1en 2: bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht, meermalen gepleegd;
3: opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, vernielen.
Strafbaarheid van de verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.
Vordering van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd en dat de verdachte ter zake van het onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van dertig dagen met aftrek van voorarrest.
Het hof heeft de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en op grond van de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan is gebleken uit het onderzoek ter terechtzitting.
Daarbij heeft het hof in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
De verdachte heeft zich op de bewezen verklaarde wijze schuldig gemaakt aan tweemaal een bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht. De verdachte heeft door zijn intimiderende en bedreigende optreden bij de aangevers angst veroorzaakt. Feiten als de onderhavige versterken bovendien de in de samenleving levende gevoelens van angst en onveiligheid.
Daarnaast heeft de verdachte zich schuldig gemaakt aan het vernielen van een aantal sloten van het pand aan de [adres] te Barendrecht. Hierdoor heeft de verdachte schade en overlast veroorzaakt aan de eigenaar van dit pand.
Het hof heeft in het nadeel van de verdachte acht geslagen op een de verdachte betreffend uittreksel Justitiële Documentatie d.d. 6 juni 2013, waaruit blijkt dat de verdachte eerder onherroepelijk is veroordeeld voor het plegen van een soortgelijk feit. Dat heeft hem er kennelijk niet van weerhouden de onderhavige feiten te plegen.
Het hof is - alles overwegende - van oordeel dat een geheel onvoorwaardelijke gevangenisstraf van na te melden duur een passende en geboden reactie vormt.
Vordering tot schadevergoeding
In het onderhavige strafproces heeft [benadeelde partij 1] namens [B.V.] zich als benadeelde partij gevoegd en een vordering ingediend tot vergoeding van geleden materiële schade als gevolg van het aan de verdachte onder 3 ten laste gelegde, tot een bedrag van € 460,-.
In hoger beroep is deze vordering wederom aan de orde tot dit in eerste aanleg gevorderde bedrag.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de vordering van de benadeelde partij tot een bedrag van € 33,- wordt toegewezen en de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk dient te worden verklaard in de vordering.
Naar het oordeel van het hof levert behandeling van de vordering van de benadeelde partij ter zake van het onder 3 bewezen verklaarde een onevenredige belasting van het strafgeding op.
Het hof zal dan ook bepalen dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk is in de vordering. De vordering kan slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
Nu door of namens de verdachte niet is gesteld dat deze met het oog op de verdediging tegen de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij kosten heeft gemaakt, kan een kostenveroordeling achterwege blijven.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Het hof heeft gelet op de artikelen 57, 63, 285 en 350 van het Wetboek van Strafrecht, zoals zij rechtens gelden dan wel golden.