ECLI:NL:GHDHA:2013:2641
Gerechtshof Den Haag
- Hoger beroep
- I.E. de Vries
- J.M. van de Poll
- M. Moussault
- Rechtspraak.nl
Vrijspraak van verdachte in hoger beroep wegens ongewenstverklaring op basis van Vreemdelingenwet
In deze zaak heeft het Gerechtshof Den Haag op 10 juli 2013 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Rotterdam. De verdachte, geboren in Marokko in 1973 en zonder bekende vaste woon- of verblijfplaats in Nederland, was eerder op 27 augustus 2012 veroordeeld tot een gevangenisstraf van drie maanden. De tenlastelegging betrof het verblijf in Nederland als vreemdeling, terwijl hij wist dat hij op grond van artikel 67 van de Vreemdelingenwet 2000 als ongewenst vreemdeling was verklaard. De verdachte had echter geen schriftelijke grieven ingediend tegen het vonnis en was niet verschenen op de zitting in hoger beroep. Desondanks heeft het hof besloten om de zaak inhoudelijk te behandelen.
Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte ten tijde van het ten laste gelegde feit in het bezit was van een verblijfskaart van een familielid van een EU-burger, waardoor de Terugkeerrichtlijn niet van toepassing was. Het hof heeft ook gekeken naar de Richtlijn 2004/38/EG, die het recht van vrij verkeer en verblijf voor EU-burgers en hun familieleden regelt. Het hof concludeert dat de ongewenstverklaring van de verdachte niet kon worden gerechtvaardigd, omdat er geen actuele, werkelijke en voldoende ernstige bedreiging voor de Nederlandse samenleving was op het moment van zijn aanhouding.
Uiteindelijk heeft het hof het vonnis waarvan beroep vernietigd en de verdachte vrijgesproken van het ten laste gelegde feit. De beslissing van het hof is genomen in het licht van de Europese regelgeving en de omstandigheden van de zaak, waarbij de rechten van de verdachte zijn gerespecteerd.