ECLI:NL:GHDHA:2013:2893

Gerechtshof Den Haag

Datum uitspraak
20 juni 2013
Publicatiedatum
1 augustus 2013
Zaaknummer
22-001514-11
Instantie
Gerechtshof Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak in hoger beroep voor opzettelijke mishandeling en poging tot zware mishandeling

In deze zaak heeft het Gerechtshof Den Haag op 20 juni 2013 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen het vonnis van de rechtbank Rotterdam van 9 maart 2011. De verdachte, geboren in Marokko in 1979, was in eerste aanleg vrijgesproken van opzettelijke mishandeling en poging tot zware mishandeling. De officier van justitie had hoger beroep ingesteld tegen deze vrijspraak. Tijdens de zittingen in hoger beroep op 8 november 2012, 20 februari 2013 en 6 juni 2013 heeft het hof de vordering van de advocaat-generaal gehoord, die een gevangenisstraf van 15 maanden had geëist, waarvan 5 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren.

De tenlastelegging betrof een incident op 10 oktober 2010 te Rotterdam, waarbij de verdachte zou hebben geprobeerd een persoon genaamd [slachtoffer] van het leven te beroven of deze zwaar lichamelijk letsel toe te brengen met een mes. Subsidiair werd hem opzettelijke mishandeling ten laste gelegd. Het hof heeft echter geconcludeerd dat op basis van het dossier en het onderzoek ter terechtzitting niet buiten gerede twijfel kon worden vastgesteld dat de verdachte het letsel had toegebracht aan de aangever. Hierdoor was niet wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte de ten laste gelegde feiten had begaan.

Het hof heeft daarom het vonnis waarvan beroep vernietigd en de verdachte vrijgesproken van zowel de primair als subsidiair ten laste gelegde feiten. De beslissing van het hof is genomen in het belang van de rechtszekerheid en de waarheidsvinding, waarbij de verdachte de voordelen van de twijfel heeft gekregen. De uitspraak is gedaan in aanwezigheid van de griffier, mr. F.L.C. Schoolderman, en is openbaar uitgesproken.

Uitspraak

Rolnummer: 22-001514-11
Parketnummer: 10-731262-10
Datum uitspraak: 20 juni 2013
TEGENSPRAAK

Gerechtshof Den Haag

meervoudige kamer voor strafzaken

Arrest

gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de rechtbank Rotterdam van 9 maart 2011 in de strafzaak tegen de verdachte:

[verdachte],

geboren te [[geboorteplaats] (Marokko) op [geboortejaar] 1979,
[adres].
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg en het onderzoek op de terechtzittingen in hoger beroep van dit hof van 8 november 2012, 20 februari 2013 en 6 juni 2013.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte ter zake van het impliciet subsidiair ten laste gelegde (poging tot zware mishandeling) zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 15 maanden, met aftrek van voorarrest, waarvan 5 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaren.
Procesgang
In eerste aanleg is de verdachte vrijgesproken van het ten laste gelegde.
De officier van justitie heeft tegen het vonnis hoger beroep ingesteld.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 10 oktober 2010 te Rotterdam ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk een persoon genaamd [slachtoffer] van het leven te beroven, althans zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet met een mes, althans een scherp en/of puntig voorwerp in de borstkas, in elk geval in het lichaam, heeft gestoken en/of gesneden, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
Subsidiair, voor zover het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 10 oktober 2010 te Rotterdam opzettelijk mishandelend een persoon (te weten [slachtoffer]), met een mes, althans een scherp en/of puntig voorwerp in de borstkas, in elk geval in het lichaam, heeft gestoken en/of gesneden, waardoor deze letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden;
Het vonnis waarvan beroep
Het hof zal het vonnis waarvan beroep om proceseconomische redenen vernietigen en daarom opnieuw rechtdoen.
Vrijspraak
Op grond van de zich in het dossier bevindende stukken zoals daarvan is gebleken uit het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep, kan naar het oordeel van het hof niet buiten gerede twijfel worden vastgesteld dat het de verdachte is geweest die bij de aangever het letsel heeft toegebracht. Derhalve is naar het oordeel van het hof niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen aan de verdachte is ten laste gelegd, zodat de verdachte daarvan behoort te worden vrijgesproken.
BESLISSING
Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht.
Verklaart niet bewezendat de verdachte het
primair en subsidiair ten laste gelegdeheeft begaan en
spreektde verdachte daarvan
vrij.
Dit arrest is gewezen door
mr. C.P.E.M. Fonteijn-van der Meulen, mr. R.M. Bouritius en mr. G. Knobbout, in bijzijn van de griffier
mr. F.L.C. Schoolderman.
Het is uitgesproken op de openbare terechtzitting van het hof van 20 juni 2013.