ECLI:NL:GHDHA:2013:2520

Gerechtshof Den Haag

Datum uitspraak
12 juli 2013
Publicatiedatum
12 juli 2013
Zaaknummer
22-005869-12
Instantie
Gerechtshof Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van een vader voor onttrekking van minderjarige kinderen aan het gezag van de moeder en mishandeling

Op 12 juli 2013 heeft het Gerechtshof Den Haag een 37-jarige man veroordeeld voor het onttrekken van zijn vier minderjarige kinderen aan het gezag van hun moeder gedurende de periode van 18 september 2010 tot 18 mei 2012. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte de kinderen zonder toestemming van de moeder naar Marokko heeft meegenomen en hen daar heeft achtergelaten, waardoor de uitoefening van het gezag door de moeder feitelijk onmogelijk werd gemaakt. Daarnaast is bewezen verklaard dat de verdachte zijn ex-vrouw in maart 2011 heeft mishandeld. Het hof legt de verdachte een gevangenisstraf op van drie jaren, waarvan één jaar voorwaardelijk met een proeftijd van drie jaren. De verdachte is eerder veroordeeld voor mishandeling, wat meegewogen is in de strafmaat. De vordering van de benadeelde partij, de moeder van de kinderen, tot schadevergoeding is gedeeltelijk toegewezen, waarbij het hof oordeelt dat de verdachte aansprakelijk is voor zowel materiële als immateriële schade. Het hof heeft de vordering tot schadevergoeding van de moeder tot een totaalbedrag van € 5.318,- toegewezen, bestaande uit € 318,- materiële schade en € 5.000,- immateriële schade. De verdachte is ook verplicht om een bedrag van € 500,- te betalen aan de Staat ten behoeve van de moeder, als gevolg van de immateriële schade die zij heeft geleden door de mishandeling. Het hof heeft de vordering van de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk verklaard, wat betekent dat zij in dat deel van de vordering naar de burgerlijke rechter moet.

Uitspraak

Rolnummer: 22-005869-12
Parketnummers: 09-925920-11, 09-655265-12 en 09-134117-11
Datum uitspraak: 12 juli 2013
TEGENSPRAAK

Gerechtshof Den Haag

meervoudige kamer voor strafzaken

Arrest

gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de rechtbank 's-Gravenhage van 14 december 2012 in de strafzaak tegen de verdachte:

[verdachte],

geboren te [plaats] (Marokko) op [dag] 1976,
thans gedetineerd in PI De IJssel te Krimpen aan den IJssel.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg en het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep van dit hof van
28 juni 2013.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
Procesgang
In eerste aanleg is de verdachte ter zake van het onder 1, 2 en 3 onder parketnummer 09-925920-11 ten laste gelegde en het onder parketnummer 09-655265-12 ten laste gelegde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van drie jaren, waarvan een jaar voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaren. Voorts zijn beslissingen genomen omtrent de vorderingen van de benadeelde partij, met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel, een en ander als nader omschreven in het vonnis.
Namens de verdachte is tegen het vonnis hoger beroep ingesteld.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
Zaak met parketnummer 09-925920-11:
1.
hij op of omstreeks de periode van 18 september 2010 tot en met 8 december 2011 te Zoetermeer, althans in Nederland en/of te d'Al Hoceima, althans in Marokko tezamen en in vereniging met anderen of een ander, althans alleen, opzettelijk vier, althans een of meerdere, minderjarige(n), (allen) beneden de twaalf jaren oud, te weten
- [slachtoffer 1] (geboren [dag] 2000) en/of
- [slachtoffer 2] (geboren [dag] 2001) en/of
- [slachtoffer 3] (geboren [dag] 2004) en/of
- [slachtoffer 4] (geboren [dag] 2006),
heeft onttrokken aan het wettig over die minderjarige(n) gestelde gezag en/of aan het opzicht van degene, die dat gezag en/of opzicht desbevoegd over hem/haar/hen uitoefende, immers heeft verdachte daar toen tezamen en in vereniging met anderen of een ander, althans alleen,
- zonder toestemming van de moeder, te weten [moeder], (een of meerdere) voornoemde minderjarige(n) naar Marokko meegenomen/vervoerd en/of
- zonder toestemming van de moeder voornoemde minderjarige(n) in Marokko achtergelaten en/of
- de terugkeer van die minderjarige(n) naar hun moeder/naar Nederland belemmerd, waardoor:
- de uitoefening van het gezag door de moeder, te weten [moeder] (die samen met vader, zijnde verdachte, het gemeenschappelijk ouderlijk gezag over voornoemde kinderen heeft) feitelijk onmogelijk is gemaakt en/of
- die minderjarige(n) werd(en) onttrokken aan het wettig gezag, hetwelk de moeder, te weten [moeder] (tezamen met vader, zijnde verdachte), over die minderjarige(n) uitoefende en/of
- die minderjarige(n) werden onttrokken aan het opzicht dat de moeder, te weten [moeder], desbevoegd, te weten op grond van een rechterlijke beschikking van de rechtbank 's-Gravenhage d.d. 13 februari 2008, over die minderjarige(n) uitoefende;
2.
hij op of omstreeks 24 maart 2011 te Zoetermeer
opzettelijk zijn echtgenoot, althans een persoon, te weten [moeder], één of meerdere malen heeft geslagen en/of gestompt en/of geschopt, op haar mond en/of op haar linker oog, althans in haar gezicht en/of op haar rug, althans op haar lichaam, waardoor deze letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden;
3.
hij op of omstreeks juni 2010 te Zoetermeer opzettelijk zijn echtgenoot, althans een persoon, te weten [moeder], met een sleutelbos, althans een soortgelijk scherp en/of puntig voorwerp, op haar achterhoofd, althans haar hoofd, heeft geslagen en/of in haar achterhoofd, althans haar hoofd, heeft geprikt, waardoor deze letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden;
Zaak met parketnummer 09-655265-12 (gevoegd):
1.
hij op of omstreeks de periode van 9 december 2011 tot en met 18 mei 2012 te Zoetermeer, althans in Nederland en/of te d'Al Hoceima, althans in Marokko tezamen en in vereniging met anderen of een ander, althans alleen, opzettelijk vier, althans een of meerdere, minderjarige(n), (allen) beneden de twaalf jaren oud, te weten
- [slachtoffer 1] (geboren [dag] 2000) en/of
- [slachtoffer 2] (geboren [dag] 2001) en/of
- [slachtoffer 3] (geboren [dag] 2004) en/of
- [slachtoffer 4] (geboren [dag] 2006),
heeft onttrokken aan het wettig over die minderjarige(n) gestelde gezag en/of aan het opzicht van degene, die dat gezag en/of opzicht desbevoegd over hem/haar/hen uitoefende, immers heeft verdachte daar toen tezamen en in vereniging met anderen of een ander, althans alleen,
- zonder toestemming van de moeder, te weten [moeder], (een of meerdere) voornoemde minderjarige(n) in Marokko laten verblijven en/of
- (tegen de wil in van [moeder]) de terugkeer van die minderjarige(n) naar hun moeder/naar Nederland belemmerd, waardoor:
- de uitoefening van het gezag door de moeder, te weten [moeder] (die samen met vader, zijnde verdachte, het gemeenschappelijk ouderlijk gezag over voornoemde kinderen heeft) feitelijk onmogelijk is gemaakt en/of
- die minderjarige(n) werd(en) onttrokken aan het wettig gezag, hetwelk de moeder, te weten [moeder] (tezamen met vader, zijnde verdachte), over die minderjarige(n) uitoefende en/of
- die minderjarige(n) werden onttrokken aan het opzicht dat de moeder, te weten [moeder], desbevoegd, te weten op grond van een rechterlijke beschikking van de rechtbank 's-Gravenhage d.d. 13 februari 2008, over die minderjarige(n) uitoefende;
Het vonnis waarvan beroep
Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven omdat het hof zich daarmee niet verenigt.
Vrijspraak
Naar het oordeel van het hof is niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen aan de verdachte in de zaak met parketnummer 09-925920-11 onder 3 is ten laste gelegd, zodat de verdachte daarvan behoort te worden vrijgesproken.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het in de zaak met parketnummer 09-925920-11 onder 1 en 2 en in de zaak met parketnummer 09-655265-12 onder 1 ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
Zaak met parketnummer 09-925920-11:
1.
hij
inde periode van 18 september 2010 tot en met 8 december 2011 te Zoetermeer, althans in Nederland en/of te d'Al Hoceima, althans in Marokko opzettelijk vier minderjarigen, allen beneden de twaalf jaren oud, te weten
- [slachtoffer 1] (geboren [dag] 2000) en
- [slachtoffer 2] (geboren [dag] 2001) en
- [slachtoffer 3] (geboren [dag] 2004) en
- [slachtoffer 4] (geboren [dag] 2006),
heeft onttrokken aan het wettig over die minderjarigen gestelde gezag en aan het opzicht van degene, die dat gezag en opzicht desbevoegd over hen uitoefende, immers heeft verdachte daar toen
- zonder toestemming van de moeder, te weten [moeder], voornoemde minderjarigen naar Marokko meegenomen en
- zonder toestemming van de moeder voornoemde minderjarigen in Marokko achtergelaten en
- de terugkeer van die minderjarigen naar hun moeder/naar Nederland belemmerd, waardoor:
- de uitoefening van het gezag door de moeder, te weten [moeder] (die samen met vader, zijnde verdachte, het gemeenschappelijk ouderlijk gezag over voornoemde kinderen heeft) feitelijk onmogelijk is gemaakt en
- die minderjarigen werden onttrokken aan het wettig gezag, hetwelk de moeder, te weten [moeder] (tezamen met vader, zijnde verdachte), over die minderjarigen uitoefende en
- die minderjarige
(n
)werden onttrokken aan het opzicht dat de moeder, te weten [moeder], desbevoegd, te weten op grond van een rechterlijke beschikking van de rechtbank 's-Gravenhage d.d. 13 februari 2008, over die minderjarigen uitoefende;
2.
hij op of omstreeks 24 maart 2011 te Zoetermeer opzettelijk [moeder]heeft geslagen en geschopt, op haar mond en/of op haar linker oog, althans in haar gezicht en/of op haar rug, althans op haar lichaam, waardoor deze letsel heeft bekomen;
Zaak met parketnummer 09-655265-12 (gevoegd):
1.
hij
inde periode van 9 december 2011 tot en met 18 mei 2012 te Zoetermeer, althans in Nederland en/of te d'Al Hoceima, althans in Marokko opzettelijk vier minderjarigen, allen beneden de twaalf jaren oud, te weten
- [slachtoffer 1] (geboren [dag] 2000) en
- [slachtoffer 2] (geboren [dag] 2001) en
- [slachtoffer 3] (geboren [dag] 2004) en
- [slachtoffer 4] (geboren [dag] 2006),
heeft onttrokken aan het wettig over die minderjarige
(n
)gestelde gezag en aan het opzicht van degene, die dat gezag en opzicht desbevoegd over hen uitoefende, immers heeft verdachte daar toen
- zonder toestemming van de moeder, te weten [moeder], voornoemde minderjarigen in Marokko laten verblijven en
- (tegen de wil in van [moeder]) de terugkeer van die minderjarigen naar hun moeder/naar Nederland belemmerd, waardoor:
- de uitoefening van het gezag door de moeder, te weten [moeder] (die samen met vader, zijnde verdachte, het gemeenschappelijk ouderlijk gezag over voornoemde kinderen heeft) feitelijk onmogelijk is gemaakt en
- die minderjarigen werden onttrokken aan het wettig gezag, hetwelk de moeder, te weten [moeder] (tezamen met vader, zijnde verdachte), over die minderjarigen uitoefende en
- die minderjarigen werden onttrokken aan het opzicht dat de moeder, te weten [moeder], desbevoegd, te weten op grond van een rechterlijke beschikking van de rechtbank 's-Gravenhage d.d. 13 februari 2008, over die minderjarigen uitoefende;
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in de verdediging.
Bewijsvoering
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat en die reden geven tot de bewezenverklaring.
In die gevallen waarin de wet aanvulling van het arrest vereist met de bewijsmiddelen dan wel, voor zover artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering wordt toegepast, met een opgave daarvan, zal zulks plaatsvinden in een aanvulling die als bijlage aan dit arrest zal worden gehecht.
Strafbaarheid van het bewezen verklaarde
Het in de zaak met parketnummer 09-925920-11 onder 1 en het in de zaak met parketnummer 09-655265-12 bewezen verklaarde levert op:
de voortgezette handeling van opzettelijk een minderjarige onttrekken aan het wettig over hem gesteld gezag, terwijl de minderjarige beneden de twaalf jaren oud is en
opzettelijk een minderjarige onttrekken aan het opzicht van degene die dit desbevoegd over hem uitoefent, terwijl de minderjarige beneden de twaalf jaren oud is,
meermalen gepleegd.
Het in de zaak met parketnummer 09-925920-11 onder 2 bewezen verklaarde levert op:

mishandeling.

Strafbaarheid van de verdachte
Ter terechtzitting in hoger beroep heeft de raadsvrouw op gronden als verwoord in haar pleitnota - kort en zakelijk weergegeven - betoogd dat er sprake is geweest van psychische overmacht en de verdachte op die grond niet strafbaar kan worden geacht en derhalve dient te worden ontslagen van alle rechtsvervolging.
Hieraan legt de raadsvrouw (impliciet) ten grondslag dat de moeder van de kinderen – kennelijk gedurende de gehele ten laste gelegde periode van 18 september 2010 tot en met 18 mei 2012 - niet voor de kinderen kon zorgen en eveneens dat haar in Nederland wonende familieleden daartoe niet in staat waren. Deze stellingen zijn naar het oordeel van het hof overigens niet dan wel onvoldoende feitelijk onderbouwd en evenmin aannemelijk geworden, behoudens ten aanzien van de moeder gedurende een periode van ongeveer 1 maand na 18 september 2010. Het hof betrekt in dit oordeel mede de beschikking van de rechtbank van 13 september 2012, waarbij – bij voorraad uitvoerbaar – het ouderlijk gezag uitsluitend aan de moeder is toegewezen en de beschikking van het hof van
5 juni 2013.
Het hof overweegt ten aanzien van het beroep op psychische overmacht voorts dat hiervan slechts sprake is in gevallen van een van buiten komende dwang dan wel een drang waaraan de verdachte redelijkerwijze geen weerstand kon en ook niet behoefde te bieden. De door de raadsvrouw aangevoerde omstandigheden leveren – ook los van het hiervoor overwogene - een zodanige dwang dan wel drang naar het oordeel van het hof niet op. Daarbij had verdachte een minder ingrijpend middel kunnen kiezen dan het overbrengen van de kinderen naar Marokko zoals de kinderen tijdelijk zelf opvoeden in Nederland. Het beroep op psychische overmacht wordt verworpen. Ook overigens is er geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.
Vordering van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd en dat de verdachte ter zake van het ten laste gelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van vier jaren, waarvan een jaar voorwaardelijk, met een proeftijd van drie jaren.
Strafmotivering
Het hof heeft de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en op grond van de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan is gebleken uit het onderzoek ter terechtzitting.
Daarbij heeft het hof in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen. De verdachte heeft zich gedurende een periode van meer dan anderhalf jaar schuldig gemaakt aan onttrekking aan het wettig gezag van zijn vier minderjarige kinderen, hetwelk de moeder, samen met de verdachte uitoefende, alsmede aan onttrekking aan het opzicht van de moeder die dit desbevoegd over hen uitoefende. De kinderen waren allen beneden twaalf jaar. Als gevolg van het handelen van verdachte raakten de kinderen hun vertrouwde omgeving kwijt en moesten zij onvoorbereid en langdurig in een ander land wonen bij de ouders van de verdachte. De verdachte heeft aldus het leven van zijn kinderen alsmede dat van hun moeder ernstig ontwricht.
De verdachte heeft zich voorts op de bewezen verklaarde wijze schuldig gemaakt aan mishandeling van zijn
ex-vrouw. Als gevolg daarvan heeft het slachtoffer zichtbaar letsel opgelopen. Door zijn handelwijze heeft de verdachte inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van het slachtoffer.
Het hof heeft acht geslagen op een de verdachte betreffend uittreksel Justitiële Documentatie
d.d. 14 juni 2013, waaruit blijkt dat de verdachte eerder onherroepelijk is veroordeeld voor het plegen van een strafbaar feit, te weten een mishandeling. Dat heeft hem er kennelijk niet van weerhouden de onderhavige feiten te plegen.
Het hof is - alles overwegende - van oordeel dat een deels voorwaardelijke gevangenisstraf van na te melden duur een passende en geboden reactie vormt.
Vordering tot schadevergoeding [moeder]
In het onderhavige strafproces heeft [moeder] zich als benadeelde partij gevoegd en een vordering ingediend tot vergoeding van geleden materiële en immateriële schade als gevolg van het aan de verdachte in de zaak met parketnummer 09-925920-11 onder 1 en in de zaak met parketnummer 09-655265-12 ten laste gelegde, tot een bedrag van € 5.318,-, bestaande uit € 318,- materiële schade en € 5.000,- immateriële schade .
In hoger beroep is deze vordering aan de orde tot dit in eerste aanleg volledig toegewezen bedrag van € 5.318,-.
De advocaat-generaal heeft geconcludeerd tot volledige toewijzing van de vordering van de benadeelde partij, met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
De vordering van de benadeelde partij is door en namens de verdachte betwist.
Naar het oordeel van het hof heeft de benadeelde partij aangetoond dat de gestelde materiële schade is geleden en dat deze schade een rechtstreeks gevolg is van het in de zaak met parketnummer 09-655265-12 bewezen verklaarde. De vordering van de benadeelde partij zal derhalve worden toegewezen.
Het hof is van oordeel dat aannemelijk is geworden dat er immateriële schade is geleden en dat deze schade het rechtstreeks gevolg is van het onder in de zaak met parketnummer 09-925920-11 onder 1 en in de zaak met parketnummer 09-655265-12 bewezen verklaarde. De vordering ter zake van geleden immateriële schade leent zich - naar maatstaven van billijkheid - voor toewijzing tot het gevorderde bedrag.
Betaling aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer[moeder]
Nu vaststaat dat de verdachte tot een bedrag van
€ 5.318,- aansprakelijk is voor de schade die door het bewezen verklaarde is toegebracht, zal het hof aan de verdachte de verplichting opleggen dat bedrag aan de Staat te betalen ten behoeve van het slachtoffer
[moeder].
Vordering tot schadevergoeding [moeder]
In het onderhavige strafproces heeft [moeder] zich als benadeelde partij gevoegd en een vordering ingediend tot vergoeding van geleden immateriële schade als gevolg van het aan de verdachte in de zaak met parketnummer
09-925920-11 onder 2 en 3 ten laste gelegde, tot een bedrag van € 1.500,-.
In hoger beroep is deze vordering aan de orde tot dit in eerste aanleg gevorderde en in hoger beroep gehandhaafde bedrag van € 1.500,-.
De advocaat-generaal heeft geconcludeerd tot toewijzing van een gedeelte van de vordering van de benadeelde partij tot een bedrag van € 500,-, met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
De vordering van de benadeelde partij is door en namens de verdachte betwist.
Het hof is er vanuit gegaan dat de benadeelde partij per feit € 750,- heeft gevorderd. Nu de verdachte ter zake van het in de zaak met parketnummer 09-925920-11 onder 3 ten laste gelegde is vrijgesproken, dient de benadeelde partij in zoverre niet-ontvankelijk te worden verklaard in de vordering, te weten tot een bedrag van € 750,-.
Het hof is van oordeel dat aannemelijk is geworden dat er immateriële schade is geleden en dat deze schade het rechtstreeks gevolg is van het in de zaak met parketnummer 09-925920-11 onder 2 bewezen verklaarde. De vordering leent zich - naar maatstaven van billijkheid - voor toewijzing tot een bedrag van € 500,-, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente over dit bedrag vanaf 24 maart 2011 tot aan de dag der algehele voldoening.
Voor het overige, te weten een bedrag van € 250,-, levert behandeling van de vordering van de benadeelde partij naar het oordeel van het hof een onevenredige belasting van het strafgeding op. Het hof zal dan ook bepalen dat de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk is in de vordering tot vergoeding van de geleden schade. Deze kan in zoverre bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
Betaling aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer[moeder]
Nu vaststaat dat de verdachte tot een bedrag van € 500,- aansprakelijk is voor de schade die door het bewezen verklaarde is toegebracht, zal het hof aan de verdachte de verplichting opleggen dat bedrag aan de Staat te betalen ten behoeve van het slachtoffer [moeder].
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Het hof heeft gelet op de artikelen 14a, 14b, 14c, 36f, 55, 56, 57, 279 en 300 van het Wetboek van Strafrecht, zoals zij rechtens gelden dan wel golden.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het in de zaak met parketnummer 09-925920-11 onder 3 ten laste gelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het in de zaak met parketnummer 09-925920-11 onder 1 en 2 en in de zaak met parketnummer 09-655265-12 ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het in de zaak met parketnummer 09-925920-11 onder 1 en 2 en in de zaak met parketnummer 09-655265-12 bewezen verklaarde strafbaar en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
3 (drie) jaren.
Bepaalt dat een gedeelte van de gevangenisstraf, groot
1 (één) jaar, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
3 (drie) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.

Vordering van de benadeelde partij [moeder]

Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [moeder] ter zake van het in de zaak met parketnummer 09-925920-11 onder 1 en in de zaak met parketnummer 09-655265-12 bewezen verklaarde tot het bedrag van
€ 5.318,00 (vijfduizend driehonderdachttien euro) bestaande uit € 318,00 (driehonderdachttien euro) materiële schade en € 5.000,00 (vijfduizend euro) immateriële schadeen veroordeelt de verdachte om dit bedrag tegen een behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan de benadeelde partij.
Verwijst de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [moeder], een bedrag te betalen van
€ 5.318,00 (vijfduizend driehonderdachttien euro) bestaande uit € 318,00 (driehonderdachttien euro) materiële schade en € 5.000,00 (vijfduizend euro) immateriële schade, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door
61 (eenenzestig) dagen hechtenis, met dien verstande dat de toepassing van die hechtenis de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet opheft.
Bepaalt dat, indien de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat daarmee zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee zijn verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen.

Vordering van de benadeelde partij [moeder]

Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [moeder] ter zake van het in de zaak met parketnummer 09-925920-11 onder 2 bewezen verklaarde tot het bedrag van
€ 500,00 (vijfhonderd euro) ter zake van immateriële schadeen veroordeelt de verdachte om dit bedrag tegen een behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan de benadeelde partij.
Verklaart de benadeelde partij in haar vordering voor het overige niet-ontvankelijk en bepaalt dat zij in zoverre haar vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Verwijst de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [moeder], een bedrag te betalen van
€ 500,00 (vijfhonderd euro) als vergoeding voor immateriële schade, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door
10 (tien) dagen hechtenis, met dien verstande dat de toepassing van die hechtenis de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet opheft.
Bepaalt dat voormelde betalingsverplichting ter zake van de immateriële schade vermeerderd wordt met de wettelijke rente vanaf 24 maart 2011 tot aan de dag der algehele voldoening.
Bepaalt dat, indien de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat daarmee zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee zijn verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen.
Dit arrest is gewezen door mr. W.J. van Boven
mr. C.G.M. van Rijnberk en mr. M.J.J. van den Honert, in bijzijn van de griffier mr. J.J. Prins.
Het is uitgesproken op de openbare terechtzitting van het hof van 12 juli 2013.