In deze zaak gaat het om de partneralimentatie die de vrouw aan de man moet betalen. De man heeft in hoger beroep de beschikking van de rechtbank Rotterdam van 12 oktober 2012 aangevochten, waarin aan hem een uitkering tot levensonderhoud van € 905,- bruto per maand was toegekend. De vrouw heeft in incidenteel hoger beroep verzocht om deze beschikking te vernietigen en de partneralimentatie af te wijzen. De vrouw betwist de behoefte van de man en stelt dat hij onvoldoende heeft onderbouwd dat hij de door hem opgevoerde kosten daadwerkelijk maakt. Het hof heeft de feiten en omstandigheden van de zaak beoordeeld en is van oordeel dat de rechtbank de behoefte van de man op goede gronden heeft vastgesteld. De vrouw heeft haar stellingen over haar eigen draagkracht niet voldoende onderbouwd, waardoor het hof niet kan concluderen dat zij niet in staat is de vastgestelde partneralimentatie te voldoen. Het hof heeft de bestreden beschikking bekrachtigd en de proceskosten in hoger beroep gecompenseerd, zodat iedere partij de eigen kosten draagt. De uitspraak is gedaan op 5 juni 2013.