ECLI:NL:GHDHA:2013:2467

Gerechtshof Den Haag

Datum uitspraak
26 april 2013
Publicatiedatum
10 juli 2013
Zaaknummer
BK-12/00163
Instantie
Gerechtshof Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Verwijzing na Hoge Raad
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verwijzing naar Gerechtshof Den Haag na cassatie door Hoge Raad inzake navorderingsaanslagen en boetebeschikkingen

In deze zaak, die voor het Gerechtshof Den Haag diende, betreft het een beroep van belanghebbende tegen de uitspraken van de Inspecteur met betrekking tot navorderingsaanslagen in de vermogensbelasting over de jaren 1992 tot en met 1998 en boetebeschikkingen over de jaren 1999 en 2000. De Inspecteur had eerder verhogingen van 100 procent opgelegd, welke verhogingen geen kwijtschelding hadden gekregen. Na bezwaar van belanghebbende heeft de Inspecteur de uitspraken gehandhaafd. Het Gerechtshof Amsterdam heeft in een eerdere uitspraak van 3 februari 2011 de beroepen van belanghebbende gegrond verklaard en de uitspraken van de Inspecteur vernietigd, maar de Hoge Raad heeft in zijn arrest van 17 februari 2012 de zaak terugverwezen naar het Gerechtshof Den Haag voor verdere behandeling.

Tijdens de mondelinge behandeling op 12 april 2013 heeft de Inspecteur aangegeven dat hij niet in staat was het bewijs te leveren dat naar maatstaven van boeterecht van hem verlangd werd. Hierdoor heeft hij zich verenigd met het standpunt van belanghebbende dat de verhogingen en boeten moesten vervallen. Het Gerechtshof heeft vervolgens geoordeeld dat het beroep van belanghebbende gegrond is en heeft de uitspraken van de Inspecteur vernietigd, de verhogingen en boeten laten vervallen en de navorderingsaanslagen verminderd.

Daarnaast heeft het Hof de Inspecteur veroordeeld in de proceskosten van belanghebbende, vastgesteld op € 1.416, waarbij rekening is gehouden met de samenhang met een andere zaak. De uitspraak is op 26 april 2013 in het openbaar uitgesproken, en partijen zijn geïnformeerd over hun recht om binnen zes weken beroep in cassatie in te stellen bij de Hoge Raad der Nederlanden.

Uitspraak

GERECHTSHOF DEN HAAG
Team Belastingrecht
meervoudige kamer
nummer BK-12/00163

Uitspraak van 26 april 2013

in het geding tussen:

[X] te [Z], belanghebbende,

en
de directeur van de Belastingdienst Amsterdam(dan wel Holland-Noord), de Inspecteur,
op het beroep van belanghebbende tegen de uitspraken van de Inspecteur betreffende de hierna vermelde navorderingsaanslagen en beschikkingen.

Navorderingsaanslagen, kwijtscheldingsbesluiten, boetebeschikkingen en bezwaar

1.1.1. Aan belanghebbende zijn over de jaren 1992 tot en met 1998 navorderingsaanslagen in de vermogensbelasting opgelegd. De navorderingsaanslagen zijn opgelegd met een verhoging van 100 percent van de belasting, van welke verhoging geen kwijtschelding is verleend.
1.1.2. Aan belanghebbende zijn over de jaren 1999 en 2000 navorderingsaanslagen in de vermogensbelasting opgelegd en bij beschikking een boete van 100 percent.
1.2. De navorderingsaanslagen, de kwijtscheldingsbesluiten en de boetebeschikkingen zijn, na daartegen gemaakt bezwaar, bij uitspraken van de Inspecteur gehandhaafd.

Loop van het geding

2.1. Bij uitspraak van 3 februari 2011, nummer 10/00852, heeft het Gerechtshof Amsterdam  voor zover hier van belang  de door belanghebbende tegen de uitspraken van de Inspecteur ingestelde beroepen gegrond verklaard, de uitspraken van de Inspecteur vernietigd, de navorderingsaanslagen en de boeten verminderd en de verhogingen gedeeltelijk kwijtgescholden.
2.2. Bij arrest van 17 februari 2012, nummer 11/01163, heeft de Hoge Raad het door belanghebbende tegen de uitspraak van het Gerechtshof Amsterdam ingestelde beroep in cassatie gegrond verklaard, de hofuitspraak uitsluitend wat betreft de verhogingen voor de jaren 1992 tot en met 1998 en de boeten voor de jaren 1999 en 2000 vernietigd en het geding verwezen naar het Gerechtshof Den Haag ter verdere behandeling en beslissing van de zaak met inachtneming van het arrest.
2.3. Partijen hebben zich over het arrest van de Hoge Raad (het verwijzingsarrest) uitgelaten, belanghebbende bij brieven van 14 maart 2012 en 10 mei 2012, de Inspecteur bij brieven van 19 maart 2012 en 4 mei 2012. Zij hebben van elkaars schrifturen, waarvan de inhoud als hier ingelast wordt beschouwd, kunnen kennis nemen.
2.4. De mondelinge behandeling van de zaak heeft plaatsgehad ter zitting van het Hof van 12 april 2013, gehouden te Den Haag. Partijen zijn verschenen. Ter zitting is tevens de zaak met het kenmerk BK-12/00159 behandeld.

Beoordeling van het beroep na verwijzing

3.1. De Inspecteur heeft te kennen gegeven dat naar maatstaven van boeterecht het van hem te verlangen bewijs niet is te leveren en heeft zich daarom alsnog verenigd met het standpunt van belanghebbende dat de verhogingen en de boeten moeten vervallen.
3.2. Dat voert het Hof tot de conclusie dat het beroep gegrond is. Bijgevolg moet worden beslist zoals hierna is vermeld.

Proceskosten en schadevergoeding

Het Hof ziet reden de Inspecteur te veroordelen in de door belanghebbende in beroep na verwijzing gemaakte proceskosten. Het Hof stelt de kosten wegens beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 1.416: 2 punten à € 472 x 1,5 (gewicht), van welk bedrag wegens samenhang met de zaak BK-12/00159 de helft, ofwel € 708, aan die zaak wordt toegerekend. Voor een hogere of lagere vergoeding acht het Hof geen termen aanwezig.

Beslissing

Het Gerechtshof:
  • vernietigt de uitspraken op bezwaar die zien op een verhoging of een boete;
  • vernietigt de kwijtscheldingsbesluiten;
  • vermindert de navorderingsaanslagen aldus, dat telkens de verhoging vervalt;
  • vernietigt de boetebeschikkingen; en
  • veroordeelt de Inspecteur in de proceskosten na verwijzing aan de zijde van belanghebbende, vastgesteld op € 708.
De uitspraak is vastgesteld door mrs. U.E. Tromp, J.T. Sanders en W.M.G. Visser, in tegenwoordigheid van de griffier E. Kalač. De beslissing is op 26 april 2013 in het openbaar uitgesproken.
aangetekend aan
partijen verzonden:
Zowel de belanghebbende als het daartoe bevoegde bestuursorgaan kanbinnen zes wekenna de verzenddatum van deze uitspraak beroep in cassatie instellen bij de Hoge Raad der Nederlanden. Daarbij moet het volgende in acht worden genomen:
1.
Bij het beroepschrift wordt een kopie van deze uitspraak gevoegd.
2.
Het beroepschrift wordt ondertekend en bevat ten minste:
  • de naam en het adres van de indiener;
  • de dagtekening;
  • de vermelding van de uitspraak waartegen het beroep in cassatie is gericht;
  • de gronden van het beroep in cassatie.
Het beroepschrift moet worden gezonden aan de Hoge Raad der Nederlanden (belastingkamer), Postbus 20303, 2500 EH Den Haag.
De partij die beroep in cassatie instelt is griffierecht verschuldigd en zal daarover bericht ontvangen van de griffier van de Hoge Raad. In het cassatieberoepschrift kan worden verzocht de wederpartij te veroordelen in de proceskosten.