Uitspraak
Gerechtshof Den Haag
Arrest
[verdachte],
spreektde verdachte daarvan
vrij.
Gerechtshof Den Haag
In deze zaak heeft het Gerechtshof Den Haag op 4 juli 2013 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank 's-Gravenhage. De verdachte, geboren in Suriname in 1986, was beschuldigd van het opzettelijk doen van een valse aangifte van (winkel)diefstal in vereniging. De tenlastelegging betrof een incident dat plaatsvond op 20 augustus 2011, waarbij de verdachte aangifte deed dat er een strafbaar feit was gepleegd, terwijl hij wist dat dit niet het geval was. De advocaat-generaal had gevorderd dat het vonnis van de eerste aanleg zou worden vernietigd en dat de verdachte zou worden veroordeeld tot een taakstraf van 62 uren, subsidiair 31 dagen hechtenis. In eerste aanleg was de verdachte veroordeeld tot een taakstraf van 120 uren, subsidiair 60 dagen hechtenis.
Tijdens de zittingen in zowel de eerste aanleg als het hoger beroep heeft het hof de vordering van de advocaat-generaal en de verdediging gehoord. Het hof heeft vastgesteld dat er geen bewijs was dat de verdachte op het moment van de aangifte wist dat er geen strafbaar feit was gepleegd, wat een vereiste is voor een geslaagde vervolging op basis van artikel 188 van het Wetboek van Strafrecht. Het hof oordeelde dat de verdachte niet wettig en overtuigend kon worden bewezen dat hij het ten laste gelegde feit had begaan.
Daarom heeft het hof het vonnis waarvan beroep vernietigd en de verdachte vrijgesproken van de tenlastelegging. De beslissing werd genomen door een meervoudige kamer voor strafzaken, bestaande uit drie rechters, en is uitgesproken in het openbaar op 4 juli 2013. Mr. P.J. Wurzer was niet in staat het arrest te ondertekenen.