ECLI:NL:GHDHA:2013:1916

Gerechtshof Den Haag

Datum uitspraak
17 juni 2013
Publicatiedatum
23 juni 2013
Zaaknummer
22-005741-12
Instantie
Gerechtshof Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • G.P.A. Aler
  • T.J.P. van Os van den Abeelen
  • M.F.L.M. van der Grinten
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verkeersongeval met zwaar lichamelijk letsel door roekeloos rijgedrag

In deze zaak heeft het Gerechtshof Den Haag op 17 juni 2013 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank 's-Gravenhage. De verdachte, geboren in Somalië in 1960, was betrokken bij een verkeersongeval op 25 november 2011 te 's-Gravenhage, waarbij een voetganger zwaar lichamelijk letsel opliep. De verdachte werd beschuldigd van roekeloos rijgedrag, wat leidde tot het ongeval. In eerste aanleg was de verdachte veroordeeld tot een taakstraf van 100 uren en een ontzegging van de rijbevoegdheid voor 4 maanden. De advocaat-generaal heeft in hoger beroep gevorderd dat het vonnis van de rechtbank werd vernietigd en dat de verdachte opnieuw werd veroordeeld.

Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte zich op de Parallelweg zodanig heeft gedragen dat het ongeval aan zijn schuld te wijten was. De verdachte had verklaard dat hij afgeleid was door zijn radio en daardoor onvoldoende aandacht had voor de verkeerssituatie. Het hof oordeelde dat de verdachte aanmerkelijk onvoorzichtig had gehandeld, wat resulteerde in het ongeval waarbij het slachtoffer ernstig letsel opliep, waaronder een klaplong en een schedelfractuur.

Het hof heeft het vonnis van de rechtbank vernietigd en de verdachte opnieuw veroordeeld tot een taakstraf van 80 uren en een ontzegging van de rijbevoegdheid voor 180 dagen. De strafmotivering was gebaseerd op de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder het was begaan, evenals de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Het hof heeft ook rekening gehouden met het feit dat de verdachte niet eerder onherroepelijk was veroordeeld voor een strafbaar feit. De uitspraak is gedaan in aanwezigheid van de griffier en is openbaar uitgesproken.

Uitspraak

Rolnummer: 22-005741-12
Parketnummer: 09-935048-11
Datum uitspraak: 17 juni 2013
TEGENSPRAAK

Gerechtshof Den Haag

meervoudige kamer voor strafzaken

Arrest

gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de rechtbank 's-Gravenhage van 28 november 2012 in de strafzaak tegen de verdachte:

[verdachte],

geboren te [geboorteplaats] (Somalië) op [geboortejaar] 1960,
[adres].
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg en het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep van dit hof van 3 juni 2013.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
Procesgang
In eerste aanleg is de verdachte ter zake van het primair ten laste gelegde veroordeeld tot een taakstraf in de vorm van een werkstraf voor de duur van 100 uren, subsidiair 50 dagen hechtenis, alsmede tot een ontzegging van de bevoegdheid tot het besturen van motorrijtuigen voor de duur van 4 maanden, met aftrek van de tijd dat het rijbewijs reeds ingevorderd of ingehouden is geweest.
Namens de verdachte is tegen het vonnis hoger beroep ingesteld.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
primair:
hij op of omstreeks 25 november 2011 te 's-Gravenhage als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig (auto), daarmede rijdende over de weg, de Parallelweg zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden door roekeloos, in elk geval zeer, althans aanmerkelijk, onvoorzichtig en/of onoplettend, als volgt te handelen: hij, verdachte aldaar,
  • niet de nodige voorzichtigheid in acht heeft genomen en/of onvoldoende aandacht heeft gehad voor het verkeer en/of de verkeerssituatie ter plaatse, immers was hij bezig met het bedienen en/of verwijderen van een in dat motorrijtuig aanwezige muziekinstallatie en/of (vervolgens)
  • een (scherpe) stuurbeweging naar rechts heeft gemaakt en met een aanzienlijke snelheid het trottoir is genaderd en/of opgereden en/of (vervolgens)
  • tegen een zich op dat trottoir bevindende voetganger is gebotst, althans die voetganger klem heeft gereden tengevolge waarvan die voetganger ten val is gekomen, waardoor een ander (genaamd [benadeelde partij]) zwaar lichamelijk letsel, te weten een klaplong en/of een ribfractuur en/of een hersenkneuzing en/of een schedelfractuur (tot aan de schedelbasis) en/of schaafwonden in het gelaat, of zodanig lichamelijk letsel werd toegebracht, dat daaruit tijdelijke ziekte of verhindering in de uitoefening van de normale bezigheden is ontstaan;
subsidiair:
hij op of omstreeks 25 november 2011 te 's-Gravenhage als bestuurder van een voertuig (auto), daarmee rijdende op de weg, de Parallelweg, als volgt heeft gehandeld:
hij, verdachte aldaar,
  • niet de nodige voorzichtigheid in acht heeft genomen en/of onvoldoende aandacht heeft gehad voor het verkeer en/of de verkeerssituatie ter plaatse, immers was hij bezig met het bedienen en/of verwijderen van een in dat motorrijtuig aanwezige muziekinstallatie en/of (vervolgens)
  • een (scherpe) stuurbeweging naar rechts heeft gemaakt en met een aanzienlijke snelheid het trottoir is genaderd en/of opgereden en/of (vervolgens)
  • tegen een zich op dat trottoir bevindende voetganger is gebotst, althans die voetganger klem heeft gereden tengevolge waarvan die voetganger ten val is gekomen, waardoor een ander (genaamd [benadeelde partij]) letsel heeft bekomen, door welke gedraging(en) van verdachte gevaar op die weg werd veroorzaakt, althans kon worden veroorzaakt, en/of het verkeer op die weg werd gehinderd, althans kon worden gehinderd.
Het vonnis waarvan beroep
Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven omdat het hof zich daarmee niet verenigt.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het primair ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
primair:
hij op 25 november 2011 te 's-Gravenhage als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig (auto), daarmede rijdende over de Parallelweg zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden door aanmerkelijk onvoorzichtig als volgt te handelen: hij, verdachte aldaar,
  • niet de nodige voorzichtigheid in acht heeft genomen en onvoldoende aandacht heeft gehad voor het verkeer en de verkeerssituatie ter plaatse, immers was hij bezig met het verwijderen van een in dat motorrijtuig aanwezige muziekinstallatie en
  • een stuurbeweging naar rechts heeft gemaakt en met een aanzienlijke snelheid het trottoir is genaderd en (vervolgens)
  • tegen een zich op dat trottoir bevindende voetganger is gebotst, tengevolge waarvan die voetganger ten val is gekomen, waardoor [benadeelde partij] zwaar lichamelijk letsel, te weten een klaplong en een ribfractuur en een hersenkneuzing en een schedelfractuur (tot aan de schedelbasis) werd toegebracht;
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in de verdediging.
Bewijsvoering
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat en die reden geven tot de bewezenverklaring.
In die gevallen waarin de wet aanvulling van het arrest vereist met de bewijsmiddelen dan wel, voor zover artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering wordt toegepast, met een opgave daarvan, zal zulks plaatsvinden in een aanvulling die als bijlage aan dit arrest zal worden gehecht.
Nadere bewijsoverweging
Door de verdediging wordt bestreden dat het verkeersongeval waardoor het slachtoffer letsel heeft opgelopen, te wijten is aan roekeloos, dan wel zeer, althans aanmerkelijk onvoorzichtig en/of onoplettend verkeersgedrag van de verdachte. Dit standpunt is door de verdediging nader toegelicht aan de hand van de ter zitting overgelegde pleitnota.
Het hof overweegt ten aanzien van dit verweer als volgt.
Uit de bewijsmiddelen kan worden afgeleid dat het verkeersongeval op de Parallelweg te Den Haag heeft plaatsgevonden en dat verdachte zich voorafgaand aan het verkeersongeval in een personenauto op die weg bevond, alwaar hij met een snelheid van ongeveer 50 kilometer per uur reed. De verdachte heeft ter terechtzitting in hoger beroep verklaard dat hij de weg goed kende en dat hij op het smalle trottoir naast de weg een voetganger zag lopen. Voorts heeft de verdachte verklaard dat hij het frontje uit zijn radio had geklikt en daarbij even in de richting van zijn radio keek. Vervolgens boog de verdachte richting zijn dashboardkastje om het frontje daarin te gooien. De verdachte heeft verklaard dat hij door voornoemde verrichting enkele seconden het goede zicht op de weg kwijt is geweest.
Het hof is van oordeel dat op grond van het voorgaande genoegzaam vast is komen te staan dat de verdachte met laatstgenoemd handelen aanmerkelijk onvoorzichtig heeft gehandeld en onvoldoende aandacht heeft gehad voor de verkeerssituatie ter plaatse. Op grond van de overige bewijsmiddelen blijkt voorts dat de verdachte een stuurbeweging naar rechts heeft gemaakt, zodoende het trottoir heeft genaderd en vervolgens met zijn auto tegen het zich op dat trottoir bevindende slachtoffer is gebotst, waardoor dit slachtoffer ten val is gekomen en ernstig letsel heeft opgelopen. Gelet op het voorgaande is het hof van oordeel dat wettig en overtuigend bewezen is hetgeen de verdachte primair ten laste is gelegd. Het verweer wordt derhalve verworpen.
Strafbaarheid van het bewezen verklaarde
Het primair bewezen verklaarde levert op:
Overtreding van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994, terwijl het een ongeval betreft waardoor een ander lichamelijk letsel wordt toegebracht.
Strafbaarheid van de verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.
Vordering van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd en dat de verdachte ter zake van het primair ten laste gelegde zal worden veroordeeld tot een taakstraf voor de duur van 100 uren, subsidiair 50 dagen hechtenis alsmede tot een ontzegging van de bevoegdheid tot het besturen van motorrijtuigen voor de duur van 4 maanden, met aftrek van de tijd dat het rijbewijs reeds ingevorderd of ingehouden is geweest.
Strafmotivering
Het hof heeft de op te leggen straffen bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en op grond van de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan is gebleken uit het onderzoek ter terechtzitting.
Daarbij heeft het hof in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen. De verdachte heeft op de bewezen verklaarde wijze een verkeersongeval veroorzaakt, waarbij het slachtoffer zwaar lichamelijk letsel heeft opgelopen. Hij heeft met zijn handelen een onnodige actie uitgevoerd waaruit blijkt dat het de verdachte ontbrak aan besef van de grote gevaren die het aldus besturen van een auto teweegbrengt voor het menselijk leven, de lichamelijke integriteit en de verkeersveiligheid.
Het hof heeft voorts acht geslagen op een de verdachte betreffend uittreksel Justitiële Documentatie d.d. 24 mei 2013, waaruit blijkt dat hij niet eerder onherroepelijk is veroordeeld voor het plegen van een strafbaar feit.
Het hof is - alles overwegende - van oordeel dat een geheel onvoorwaardelijke taakstraf van na te melden duur in combinatie met een deels onvoorwaardelijke ontzegging van de rijbevoegdheid van na te melden duur een passende en geboden reactie vormen.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Het hof heeft gelet op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c en 22d van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 6, 175 en 179 van de Wegenverkeerswet 1994, zoals zij rechtens gelden dan wel golden.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het primair ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het primair bewezen verklaarde strafbaar en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
taakstrafvoor de duur van
80 (tachtig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
40 (veertig) dagen hechtenis.
Ontzegt de verdachte ter zake van het primair bewezen verklaarde de
bevoegdheid motorrijtuigen te besturenvoor de duur van
180 (honderdtachtig) dagen.
Bepaalt dat een gedeelte van de bijkomende straf van ontzegging, groot
131 (honderdeenendertig) dagen, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
2 (twee) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Bepaalt dat de tijd, gedurende welke het rijbewijs van de verdachte ingevolge artikel 164 van de Wegenverkeerswet 1994 vóór het tijdstip, waarop deze uitspraak voor wat betreft de in artikel 179 van die wet genoemde bijkomende straf voor tenuitvoerlegging vatbaar is geworden, ingevorderd of ingehouden is geweest, op de duur van bovengenoemde bijkomende straf geheel in mindering zal worden gebracht.
Dit arrest is gewezen door mr. G.P.A. Aler, mr. T.J.P. van Os van den Abeelen en mr. M.F.L.M. van der Grinten, in bijzijn van de griffier mr. R.T. Poort.
Het is uitgesproken op de openbare terechtzitting van het hof van 17 juni 2013.
Mr. M.F.L.M. van der Grinten is buiten staat dit arrest te ondertekenen.