ECLI:NL:GHDHA:2013:2637

Gerechtshof Den Haag

Datum uitspraak
10 juni 2013
Publicatiedatum
17 juli 2013
Zaaknummer
22-005636-12
Instantie
Gerechtshof Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontucht met minderjarige stiefdochter door zorgdrager

In deze zaak heeft het Gerechtshof Den Haag op 10 juni 2013 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen de verdachte, die zich schuldig heeft gemaakt aan ontucht met zijn minderjarige stiefdochter. De verdachte heeft het slachtoffer, dat destijds tussen de dertien en zestien jaar oud was, gedurende een aanzienlijke periode seksueel misbruikt. De handelingen omvatten onder andere het seksueel binnendringen van haar lichaam. Het hof heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van vijftien maanden, waarbij het hof de ernst van de feiten en de impact op het slachtoffer zwaar heeft meegewogen. De verdachte had de zorg voor het slachtoffer en heeft deze verantwoordelijkheid op ernstige wijze geschonden. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte niet alleen de lichamelijke integriteit van het slachtoffer heeft aangetast, maar ook haar psychische welzijn. De verdachte heeft tijdens de rechtszittingen zijn daden erkend, maar lijkt de schuld voor een groot deel bij het slachtoffer neer te leggen. Het hof heeft de vordering van de benadeelde partij tot schadevergoeding van € 7.000,00 toegewezen, ter compensatie van de immateriële schade die het slachtoffer heeft geleden. De uitspraak benadrukt de ernst van ontuchtpleging met minderjarigen en de verantwoordelijkheden van zorgdragers.

Uitspraak

Rolnummer: 22-005636-12
PROMIS
Parketnummer: 09-647753-11
Datum uitspraak: 10 juni 2013
TEGENSPRAAK

Gerechtshof Den Haag

meervoudige kamer voor strafzaken

Arrest

gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de rechtbank 's-Gravenhage van 26 november 2012 in de strafzaak tegen de verdachte:

[verdachte],

geboren te [geboorteplaats] op [geboortejaar] 1948,
[GBA-adres],
feitelijk verblijvende op het [adres.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg en het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep van dit hof van 27 mei 2013.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
Procesgang
In eerste aanleg is de verdachte ter zake van het primair cumulatief ten laste gelegde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 15 maanden, met aftrek van voorarrest. Voorts is beslist omtrent de vordering van de benadeelde partij als nader omschreven in het vonnis waarvan beroep.
Namens de verdachte is tegen het vonnis hoger beroep ingesteld.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op een of meer tijdstip(pen) gelegen in of omstreeks de periode van [geboortejaar] 1999 tot en met 12 januari 2003 te Ter Aar, met [benadeelde partij], geboren op [geboortejaar] 1987, die de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren had bereikt, buiten echt, een of meer ontuchtige handeling(en) heeft gepleegd, die bestond(en) uit of mede bestond(en) uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [benadeelde partij], hebbende verdachte
  • zijn vinger(s) in de vagina van die [benadeelde partij] geduwd/gestopt en/of
  • zijn vinger(s) en/of tong tussen de schaamlippen van die [benadeelde partij] geduwd/gestopt en/of
  • zijn penis in de mond en/of tussen de schaamlippen van die [benadeelde partij] geduwd/gestopt en/of
  • de vagina en/of de schaamlippen, althans de schaamstreek, van die [benadeelde partij] gelikt en/of betast en/of
  • een/de borst(en) van die [benadeelde partij] in de mond genomen en/of gelikt en/of betast en/of
  • zich door die [benadeelde partij] laten aftrekken, althans zijn penis door die [benadeelde partij] laten betasten;
en/of
hij op een of meer tijdstip(pen) gelegen in of omstreeks de periode van [geboortejaar] 1999 tot en met 12 januari 2004 te Ter Aar ontucht heeft gepleegd met zijn minderjarig stiefkind en/of een aan zijn zorg en/of waakzaamheid toevertrouwde minderjarige, genaamd [benadeelde partij], geboren op [geboortejaar] 1987, immers heeft hij
  • zijn vinger(s) in de vagina van die [benadeelde partij] geduwd/gestopt en/of
  • zijn vinger(s) en/of tong tussen de schaamlippen van die [benadeelde partij] geduwd/gestopt en/of
  • zijn penis in de mond en/of tussen de schaamlippen van die [benadeelde partij] geduwd/gestopt en/of
  • de vagina en/of de schaamlippen, althans de schaamstreek, van die [benadeelde partij] gelikt en/of betast en/of
  • een/de borst(en) van die [benadeelde partij] in de mond genomen en/of gelikt en/of betast en/of
  • zich door die [benadeelde partij] laten aftrekken, althans zijn penis door die [benadeelde partij] laten betasten;
Subsidiair, indien het vorenstaande niet tot een bewezenverklaring en/of een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op een of meer tijdstip(pen) gelegen in of omstreeks de periode van [geboortejaar] 1999 tot en met 12 januari 2003 te Ter Aar met [benadeelde partij], geboren op [geboortejaar] 1987, die toen de leeftijd van zestien jaren nog niet had bereikt, buiten echt, een of meer ontuchtige handeling(en) heeft gepleegd, hebbende hij,
  • zijn vinger(s) in de vagina van die [benadeelde partij] geduwd/gestopt en/of
  • zijn vinger(s) en/of tong tussen de schaamlippen van die [benadeelde partij] geduwd/gestopt en/of
  • zijn penis in de mond en/of tussen de schaamlippen van die [benadeelde partij] geduwd/gestopt en/of
  • de vagina en/of de schaamlippen, althans de schaamstreek, van die [benadeelde partij] gelikt en/of betast en/of
  • een/de borst(en) van die [benadeelde partij] in de mond genomen en/of gelikt en/of betast en/of
  • zich door die [benadeelde partij] laten aftrekken, althans zijn penis door die [benadeelde partij] laten betasten.
Het vonnis waarvan beroep
Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven omdat het hof zich daarmee niet verenigt.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het primair ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op tijdstippen gelegen in of omstreeks de periode van [geboortejaar]
2000tot en met 12 januari 2003 te Ter Aar, met [benadeelde partij], geboren op [geboortejaar] 1987, die de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren had bereikt, buiten echt, een of meer ontuchtige handeling
(en
)heeft gepleegd, die mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [benadeelde partij], hebbende verdachte
  • zijn vingers in de vagina van die [benadeelde partij] geduwd en
  • zijn penis in de mond van die [benadeelde partij] gestopt en
  • de vagina en/of de schaamlippen van die [benadeelde partij] gelikt en betast en
  • een borst van die [benadeelde partij] in de mond genomen en
  • zich door die [benadeelde partij] laten aftrekken;
en
hij op tijdstippen gelegen in of omstreeks de periode van [geboortejaar]
2000tot en met 12 januari
2003te Ter Aar ontucht heeft gepleegd met een aan zijn zorg toevertrouwde minderjarige, genaamd [benadeelde partij], geboren op [geboortejaar] 1987, immers heeft hij
  • zijn vingers in de vagina van die [benadeelde partij] geduwd en
  • zijn penis in de mond van die [benadeelde partij] gestopt en
  • de vagina en/of de schaamlippen van die [benadeelde partij] gelikt en betast en
  • een borst van die [benadeelde partij] in de mond genomen en
  • zich door die [benadeelde partij] laten aftrekken.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in de verdediging.
Bewijsvoering
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat en die reden geven tot de bewezenverklaring.
In die gevallen waarin de wet aanvulling van het arrest vereist met de bewijsmiddelen dan wel, voor zover artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering wordt toegepast, met een opgave daarvan, zal zulks plaatsvinden in een aanvulling die als bijlage aan dit arrest zal worden gehecht.
Nadere bewijsoverweging
De raadsman heeft namens de verdachte bij pleidooi betoogd dat de ten laste gelegde periode aanmerkelijk beperkt dient te worden, alsmede dat de verdachte bewezenverklaring van bepaalde op de dagvaarding vermelde ontuchtige handelingen te vergaand acht. Hij heeft hiertoe aangevoerd dat de verklaring van het slachtoffer ten aanzien van de periode en de seksuele handelingen niet zelfstandig worden ondersteund door verklaringen van de getuigen. Dit betreffen immers verklaringen van ‘horen zeggen’. Hiertegenover staat de verklaring van de verdachte die aangeeft dat het seksueel misbruik heeft plaatsgevonden in een periode van drie tot vier maanden en dat de verdachte weliswaar erkent dat hij bepaalde ontuchtige handelingen heeft verricht, maar dat hij ontkent seksueel bij haar te zijn binnengedrongen.
Het hof stelt vast dat het slachtoffer [benadeelde partij] op 28 maart 2011 een zeer uitgebreide en gedetailleerde verklaring over het seksueel misbruik heeft afgelegd. Haar verklaring vindt in belangrijke mate steun in de op 3 mei 2011 tegenover de politie afgelegde verklaring van de verdachte. In deze verklaring geeft de verdachte onder meer aan dat het slachtoffer zijn piemel in haar mond heeft gehad. Het hof acht de verklaring van het slachtoffer dan ook betrouwbaar en geloofwaardig. De enkele omstandigheid dat de verdachte nadien bij voorbeeld het seksueel binnendringen van het slachtoffer ontkent, doet naar het oordeel van het hof geen afbreuk aan de geloofwaardigheid van de verklaring van het slachtoffer daaromtrent.
Voor wat betreft de ten laste gelegde periode overweegt het hof, dat naast de verklaring van het slachtoffer, ook de getuige [getuige] op 13 april 2011 tegenover de politie heeft verklaard dat [benadeelde partij] hem, toen zij achttien of negentien jaar oud waren, vertelde van het seksueel misbruik door de verdachte van haar dertiende tot haar zestiende levensjaar (zie dossierpagina 55).
Het hof acht dan ook wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte zich op de bewezen verklaarde wijze gedurende een periode van ongeveer drie jaren schuldig heeft gemaakt aan het ontucht met het slachtoffer, waarbij ook seksueel binnendringen van het lichaam heeft plaatsgevonden.
De stelling van de verdachte dat hij door de politie onder druk is gezet en dat hij daarom diverse seksuele handelingen waaronder het seksueel binnendringen bij het slachtoffer heeft erkend, is op geen enkele wijze aannemelijk geworden. Met de rechtbank is het hof van oordeel dat uit de weergave van de verhoren niet blijkt van een ongeoorloofde druk. De politie heeft juist veel open vragen gesteld en de verdachte heeft meer verklaard dan een enkel ‘ja’ of ‘nee’. Zo heeft de verdachte op de opeenvolgende vragen: ‘wat heb je dan wel gedaan?’ en ‘hoe ging dat dan?’ verklaard dat hij [benadeelde partij] aan haar vagina heeft gelikt en dat zij dan zelf haar broek uit deed en hij toen een paar keer aan haar schaamlip heeft gelikt. En nadat hij op de vraag: ‘zijn er nog andere seksuele handelingen gebeurd?’ ‘ja’ heeft geantwoord en heeft verklaard dat ze zijn piemel in haar mond heeft gehad, heeft hij zich kennelijk voldoende vrij van druk gevoeld om op de vraag: ‘is jouw piemel wel eens in de buurt van de vagina van [benadeelde partij] geweest?’ ‘nee’ te antwoorden. De verdachte heeft zijn verklaring vervolgens ook, na doorlezing, ondertekend en is er de volgende dag niet op teruggekomen. Gelet hierop en op de omstandigheid dat het slachtoffer over vergelijkbare seksuele handelingen heeft verklaard, gaat het hof er met de rechtbank van uit dat in elk geval de handelingen als weergegeven in de politieverklaring van de verdachte van 3 mei 2011 hebben plaatsgevonden.
Strafbaarheid van het bewezen verklaarde
het primair bewezen verklaarde levert op:

de eendaadse samenloop van

met iemand, die de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren heeft bereikt, buiten echt, ontuchtige handelingen plegen die mede bestaan uit het seksueel binnendringen van het lichaam, meermalen gepleegd

en

ontucht plegen met een aan zijn zorg toevertrouwde minderjarige, meermalen gepleegd.
Strafbaarheid van de verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.
Vordering van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het vonnis waarvan beroep zal worden bevestigd.
Strafmotivering
Het hof heeft de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en op grond van de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan is gebleken uit het onderzoek ter terechtzitting.
Daarbij heeft het hof in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
De verdachte heeft zich op de bewezen verklaarde wijze schuldig gemaakt aan het plegen van ontucht met een aan zijn zorg toevertrouwde minderjarige, te weten zijn destijds minderjarige stiefdochter. De verdachte heeft haar gedurende een aanzienlijke periode, van haar dertiende tot haar zestiende jaar, seksueel misbruikt. De aard van de handelingen die het slachtoffer heeft moeten verrichten en ondergaan bestonden mede uit het seksueel binnendringen van haar lichaam.
Met de rechtbank rekent het hof de verdachte dit zwaar aan. De verdachte heeft ernstig inbreuk gemaakt op de lichamelijke en psychische integriteit van het destijds nog jonge, kwetsbare slachtoffer. De verdachte was op de hoogte van haar kwetsbaarheid. Het slachtoffer was op 12-jarige leeftijd vanuit Indonesië –waar zij bij haar tante woonde en volgens haar zeggen werd mishandeld- naar Nederland gekomen om te gaan wonen bij haar biologische moeder, de partner van verdachte, die zij sinds haar vierde levensjaar niet meer had gezien. De verdachte had haar een veilig thuis moeten bieden. In plaats daarvan heeft hij zijn woning voor het slachtoffer een plaats doen zijn, waarvan zij meer en meer wilde vluchten. De verdachte heeft het fysieke en psychische welzijn van het slachtoffer ondergeschikt gemaakt aan de bevrediging van zijn eigen seksuele behoeften en een ernstige inbreuk gemaakt op haar ongestoorde (seksuele) ontwikkeling. Uit de schriftelijke slachtofferverklaring blijkt welke ingrijpende gevolgen het handelen van de verdachte voor haar heeft gehad en nog steeds heeft. Jonge slachtoffers van ontucht ondervinden in de regel nog geruime tijd de (psychische) gevolgen van hetgeen hun is aangedaan.
Ter terechtzitting in hoger beroep heeft de verdachte weliswaar met woorden beleden dat hij het gebeurde en de gevolgen voor het slachtoffer betreurt, doch lijkt hij naar ’s hofs indruk terzelfder tijd met name de schuld voor een groot deel bij het slachtoffer neer te leggen.
De raadsman van de verdachte heeft bij pleidooi een voorwaardelijke gevangenisstraf met de bijzondere voorwaarde van reclasseringscontact dan wel een taakstraf bepleit. Het hof heeft echter, gelet op het voorgaande, grote twijfels ten aanzien van de motivatie van de verdachte en acht een geheel voorwaardelijke vrijheidsstraf in het licht van de ernst van de bewezen verklaarde feiten ook geen passende sanctie.
Het hof is - alles overwegende - van oordeel dat een geheel onvoorwaardelijke gevangenisstraf van na te melden duur een passende en geboden reactie vormt.
Vordering tot schadevergoeding
In het onderhavige strafproces heeft [benadeelde partij] zich als benadeelde partij gevoegd en een vordering ingediend tot vergoeding van geleden immateriële schade als gevolg van het aan de verdachte primair ten laste gelegde, tot een bedrag van € 7.000,00.
In hoger beroep is deze vordering aan de orde tot dit in eerste aanleg volledig toegewezen bedrag van € 7.000,00.
De advocaat-generaal heeft geconcludeerd tot toewijzing van de vordering van de benadeelde partij, met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
De vordering van de benadeelde partij is door en namens de verdachte slechts wat betreft de hoogte ervan betwist.
Het hof is van oordeel dat aannemelijk is geworden dat het slachtoffer immateriële schade heeft geleden en dat deze schade het rechtstreeks gevolg is van het primair bewezen verklaarde. De vordering ter zake van geleden immateriële schade leent zich - naar maatstaven van billijkheid - voor toewijzing tot het gevorderde bedrag.
Dit brengt mee dat de verdachte dient te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met de vordering heeft gemaakt, welke kosten het hof vooralsnog begroot op nihil, en in de kosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.
Betaling aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer
Nu vaststaat dat de verdachte tot een bedrag van € 7.000,00 aansprakelijk is voor de schade die door het bewezen verklaarde is toegebracht, zal het hof aan de verdachte de verplichting opleggen dat bedrag aan de Staat te betalen ten behoeve van het slachtoffer [benadeelde partij].
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Het hof heeft gelet op de artikelen 36f, 55, 57, 245 en 249 van het Wetboek van Strafrecht, zoals zij rechtens gelden dan wel golden.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het primair ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het primair bewezen verklaarde strafbaar en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
15 (vijftien) maanden.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [benadeelde partij] ter zake van het primair bewezen verklaarde tot het bedrag van
€ 7.000,00 (zevenduizend euro) ter zake van immateriële schadeen veroordeelt de verdachte om dit bedrag tegen een behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan de benadeelde partij.
Verwijst de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [benadeelde partij], een bedrag te betalen van
€ 7.000,00 (zevenduizend euro) als vergoeding voor immateriële schade, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door
70 (zeventig) dagen hechtenis, met dien verstande dat de toepassing van die hechtenis de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet opheft.
Bepaalt dat, indien de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat daarmee zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee zijn verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen.
Dit arrest is gewezen door mr. G.P.A. Aler, mr. W.P.C.M. Bruinsma en mr. J.M. van de Poll, in bijzijn van de griffier mr. M.J.J. van den Broek.
Het is uitgesproken op de openbare terechtzitting van het hof van 10 juni 2013.