvoldoende bewijs was, oordeelde het hof dat de betrokkenheid van de verdachte bij het witwassen evident was. Het hof vernietigde het eerdere vonnis en veroordeelde de verdachte tot een gevangenisstraf van drie maanden en een taakstraf van 150 uren, met de mogelijkheid van vervangende hechtenis. De beslissing is genomen op basis van de ernst van het feit en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Het hof heeft de toepasselijke wettelijke voorschriften in acht genomen en de strafmotivering zorgvuldig overwogen. De uitspraak benadrukt de rol van de verdachte in het in stand houden van een illegaal geldcircuit en de gevolgen daarvan voor de samenleving.